In de Tragiek van de bevrijding krijgen we gruwelijk gedetailleerd de geschiedenis mee van de Chinese communistische revolutie tussen 1945 en 1957. Het boek van Frank Dikötter is de voorloper van zijn boek over Mao Zedongs massamoord tijdens de periode van de Grote Sprong Voorwaarts van 1958 tot 1962. En opnieuw is het een goed boek geworden.
Op basis van nieuw, recent vrijgekomen Chinees archiefmateriaal doet Dikötter uit de doeken hoe Mao Zedong en zijn trawanten na een harde burgeroorlog in 1949 de Volksrepubliek China oprichtten en hoe ze de macht behielden. Het relaas is bloeddoorlopen en schokkend. Het verhaal van het Chinese communisme is veelzijdig. Maar wel veelzijdig in negatieve zin, met als hoofdbestanddelen geweld, intimidatie en gebroken beloften; beloften, want eerst wonnen de communisten met leugens de liefde van het volk om het daarna in het ongeluk te storten.
Het boek is chronologisch in vieren verdeeld. Deel I gaat over de burgeroorlog (1945-1949), deel II over de communistische machtsovername (1949-1952), deel III behandelt de fase van de gelijkschakeling (1952-1956) en het laatste deel belicht het verzet tegen het communistische regime in China (1956-1957).
Deel I: burgeroorlog (1945-1949)
Triest dieptepunt
Toen Japan zich in augustus 1945 overgaf, braken in China overal volksfeesten los: de Chinezen waren weer vrij. Dit feest duurde echter niet lang: binnen de kortste keren brak een burgeroorlog uit tussen de nationalisten van Chiang Kai-Shek en de communisten van Mao Zedong.
In Siberië zaten ongeveer een miljoen Russen,waarvan een deel ook China introk en de communistische Chinezen steunde. Dit deden de Russen ook met materiaal, zoals 700.000 geweren, 18.000 machinegeweren en 800 vliegtuigen.
Eind 1945 beschikte krijgsheer Mao reeds over een leger van een half miljoen Chinezen. Toen de Russen zich in april 1946 uit China terugtrokken, breidde Mao zijn machtsgebied verder uit. Een triest dieptepunt was de belegering van de Noord-Chinese stad Changchun, die 150 dagen duurde en eindigde op 16 oktober 1948. De communistische generaal Lin Biao bestookte de stad dag en nacht met luchtafweergeschut en artillerie.
Boomschorsen
Voorts omsingelden de aanvallers de stad volledig, zodat er niemand meer in of uit kon. De inwoners raakten zo erg uitgehongerd dat ze gras, insecten en boomschorsen opaten of vervielen tot kannibalisme. Uiteindelijk vielen er ongeveer 160.000 doden, net zoveel als enkele jaren eerder in Hiroshima.
De belegering en val van Changchun leidde tot zo’n panische angst onder de Chinese bevolking, dat de ene na de andere stad zich vrijwillig bij de communisten aansloot. Reeds op 22 januari 1949 capituleerde Beijing. Alle 240.000 nationalistische soldaten uit de stad werden gespaard omdat ze zich aansloten bij de maoïstische troepen. Nauwelijks tien maanden later, op 1 oktober 1949, riep Mao Zedong de Volksrepubliek China uit.
Deel II: machtsovername (1949-1952)
Brain drain
We lezen in dit deel van alles over massamigratie en over de meest grove schendingen van de mensenrechten uit de geschiedenis, met name tijdens de Grote Terreur van 1950-1951 (een panische beslissing van Mao uit angst voor verzetshaarden).
De totstandkoming van de Volksrepubliek China leidde tot een enorme uitstroom van mensen van allerlei rangen en standen, die hun kennis en kapitaal met zich meenemen. Er vond een heuse brain drain plaats. Tegelijk leidde Mao’s propaganda, via de pers en via familieleden, ertoe dat Chinese expats van over de hele wereld terugkeerden naar China, om er te laat achter te komen dat ze uiteindelijk niet in het paradijs waren beland.
Zelfmoord zesjarigen
De machtsovername op politiek niveau verliep snel. Politie en militairen begonnen al snel terreur uit te oefenen op de zogenoemde ‘zwarten’, de slechte klassen: landheren, rijke boeren, kapitalisten, intellectuelen en christenen. Zesjarige kinderen werden mishandeld of (dood)gemarteld omdat ze tot de ‘staatsvijanden’ zouden behoren. De praktijken waren zo erg dat zelfs zesjarige kinderen besloten om zelfmoord te plegen.
“Achter de schermen werden de gevaarlijkste vijanden van het nieuwe regime in alle stilte gevangengezet of terechtgesteld. Mensen werden aangemoedigd om elkaar aan te geven (als vijanden van het regime) en kregen daarvoor een beloning.” (83)
Deel III: gelijkschaling (1952-1956)
Kokend water
In deze fase vond de zuivering plaats binnen de gelederen van de communistische partij zelf. Schijnprocessen en massa-executies van ‘corrupte’ partijleden en ‘oplichters’ waren aan de orde van de dag. Dit opsporen van destructieve personen binnen eigen gelederen werd ook wel tijgerjacht genoemd.
Zonder enig vorm van proces of bewijs vervolgen talloze communisten hun ogenschijnlijk minder betrouwbare partijgenoten. De maoïstische paranoia leidde tot afschuwelijke vernederingen: “Verdachten werden in de sneeuw begraven, moesten op hete as knielen of werden met executie bedreigd.” (223) Op grote aanklachtbijeenkomsten dwong men ook arbeiders om bijvoorbeeld met een pot kokend water op hun hoofd geknield neer te zitten.
De baas beschuldigen
Slachtoffers van de openbare vernederingen en mishandelingen waren niet alleen fabrieksarbeiders, maar ook veel regeringsleden cq. partijgenoten, ambtenaren en vooral de rijkere bourgeoisie. De verzonnen aanklachten varieerden van het stelen van staatsgeheimen, corruptie en belastingontduiking tot omkoping of contractbreuk. Vrijwel iedereen kon nu het slachtoffer worden van Mao’s paranoïde controledwang: “De rechtsstaat werd opgeheven. Volkstribunalen namen de plaats in van de onafhankelijke rechtbanken.” (229)
De gevolgen van dit alles voor de Chinese samenleving waren desastreus: vrijwel iedere burger was constant angstig en het staatsbestel en de economie kwamen volledig stil te liggen doordat niemand meer besluiten durfde te nemen uit angst om op een schavot te belanden. Het ging zelfs zo ver dat havenarbeiders zo druk bezig waren met het beschuldigen van hun bazen, dat ze geen tijd hadden om de katoenschepen in de havens te lossen.
Verder was de Communistische Partij druk met het doorvoeren van een verregaande indoctrinatie, hersenspoeling en censuur. Een uitgeverij die in 1951 liefst 8000 titels in druk had klaarliggen, mocht daarvan na controle maar 1250 publiceren.
Deel IV: verzet (1956-1957)
Ratten fokken
Naast de censuur – om tegengeluiden te onderdrukken – waren de maoïsten ook druk met het creëren van mooie dekmantels, zoals het organiseren van prachtige militaire parades die massa’s juichende mensen doorkruiste. De propagandamachine van de militaire, industriële en agrarische successen draaide in de jaren 1950 op volle toeren. Overal verrezen prestigieuze gebouwen: de fraaie studentenhuizen van de Beijing Universiteit en bijvoorbeeld het Huis van het Volk in Xi’an.
De realiteit in China was echter totaal anders: woningnood alom, veel armoede, een verslechterende volksgezondheid en een inflatie die de loongroei oversteeg. Om de volksgezondheid te verbeteren had Mao’s partij het geniale idee bedacht om voor elke gevangen rat een beloning uit te keren. Dit leidde ertoe dat verscheidene mensen juist ratten gingen fokken om hun lage inkomsten te compenseren, waardoor de rattenpopulatie alleen maar toenam (352).
Destalinisatie
In 1952 waren eerst de ondernemers op communistische wijze aangepakt. Ze moesten hun bezittingen inleveren en openbare scheldpartijen ondergaan, waardoor alleen al in Shanghai in twee maanden 600 ondernemers zelfmoord pleegden. In 1956 waren de eerste boeren aan de beurt en moesten zij grond, gereedschappen en vee afstaan aan de staat. Een jaar later volgden de intellectuelen, van wie er een half miljoen naar de Goelag gestuurd werden.
Het is niet vreemd dat rond 1956 het verzet toenam, vooral nadat Nikita Chroesjtsjov op het Twintigste Partijcongres (25 februari) zijn bekende destalinisatierede hield. Mao reageerde op 25 april 1956 door aan te kondigen dat China een eigen communistische koers ging varen, zónder de Sovjet-Unie. Voorts besloot Mao in 1958 een versnelde collectivisatie door te voeren onder de projectnaam ‘De Grote Sprong Voorwaarts’, bedoeld om van China een supermacht te maken. De hongersnood die China van 1959 tot 1962 teisterde, zou aan minstens 20 miljoen Chinezen – maar er zijn ook schattingen die uitgaan van 43 miljoen – het leven kosten.
Slot
Hier eindigt het schokkende relaas van Dikötter. Zijn boek is meeslepend en dramatisch tegelijk. Dikötter laat haarscherp zien hoe en waarom de communistische idealen ten onder gingen in een lafhartige dictatuur. Hij heeft talloze Chinese archieven geraadpleegd die vooral de persoonlijke drama’s uit de doeken doen en het verhaal van het Chinese communisme zo vlees en bloed geven.
Tragiek van de bevrijding bevat een uitgebreide literatuurlijst met actuele en specialistische titels. Prettig zijn de illustraties in het midden, terwijl de namen- en zakenindices de informatie goed toegankelijk maken.