Het was een spannend verhaal:
Mart Bax zat die avond in 1992 aan tafel in het dorpje Bijakovici in Bosnië-Herzegovina, toen de stilte werd verscheurd door het geluid van een zware ontploffing. Hij sprong op om te kijken wat er aan de hand was, maar werd door zijn gastheer teruggedrukt in zijn stoel. “Het is niets. We blijven binnen.”
Vragen bleven onbeantwoord, tot hij de volgende dag werd meegenomen in de richting van het buurdorp Surmanci, over een totaal verwaarloosde weg. Via een veel beter onderhouden zijpad bereikte Bax een vormloze hoop stenen. “Hier stond een Servisch Cetnik-monument. Het vervloekte ding is door kameraden opgeblazen”, was de simpele uitleg.
Verdere nieuwsgierigheid lokte alleen maar ergernis uit. “Jij vraagt altijd: waarom? Heb je dan niet gemerkt dat niemand hier vragen over Surmanci wil beantwoorden; dat niemand, zelfs geen taxi, ooit naar Surmanci rijdt; dat geen enkele wegwijzer aangeeft waar Surmanci ligt; dat iedereen doet alsof Surmanci niet bestaat? Voor ons is Surmanci dood; we willen het vergeten.”
Het was, vertelde Mart Bax, hoogleraar antropologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, voor hem aanleiding geweest voor een speurtocht naar ‘het geheim van Surmanci’. Hij ontdekte dat de wortels van het conflict met voortdurende gewelddadigheden tussen de verschillende bevolkingsgroepen al eeuwen oud waren en telkens weer nieuwe impulsen had gekregen. De Tweede Wereldoorlog, met zijn tegenstellingen tussen Servische Cetniks en fascistisch Kroatische Ustasja’s, had de problemen alleen maar versterkt. Tijdens de opgelegde vrede in de Joegoslavische eenheidsstaat van Tito ging de controverse ondergronds door. En nu, doordat de Joegoslavische nationaliteitenstrijd door de Servische president Milosevic weer in alle hevigheid oplaaide, kwamen ze weer aan de oppervlakte.
Het verhaal, Het mes wordt niet bot en het geweer niet roestig, werd op 16 juni 1995 gepubliceerd in de Apeldoornse Courant en aangesloten regionale dagbladen van de Persunie. Aanleiding voor het gesprek was het verschijnen van het boek van Mart Bax, Medjugorje: Religion, Politics and Violence in Rural Bosnia. De Joegoslavische Burgeroorlog was in volle gang en leek in een uitzichtloos stadium te zijn beland. En inderdaad werd in 1992, ter herdenking van 650 vrouwen en kinderen die in 1941 door Kroaten uit Surmanci werden gedeporteerd, een monument gebouwd, dat volgens Wikipedia later ‘door die oorlog’ werd verwoest.
Het was toen, voor wie weleens een Joegoslavisch boek van A. den Doolaard had gelezen en dagelijks met de actuele verschrikkingen van de strijd tussen Serviërs, Kroaten en moslems werd geconfronteerd, een volstrekt geloofwaardig verhaal
Argeloze pelgrims in Medjugorje
In het boek probeerde Bax de religieuze gevoelens, de politiek en het geweld in Bosnië begrijpelijk te maken in de context van Medjugorje; een katholiek Kroatisch dorp ten zuiden van Mostar in Herzegovina. Nadat Maria er in 1981 aan zes kinderen zou zijn verschenen werd het een drukbezocht bedevaartsoord, waar intussen tientallen miljoenen gelovigen troost hebben gevonden.
Volgens Bax was het in 1995 een centrum van Kroatisch nationalisme geworden.
Op de heilige plaatsen zijn Kroatische symbolen aangebracht; naast religieuze gezangen weerklinken er ooit verboden Kroatische liederen; behalve souvenirs van de Heilige Maagd zijn er bustes van de Kroatische leider Tudjman en zelfs hakenkruizen te koop. Het moet allemaal suggereren dat Maria achter Kroatië staat.
En hij beschreef hoe, temidden van volstrekt argeloze pelgrims, de historische stammenstrijd er gewoon doorging:
Er volgde een reeks gewelddadige incidenten, waarbij schade aan have en goed werd toegebracht. De aanwezige pelgrims zagen af en toe vluchtelingen vertrekken met veel bagage; vooral vrouwen en kinderen. Ze begrepen dat het ‘door de oorlog’ kwam. Er volgde wraak; oude rekeningen weren vereffend; geregeld hingen er ’s morgens lijken aan een boom. Tot mei 1992 vielen er zo’n tachtig slachtoffers.
Toen volgde de definitieve afrekening. Een eenheid van extremistische Kroaten opende een verrassingsaanval op de Ostojici’s. Volgens de geruchten werden rond honderd mensen, de meesten mannen, in een ravijn in de buurt geworpen.
De overlevenden sloegen op de vlucht. Hun beschadigde huizen, pensions en winkels werden overgenomen door leden van de twee andere clans en in ijltempo opgeknapt. De dorpelingen excuseerden zich voor het ongemak: ‘de oorlog’. De bedevaartsgangers toonden alle begrip. Ze waren blij dat plaatselijk ‘de vrede’ was hersteld en dankten de Heilige Maagd voor haar bemiddeling. Het ontging hen dat ze heel andere gastheren hadden gekregen.
Ontmaskering
In 2008 begon de ontmaskering. De Duitse journalist Norbert Nappes-Niediek onthulde in de Frankfurter Rundschau (27 augustus 2008) dat onderzoek in de omgeving onomstotelijk had uitgewezen dat er in de door Bax genoemde periode geen sprake was geweest van een vlucht van 600 mensen en al helemaal niet van zijn 140 slachtoffers. ‘Over Bosnië, lijkt het wel, kan men schrijven alsof het om een stammenoorlog gaat in Papoea-Nieuw-Guinea in de negentiende eeuw’.
De twijfel was gezaaid. Er volgden meer kritische beschouwingen. In december 2012 publiceerde Frank van Kolfschooten zijn boek Ontspoorde wetenschap en maakte duidelijk dat er zich naast Diederik Stapel meer fantasten met wetenschapsfraude bezighielden. Het boek betwijfelde het waarheidsgehalte van Bax’ publicaties over bedevaartsplaatsen in Brabant en Herzegovina.
Dat was aanleiding voor de Vrije Universiteit om een commissie in te stellen onder leiding van prof. dr. Michael Baud
van de Universiteit van Amsterdam (en het onderzoek in 2001 naar de vader van Maxima naan aanleiding van het voorgenomen koninklijk huwelijk) die gisteren met zijn conclusies kwam. Het rapport Draaien om de werkelijkheid (pdf, 47 pag. + 20 pag. bijlagen) constateert ‘wetenschappelijk wangedrag’ en laat niets heel van met name de oncontroleerbare verslaglegging van Bax’ onderzoeken (archieven vernietigd, getuigen dood of onvindbaar, gefantaseerde bronnen) en constateert daarnaast dat hij wetenschappelijke publicaties met geringe wijzigingen tientallen malen als ‘nieuw’ aanbood.
Het is een wetenschappelijke afgang voor een antropoloog, die in zijn glorietijd hoog stond aangeschreven en sinds 2002 met emeritaat is. Persoonlijk ben ik er ook verbijsterd over, omdat ik me onze ontmoeting herinner als heel interessant, terwijl ik daarover kennelijk alleen maar onzin heb gepubliceerd. Maar Mart Bax was wel een uitstekende verteller.