De Merovingen, van drieste veroveraars tot ‘vadsige koningen’

Dynastie van Frankische koningen
10 minuten leestijd
De Merovingische stamvaders Chlodio, Merovech en Childerik in een stamboom van de Habsburgers. Prent van Robert Péril, Antwerpen 1533-1535, het eerste van twintig bladen.
De Merovingische stamvaders Chlodio, Merovech en Childerik in een stamboom van de Habsburgers. Prent van Robert Péril, Antwerpen 1533-1535, het eerste van twintig bladen.

Onder de Frankische dynastie van de Merovingen (481-751) ontstond in het tegenwoordige Frankrijk, Duitsland, Nederland, België en Luxemburg een cultuurgebied waarin Germaanse en Romeinse elementen samensmolten. Nadat koning Clovis (Chlodovech) zich in 496 had bekeerd, werd het katholieke christendom de heersende religie. Na het uiteenvallen in diverse Merovingische koninkrijken nam de macht van de intussen ‘vadsige koningen’ in de zevende eeuw af. De Karolingische hofmeier Pepijn III stuurde de laatste Merovingische koning Childerik III in 751 naar een klooster.

Hoofdgroepen

De Franken vestigden zich in de vierde eeuw in het noordwestelijk deel van het Romeinse rijk. Ze waren oorspronkelijk geen homogeen volk, maar een verbond van verschillende groepen en stammen, zoals de Tencteren (Tencteri), Bructeren (Bructeri) en Sicambriërs (Sugambri). De twee hoofdgroepen waren de Salische en Ripuarsche Franken. Gregorius van Tours, de grote geschiedschrijver van de Franken, vermeldde omstreeks 570 nog dat Clovis I omstreeks 500 een ‘Sicamber’ werd genoemd.

In 358 kregen de Salische Franken de status van Romeinse foederati (bondgenoten). In ruil voor belastingvrijdom moesten ze de rijksgrenzen verdedigen. De Franken gebruikten deze status om het huidige Nederland beneden de grote rivieren en een deel van het huidige België in handen te krijgen. In 440 stichtten ze hun eigen koninkrijk Taxandrië, met als centrum Doornik (Turnacum) in de zieltogende Romeinse provincie Gallia Belgica.

Legendarische stamvader

De Merovingische dynastie is genoemd naar de half-mythische Merovech, die volgens de overlevering twee vaders had. Zijn moeder was al zwanger, toen ze eens in zee ging zwemmen. Ze werd er verkracht door een zeemonster, dat haar voor de tweede maal bevruchtte. Toen Merovech werd geboren stroomden er twee soorten bloed door zijn aderen en door dat van zijn nakomelingen: het rode bloed van de Franken en het blauwe bloed van het raadselachtige zeemonster. De zegswijze van adellijk ‛blauw’ bloed zou teruggaan op deze Merovingische overlevering.

De naam Merovech verwijst volgens een negentiende-eeuwse verklaring naar de Nederlandse rivier de Merwede of Merowe (‘wijde stroom’), die langs het gebied vloeide waar de Salische Franken zich het eerst vestigden binnen de Romeinse rijksgrens, ongeveer in het gebied van de vroegere Bataven.

Merovech overwint Attila 451
Verzilverd bronzen reliëf met de overwinning van Merovech op de Hunnen (451). Emmanuel Frémiet, 1867. Metropolitan Museum of Art, New York.

De familierelatie van Merovech met een andere stamvader Chlodio is nevelig, vermoedelijk was hij diens zoon. Chlodio bezette Kamerijk, Doornik en het gebied tot aan de Somme in 428, en werd de ‘langharige koning’ genoemd. Hij en zijn nakomelingen droegen hun haar lang uit een bijna magisch motief: hun speciale koninklijke waardigheid schuilde in hun lange manen, die hen onderscheidden van hun onderdanen. Merovech voerde de Frankische hulptroepen aan in het Romeinse leger, dat in 451 de Hunnen versloeg op de Catalaunische velden. Zeven jaar nadien stierf hij, en werd opgevolgd door zijn zoon Childerik I.

De schat van Childerik

Kopie van de zegelring van Childerik.
Kopie van de zegelring van Childerik.
Childerik I (ca. 436-481) streed in Romeinse dienst in verschillende campagnes tegen de Saksen en Visigoten, en was tegelijk op persoonlijke titel ‘koning’: Childerici regis, vermeldde zijn zegelring, een gebruikelijke combinatie bij Germaanse vorsten die als foederati van Rome fungeerden. Op zeker moment zou Childerik door zijn eigen volk of elite zijn verstoten, omdat hij zich vaak vergreep aan adellijke en vrije vrouwen. Acht jaar verbleef hij in ballingschap in Thüringen, en kwam tenslotte thuis met zijn bruid Basina. Tijdens Childeriks bewind werd de laatste West-Romeinse keizer Romulus Augustulus aan de kant geschoven door de Germaanse hoge officier Odoaker (476), zodat Childerik met één been in de oudheid en met het andere in de middeleeuwen staat. Hij stierf in november 481 en werd opgevolgd door zijn enige zoon Chlodovech of Clovis.

Childeriks graf werd in 1653 bij toeval gevonden bij de Sint-Brixiuskerk in Doornik. Het bevatte onder meer eenentwintig (heidense) paardenoffers, een volledige wapenuitrusting, honderden gouden en zilveren munten, een collectie sieraden en juwelen, waaronder driehonderd met granaat bezette gouden bijen, een met goud en inlegwerk versierd pronkzwaard, een gouden stierenkop en Childeriks zegelring. De schat werd in november 1831 gestolen uit de Nationale Bibliotheek in Parijs. Toen de daders waren gepakt, bleken er van de 80 kilo gestolen goud 77 te zijn omgesmolten.

het zwaard van koning Childerik I in een negentiende-eeuwse publicatie
het zwaard van koning Childerik I in een negentiende-eeuwse publicatie (Rijksmuseum)

Clovis, schepper van Frankrijk?

Childeriks zoon Clovis I (465-511) kwam aan het bewind toen hij ongeveer zestien jaar oud was. In 486 versloeg hij de Gallo-Romeinse koning Syagrius bij Soissons, waardoor noordelijk Gallië (weer) in Frankische handen viel. Hij vestigde zijn hoofdzetel in Parijs. Dankzij het uitroeien van zijn vorstelijke verwanten verwierf Clovis de controle over heel Romeins Gallië, dat ruwweg overeenkomt met het huidige Frankrijk. Dit land dankt dus zijn naam aan de Franken en heeft, meer dan Nederland, altijd een levendige historische belangstelling gekoesterd voor de Merovingen (of Merovingers).

Clovis versloeg tot 507 achtereenvolgens de Alemannen, Bourgondiërs, Thüringers en Visigoten. Hij was nu koning over een rijk met een gemengde Germaanse en Gallo-Romeinse bevolking, waarvan de Franken een ‘dunne’ toplaag vormden. Hierdoor voltrok zich in de zuidelijke regionen onder de Franken een zeer snelle romanisering. De oude Gallo-Romeinse elite raakte snel met de Frankische adel vermengd door onderlinge huwelijken. In de dunner bevolkte noordelijke gebieden bleef de culturele signatuur overwegend Germaans.

Bekering

Om politiek-strategische redenen en op aandringen van zijn later heilig verklaarde echtgenote Clotilde besloot Clovis christen te worden. Met zijn bekering kreeg hij de goed georganiseerde katholieke kerk aan zijn zijde en was een belangrijke belemmering weggenomen voor acceptatie van het Frankische gezag door de Gallo-Romeinse, christelijke elite.

Doop van Clovis. Schilderij van F.L. Dejuinne Hardy (1786-1844)
Doop van Clovis. Schilderij van F.L. Dejuinne Hardy (1786-1844)

Het bekeringsverhaal is vrijwel zeker legendarisch. Op het dieptepunt van de slag bij Tolbiac tegen de Alemannen (496) riep Clovis vergeefs de Germaanse oorlogs- en dodengod Wodan aan. Vervolgens bad hij tot Christus, met de belofte zich te bekeren als hij de overwinning behaalde. Dit gebeurde en Clovis liet zich dopen door Remigius van Reims (Saint-Rémi). Deze historie lijkt sterk op de bekering van keizer Constantijn de Grote in 312.

Clovis’ bekering betekende dat het Frankische rijk als eerste in Europa na de val van Rome officieel katholiek werd, hetgeen Frankrijk de benaming ‘oudste dochter van de katholieke kerk’ opleverde. De Franse historicus Ernest Lavisse betoogde terecht dat de bekering van Clovis oppervlakkig was:

De vriendelijke en vredige moraal van het evangelie raakte zijn hart niet.

Wankele top, stevige basis

Merovingische riemgesp met christelijke symboliek, zevende eeuw. Musée d'Archéologie nationale, Saint-Germain-en-Laye.
Merovingische riemgesp met christelijke symboliek, zevende eeuw. Musée d’Archéologie nationale, Saint-Germain-en-Laye.
Clovis’ zonen Theuderik I, Chlodomer, Childebert I en Chlotarius waren even meedogenloos als hun vader. Toen Chlodomer tijdens de Bourgondische oorlogen sneuvelde, vermoordden diens broers onmiddellijk de erfgenamen. Het Bourgondische rijk werd in 534 door de Franken geannexeerd.

Eén factor stond garant voor de voortdurende onrust en burgeroorlogen die enkele eeuwen aanhielden. De landen van Frankische koningen golden als hun persoonlijk eigendom. Bij de dood van de vader werd het rijk verdeeld onder alle zoons: een onfeilbaar recept voor strijd, broedermoord en eindeloze intriges. Nadien zou door deze traditie ook het enorme rijk van Karel de Grote snel verbrokkelen en uiteenvallen.

De top van de machtsstructuur was wankel, maar Clovis’ rijk had bij zijn dood vooral in de zuidelijke gebieden stevige fundamenten: de steun van de kerkelijke organisatie, het laat-Romeinse ambtenarensysteem, het belastingstelsel en de economische infrastructuur.

Van de Romeinen namen de Merovingen ook de autocratische trekken van het caesarendom over; de macht van de adel werd beknot, de koning was niet langer de ‘eerste onder zijn gelijken’ zoals bij de oudere Germaanse duces of hertogen (krijgsheren), maar alleenheerser. Onder invloed van het gecodificeerde Romeinse recht werd de Lex Salica vastgesteld, in navolging overigens van de Bourgondiërs en Visigoten.

Lex Salica
Beginpagina’s van de Lex Salica, door Clovis ingevoerd tussen 486 en 507. De afgebeelde kopie stamt uit 793. Links de maker Mandalgarius, kanunnik in Besançon.

Drie koninkrijken

Uit de chaos van opsplitsingen en herenigingen ontstonden in de zesde eeuw drie Frankische koninkrijken: Neustrië, ‘het nieuwe land’ in het westen, Austrasië in het oosten en Bourgondië in het zuiden. Austrasië was het land van de Ripuarische Franken, die nog lang een eigen identiteit behielden.

Clovis’ kleinzoon Theudebert I, koning van Austrasië in 533-548, was de eerste Merovinger die eigen gouden munten liet slaan met de Romeinse titel augustus, opnieuw een verwijzing naar het rijk dat tot het einde van het Frankendom en de Karolingen de grote inspiratie zou blijven, en nadien voort echode in het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie.

Aangrenzende landen zoals Bretagne en Aquitanië stonden doorgaans onder Frankische invloed, waaraan ze dankzij de interne Merovingische strijd regelmatig tijdelijk wisten te ontsnappen. Ook Beieren verwierf aan het eind van de zevende eeuw weer een zelfstandige status. Anderzijds werden nog steeds gebieden toegevoegd, zoals Friesland in de vroege achtste eeuw. De Frankische expansie hield onder de Karolingen aan tot in de vroege negende eeuw.

Gouden solidus van Theudebert I, ca. 534
Gouden solidus van Theudebert I, ca. 534

Hofmeiers

De voortdurende onderlinge strijd speelde de Frankische aristocratie in de kaart. In 613 werd Chlotarius II ‘de Grote’ van Neustrië heerser over het hele Frankische rijk dankzij de steun van de hoge adel, die hem in ruil het Edictum Chlotarii afperste, met grote concessies. In elk van de drie rijksdelen functioneerde nu een maior domus of hofmeier als aanvoerder van het bereden koninklijke gevolg en bestuurder van de koninklijke domeinen. Een enorme machtspositie, die de hofmeiers min of meer tot deelkoningen maakte. Op termijn werd dit de doodsteek voor de Merovingische positie en de opstap voor de Karolingen naar de troon.

Dagobert I

Chlotarius II
Chlotarius II, in 613 koning van het gehele Frankische rijk. In: H.G. Moke, Geïllustreerde geschiedenis van België (1885)
Chlotarius’ oudste zoon Dagobert I (603-639) was de laatste Merovinger die nog werkelijk als soeverein regeerde. Hij kreeg een brede opvoeding, met Latijn en geschiedenis, houtbewerking en schrijnwerk, rijden en wapenhandel. Zijn vroomheid belette hem niet om op zijn pad naar de macht volgens Merovingische traditie diverse familieleden te vermoorden. Niettemin ging deze schatrijke vorst de historie in als ‘de goede koning’, mede wegens zijn wetgevende activiteiten. In navolging van de Lex Salica liet hij het recht van de Ripuarische Franken te boek stellen, de Lex Ripuaria (ca. 630). In Utrecht stichtte hij bij het oude castellum Traiectum het ‘kerkje van Dagobert’, tot kerstening van de Friezen met als nevendoel de uitbreiding van het Frankische gezag.

Brunhilde van Austrasië
De marteldood van Brunhilde van Austrasië in 613; historieprent uit de negentiende eeuw.
Een belangrijke adviseur van Dagobert was hofmeier Pepijn van Landen, ‘stamvader van de Karolingen’. Hij had zijn bloedige sporen al verdiend in de opstand tegen Sigebert II, koning van Austrasië en Bourgondië. Deze was in 601 op de troon gezet door één van die wilskrachtige vorstinnen waaraan de Merovingische geschiedenis rijk is: zijn Visigotische overgrootmoeder Brunhilde van Austrasië. De jonge Sigebert werd onthoofd en Pepijn maakte ook korte metten met Brunhilde. Hij liet de bijna tachtigjarige vrouw achter een wild paard voorttrekken en uit elkaar scheuren, na haar drie dagen te hebben gemarteld.

Polygamie

In 632 kwam Pepijn van Landen met de Austrasische adel in opstand, nadat hij kritiek zou hebben geuit op het zeer frequente overspel van de koning. Buiten zijn vele minnaressen leefde Dagobert ook officieel polygaam, een gebruikelijke Merovingische praktijk. Hij was vrijwel gelijktijdig getrouwd met de koninginnen Nanthild (een voormalige Saksische dienstmaagd), Wulfegundis en Berchildis. Daarvóór was hij nog gehuwd geweest met zijn aangetrouwde tante Gormatrude, maar dat huwelijk was ontbonden wegens kinderloosheid.

Handtekening van Dagobert I uit 628
Handtekening van Dagobert I uit 628
Onder druk van de adel moest Dagobert zijn twee- of driejarige zoon Sigebert III koning van Austrasië maken (633). Sigebert (630-656), zijn broer Clovis II (634-657) van Neustrië en hun nazaten zouden vanwege hun slappe koningschap en ondeugden de geschiedenis ingaan als ‘vadsige koningen’. Tijdens hun regeringsperioden vergrootten de hofmeiers hun macht aanzienlijk.

Marionetten op de troon

Dagobert stierf in januari 639 na een kort ziekbed; hij werd bijgezet in de door hemzelf gestichte basiliek van Saint-Denis. In totaal dertien ‘vadsige koningen’ bestegen na zijn dood nog de troon, alvorens de Merovingische dynastie in 751 aan de kant werd geschoven. Einhard, de biograaf van Karel de Grote (Vita Karoli Magni), keek omstreeks 830 zo terug op deze situatie:

Er restte de koning niets anders dan zich tevreden te stellen met zijn koninklijke titel, op zijn troon te zetelen – met zijn weelderige haardos en volle baard – en de schijn van heerser hoog te houden.

Onder deze vadsige koningen was Childerik II (ca. 653-675) een van de weinigen die streefde naar daadwerkelijke machtsuitoefening. Niet dat hij zijn edelen in de hand had. Nadat bisschop Theodardus van Maastricht bij hem had geklaagd over de terreur door edelen in zijn bisdom, werd hij door hen op reis vermoord. Hierom wordt Theodardus vaak afgebeeld met een zwaard dwars door zijn hoofd. Childerik liet de edelman Bodilo geselen, maar door deze vernedering spanden de Austrasische edelen nu ook tegen hem persoonlijk samen. Ze vermoordden hem in 675 op tweeëntwintigjarige leeftijd in de bossen van Lognes bij Chelles, met zijn vrouw Bilichilde en zijn oudste zoon Dagobert.

De H. Theodardus, bisschop van Maastricht
De H. Theodardus, bisschop van Maastricht, in 668 of 670 vermoord door Frankische edelen. Sint-Servaas, Maastricht. Foto H.M.D. Dekker.

De laatste Merovingen

De Karolingische hofmeier Karel Martel, die in 732 de Moren versloeg bij Poitiers, zette vanwege de legitimiteit nog enkele ‘vadsige koningen’ op de troon: Chlotarius IV, in 717/18 koning van Austrasië, en Theodorik of Theuderik IV. Nadat de laatste een aantal jaren in een klooster opgesloten had gezeten, nodigde Karel hem in 720 uit om als stroman de troon van Austrasië, Neustrië en Bourgondië te bestijgen. Karels overwinning bij Poitiers maakte zijn positie vervolgens zo onaantastbaar, dat hij na Theuderiks dood in 737 geen nieuwe koning meer aanwees.

Karels zonen Karloman en Pepijn (de vader van Karel de Grote) installeerden toch nog een laatste Merovingische koning (743). Deze Childerik III werd in 751 alweer door Pepijn afgezet en naar een klooster verbannen. Zijn zoon Theuderik V werd samen met zijn vader kortgeknipt, dus ontdaan van het belangrijke Merovingische symbool van het lange haar, en eveneens in een klooster opgeborgen.

De afgezette Childerik III wordt ontdaan van zijn koninklijke haar.
De afgezette Childerik III wordt ontdaan van zijn koninklijke haar. Uit: Henri Martin, L’Histoire de France Populaire, 1876 (ingekleurd)

Literatuur

– Matthias Becher, Merowinger und Karolinger (Darmstadt 2009).
– Matthias Becher, Chlodwig I. Der Aufstieg der Merowinger und das Ende der antiken Welt (München 2011).
– Jan J.B. Kuipers, ‘De Merovingen’, in: id., Karel de Grote. Stamvader van Europa (Zutphen 2016), 13-25.
– Annemarieke Willemsen, Gouden Middeleeuwen. Nederland in de Merovingische wereld, 400-700 na Chr. (3e dr., Zutphen 2016).
– Ian Wood, The Merovingian Kingdoms, 450-751 (London 1994).

Jan J.B. Kuipers (1953) publiceerde meer dan 80 boeken over veelal historische onderwerpen. Hij won verschillende prijzen en was stadsdichter van Middelburg. Bij Walburg Pers verschenen o.m. boeken over de Beeldenstorm, de VOC, de Franse tijd, de Hanze en tegenculturen in de twintigste eeuw.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×