Voor de meeste volkeren is 24 april een datum die geen bijzondere betekenis heeft. Zo niet voor de Armeniërs, die op deze dag “de grote ramp” (aghed in het Armeens) herdenken. Stilgestaan wordt dan bij de moord op meer dan 800.000 Armeniërs door de Osmaanse overheid in 1915. Startschot voor deze tragedie was de arrestatie van honderden leden van de Armeense elite in Constantinopel op 24 april 1915.
Voor een gebeurtenis van 100 jaar geleden zorgt de Armeense genocide nog altijd voor veel controverse. Veel Turken ontkennen dat hun voorouders voor deze massamoord verantwoordelijk waren en hebben het woord genocide tot taboe verklaard. Turkse journalisten die het drama erkennen kunnen rekenen op vervolging door de staat. Een deel van de Armeniërs reageert op hun beurt met haat op de Turkse ontkenning. Gedurende herdenkingsmanifestaties worden Turkse vlaggen verbrand en in het verleden pleegden Armeense nationalisten zelfs aanslagen op Turkse diplomaten om hun zaak op deze wrede wijze onder de aandacht te brengen van de wereld. Hoog tijd voor verzoening, zo dacht de Nederlands-Turkse onderzoekjournalist Sinan Can, die voor de VARA een televisiedocumentaire maakte over deze gevoelige kwestie.
Als partner van Sinan werd de Nederlands-Armeense musicalacteur Ara Halici bereid gevonden om zijn bijdrage te leveren. Het duo maakte met een filmploeg een roadtrip door Turkije en Armenië om op zoek te gaan naar de feiten. In het begin was het vooral Sinan die door het onderwerp geraakt werd. Hij vond het moeilijk te verkroppen dat zijn grootouders mogelijk een rol hadden gespeeld bij de genocide en had ook zijn vragen bij wat zich werkelijk afspeelde in 1915. Voor Ara speelde zijn Armeense afkomst nooit een rol van belang. Gedurende zijn volwassen leven was het zijn musicalcarrière waar alles om draaide. Voor een drama van een eeuw geleden was geen plaatst tussen de glitter en glamour. Nog meer dan zijn reispartner zou hij echter gedurende de zoektocht gegrepen worden door de Armeense tragedie. Dat is allemaal te zien in de documentairereeks “Bloedbroeders”, waarvan de eerste aflevering op 22 maart 2015 uitgezonden is.
Armeense sporen
Het gelijknamige boek bevat een door beide mannen afzonderlijk geschreven reisverslag en een reconstructie van hun familiegeschiedenis. Door hen wordt beschreven hoe de sporen van de tragedie die plaatsvond in het oosten van Anatolië zich tijdens hun reis aandienen. Op vele locaties waar eens een Armeense gemeenschap gebroederlijk samenwoonde met Turken en andere volkeren treffen de mannen de restanten aan van Armeense huizen en kerken. Nadat de Armeniërs gedeporteerd waren of vermoord, werden hun bezittingen veelal overgenomen door de Turken. Armeense inscripties in stenen vormen tegenwoordig het bewijs van de Armeense oorsprong van bouwwerken. Als het duo in het plaatsje Zakarya getuige is van hoe een vroegere Armeense kerk tegenwoordig in gebruik is als koeienstal en Sinan daar een ogenschijnlijk onschuldig grapje over maakt, wordt het Ara teveel. “Het is even klaar”, zo schrijft hij. “Genoeg. Zo veel steden en dorpen, zo veel vervaging van Armeense cultuur: dit is de druppel!”
Gelukkig is het niet enkel ellende dat de programmamakers op hun pad tegenkomen. In het dorp Günyayla (dat vroeger Türusa heette) ontmoeten Ara en Sinan de kleinkinderen van Hüseyin bey, die door Ara “de Oskar Schindler van Türasa” wordt genoemd. Het was dankzij deze islamitische Turk dat Ara’s overgrootmoeder en zijn grootvader Hapet en diens zussen de genocide overleefden. Nadat Hapets vader, samen met de andere volwassen Armeense mannen uit het dorp, was afgevoerd en vermoord en de vrouwen en kinderen gedeporteerd werden, nam de vroegere jeugdvriend van zijn vader hem en zijn moeder en zussen onder zijn hoede. Hij ving hen op in een gasthuis in de bergen, waar Hapet als schaapsherder werkte totdat het na de oorlog weer veilig was om tevoorschijn te komen. Het is dit huisje waar Ara en Sinan 100 jaar later mee naartoe genomen worden door de kleinkinderen van Hüseyin bey, gelegen op een idyllische plek in een bergweide. Deze locatie kan de verbroedering tussen de Turken en Armeniërs niet beter symboliseren.
Elders is die verbroedering soms ver te zoeken. Sinan is verbijsterd als een Turkse universitair docent hem vertelt over hoe hij en anderen op 24 april een bijeenkomst houden en bloemen leggen bij het graf van politicus Talat Pasja, één van de belangrijkste aanstichters van de Armeense genocide. “Een kwetsende en walgelijke actie”, zo verklaart Sinan onomwonden. Maar ook in Armenië staan ultranationalistische sentimenten toenadering in de weg. Als gedurende een fakkeltocht richting het genocidemonument in de Armeense stad Yerevan onder luid applaus de Turkse vlag verband wordt en anti-Turkse leuzen gescandeerd worden, onttrekt Sinan zich aan de bijeenkomst. Zijn kans om als Turk zijn oprechte spijt te betuigen voor wat de Armeniërs door zijn landgenoten een eeuw geleden aangedaan is, volgt op een later moment als hij één van de laatste overlevenden van de genocide ontmoet. Enigszins geforceerd aanvaardt de hoogbejaarde man zijn excuses. Verbroedering na 100 jaar.
Wie precies wil weten wat de oorzaken van de Armeense genocide waren, zal in het vlot leesbare boek van Sinan Can en Ara Halici niet voldoende informatie vinden. Hun onderzoek is veel meer emotioneel dan wetenschappelijk van aard. Desalniettemin behandelen ze het onderwerp vanuit meerdere gezichtspunten om een zo objectief mogelijke verklaring te kunnen vinden voor de catastrofe.
Zo komen ook de verzetsacties en gruweldaden door Armeniërs ter sprake, die vooraf gingen aan de genocide. Het betrof lokale acties van een beperkt aantal Armeniërs die de zwakke positie van het Ottomaanse rijk gedurende de Eerste Wereldoorlog wilden benutten ten gunste van hun onafhankelijkheidsstrijd. Hun worsteling met de genocide en de aanleiding daartoe wordt door beide schrijvers heel tastbaar beschreven. Hun beider familiegeschiedenis maakt inzichtelijk welke invloed de Armeense genocide had en heeft op individueel niveau en haalt de tragedie uit de politieke sfeer waar die niet thuishoort.
Verbroedering tussen de Turken en Armeniërs lijkt nog ver weg, zo wordt in “Bloedbroeders” duidelijk, maar bijvoorbeeld de familiegeschiedenis van Ara Halici biedt wel een aanzet daartoe. Het verhaal van een historische figuur als Hüseyin bey geeft zowel de Armeniërs als Turken houvast. Voor beide volkeren kan het geruststellend zijn dat niet elke Turk een dader was en dat sommige Turken zelfs een heldenrol vervulden. Door dit verhaal te openbaren en andere positieve voorbeelden van menselijke verhoudingen tussen Armeniërs en Turken in heden en verleden te geven, leveren Sinan Can en Ara Halici in elk geval een sympathieke en inspirerende bijdrage tot Turks-Armeense toenadering, die brede navolging verdient.
Boek: Bloedbroeders – Sinan Can & Ara Halici