De ochtend van het buideltje gif
Door de dunne muur van de kast die hij de laatste tijd zijn slaapkamer noemde, hoorde de lijfknecht Pelard het geluid van een vloeistof die in een glas werd geschonken, en daarna dat van een slok, gevolgd door een lange stilte. Hij wist dat de keizer zich had vergiftigd. Een andere bediende had zijn pistolen verborgen, maar die voorzorgsmaatregel was onvoldoende geweest. Alleen de maker van het gif, de arts Yvan, wist van het dodelijke mengsel van opium, belladonna en kerstroos dat Napoleon sinds zijn Moskou-campagne twee jaar daarvoor in een zijden buideltje om zijn nek droeg.
Nu riepen de kamerheren om dezelfde Yvan. Het was drie uur ’s nachts, 13 april 1814, en ze stonden in de koninklijke slaapkamer van het enorme kasteelcomplex in Fontainebleau, op twee dagen rijden ten zuiden van Parijs. Napoleon was vierenveertig, had een vrouw, een ex-vrouw, een minnares, twee stiefkinderen en twee jonge zonen, van wie de een wettig was en de ander niet. Tijdens zijn koortsaanval sprak hij verscheidene namen uit: die van zijn verraders. Hij vroeg om de rode marokijnen portefeuille met brieven van zijn vrouw Marie Louise, zodat men die aan hun zoon, Napoléon, de koning van Rome, kon geven.
Yvan liet warme drankjes brouwen, bracht koude kompressen aan en liet zijn patiënt as uit de haard slikken om hem te laten braken. Tegen zonsopgang had de arts bevestigd wat hij al had vermoed: doordat het mengsel al twee jaar oud was en verdund was geweest met water, was het minder effectief geworden. Niettemin werkte de hele situatie hem op de zenuwen, en zodra hij klaar was, liet hij zich in een stoel vallen en schoot in een waanzinnige lachstuip. Daarna rende hij naar buiten, sprong op het eerste het beste paard dat hij kon vinden en ging ervandoor, zijn hoed in de modder achterlatend. Ze lieten Napoleon nog een paar uur slapen. Daarna stond hij op en ondertekende hij het laatste document van zijn abdicatie:
Nu de geallieerde machten hebben verklaard dat keizer Napoleon het enige obstakel is voor het herstel van vrede in Europa, verklaart keizer Napoleon, trouw aan de eed die hij bij zijn kroning heeft afgelegd, dat hij voor zichzelf en zijn opvolgers afstand doet van de tronen van Frankrijk en Italië en dat er geen persoonlijk offer is, zelfs niet dat van zijn leven, dat hij niet bereid is te brengen in het belang van Frankrijk.
In Parijs lazen mensen intussen kopieën van een verklaring die was getekend in naam van de Russische tsaar Alexander, maar in werkelijkheid was opgesteld door Charles-Maurice de Talleyrand-Périgord, Napoleons voormalige minister van Buitenlandse Zaken en nu de topdiplomaat die de Franse overgave in goede banen moest leiden. De verklaring benadrukte dat de geallieerde vorsten weliswaar Napoleons heerschappij niet langer erkenden, maar dat ze beloofden ‘de integriteit van het oude Frankrijk zoals het onder zijn wettige koningen had bestaan te respecteren’ en dat de mensen konden rekenen op Alexanders persoonlijke bescherming totdat een voorlopige Franse regering kon worden ingesteld.
Talleyrand – briljant, elegant, kruiperig – had Alexander onderdak aangeboden in zijn huis op de hoek van de rue de Saint-Florentin en de drukke rue de Rivoli, een van Napoleons weinige grootse stedenbouwkundige prestaties. Deze straat was bedoeld als een moderne triomfweg en genoemd naar de overwinning in zijn eerste Italiaanse campagne, die hem beroemd had gemaakt. Talleyrand en Alexander hadden al samengespannen sinds 1807, nadat Talleyrand uit protest tegen Napoleons beleid ontslag had genomen als diens minister van Buitenlandse Zaken. Als vice-grand électeur was hij echter deel blijven uitmaken van de kring van keizerlijke intimi, wat leidde tot de grap dat dit de enige ‘vice’ was die hij nog niet bekleedde. Hoewel Napoleon de hoger geboren Talleyrand afdeed als ‘een zijden kous vol stront’, waardeerde hij diens adviezen. Daardoor bleef Talleyrand toegang houden tot geheime militaire en diplomatieke informatie, waarvan hij grote delen doorbriefde aan de Russen en later aan de Oostenrijkers. Hoewel hij daarvoor betaald kreeg, werd Talleyrand waarschijnlijk toch vooral gedreven door de overtuiging dat hij de Franse bevolking moest redden van haar ooit veelbelovende maar inmiddels rampzalige heerser en dat een bondgenootschap met Alexander de beste kans op een blijvende vrede bood. Dit was de man van de beroemd geworden uitspraak:
‘Verraad is slechts een kwestie van datums.’
Met zachte hand wist Talleyrand Alexander en de andere geallieerde vorsten en ministers ervan te overtuigen dat Frankrijk moest worden geregeerd door een lid van de Bourbon-dynastie: Lodewijk Stanislaus Xaverius, de jongere broer van de onthoofde Lodewijk XVI. Hij zou uit ballingschap terugkeren om als Lodewijk XVIII een constitutionele monarchie te leiden. Talleyrand voorspelde dat de Franse Senaat, waarin nogal wat goede vriendjes van hem zaten, institutionele legitimiteit zou verlenen aan een Bourbon-monarchie en dat Lodewijk, ‘die altijd liberalere ideeën had gehad en in Engeland had gewoond, zou terugkeren met de gewenste opvattingen’.
De mensen wisten weinig over de verbannen Lodewijk, afgezien van zijn beroemde naam, en niemand onder de eenentwintig had ooit te maken gehad met een Bourbon op de Franse troon. Niettemin was wel duidelijk wat deze Lodewijk zo aantrekkelijk maakte. Hij was een levende schakel in een dynastieke keten die terugging op de zestiende-eeuwse grandeur van Hendrik IV en zelfs op de wortels van de Capet-dynastie, die nog voor de millenniumwende was gevestigd. Een Bourbon op de troon betekende niet alleen een definitief einde van het napoleontische tijdperk, maar ook een terugkeer naar orde – net zoals Napoleon bij zijn aantreden als Eerste Consul had verklaard dat de Franse Revolutie en daarmee de jaren van burgeroorlog eindelijk ten einde zouden zijn. De geallieerde leiders hadden nooit een helder idee geformuleerd over wat ze moesten doen na de val van Napoleon, als ze er al in slaagden hem te verslaan. Evenmin hadden ze tijdens hun strijd tegen Frankrijk ooit in het openbaar opgeroepen tot de volkomen vernietiging van de Bonaparte-dynastie. Veel topdiplomaten meenden dat een herstel van de Bourbons de minst afschuwelijke van de beschikbare opties was.
Om elke kans op een wanhoopsdaad weg te nemen gunden de geallieerden Napoleon lichte capitulatievoorwaarden. In de eerste plaats mocht hij zijn hoofd behouden, aangezien ze bang waren dat een executie Frankrijk in een burgeroorlog zou storten. In sommige kringen wekte hij immers nog steeds een koortsachtige verering op, vooral onder mensen die beroepsmatig doodden en stierven; en nu op zoveel pleinen nog steeds de bloedvlekken van de guillotineslachtoffers zichtbaar waren, wilde geen enkele heerser aansturen op een onthoofding om de overwinning te bekronen. Napoleon ontsnapte ook aan een zwaardere straf omdat de vorsten van Europa zichzelf nog steeds beschouwden als een kliek van gelijken, ‘neven’, zoals hij hen graag noemde, die ondanks bloederige conflicten met elkaar verbonden waren door bloed, geschiedenis en protocol. Alleen zij wisten hoe zwaar het was om te regeren en alleen zij begrepen dat een verslagen keizer behandeld moest worden met de eerbied die bij die titel hoorde, zelfs als de heerser in kwestie zichzelf die titel had gegeven, zoals in dit geval.
De vraag was nu waar hij naartoe moest. Als verbanning tot doel had een gevaarlijke figuur onzichtbaar en ineffectief te maken door hem uit zijn machtsgebied te verwijderen, vormde Napoleon een vreemd geval in de geschiedenis van de ballingschap. Hij ‘had nooit simpelweg in het centrum van de wereld gestaan’, zoals een van zijn biografen het stelde, ‘maar hij was dat centrum gewéést’. Voordat Napoleon Caulaincourt eropuit stuurde om over zijn overgave te onderhandelen, had hij hem gezegd dat hij moest aansturen op asiel in Groot-Brittannië. In zijn verbeelding zou hij daar een soort landheer-bestaan kunnen leiden als gast van het rijk dat hij na zijn eigen rijk het meest zei te respecteren. Toen Caulaincourt het idee voorstelde aan de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Castlereagh, zei die laatste dat hij geschokt was en zich ongemakkelijk voelde over het feit dat hij dat verzoek zelfs maar kreeg.
Intussen vroeg Napoleon per brief aan Marie Louise…
‘…een zeer krachtige brief naar je vader te sturen waarin je jezelf en je zoon onder zijn hoede stelt. […] Maak hem duidelijk dat de tijd is gekomen dat hij ons moet helpen.’
Haar vader was de Oostenrijkse keizer Frans I, die vier jaar daarvoor zijn toen achttienjarige dochter had uitgehuwelijkt aan de net gescheiden Napoleon. Met zijn tweeënveertig jaar was Frans ten tijde van de bruiloft slechts twee jaar ouder geweest dan de bruidegom, hoewel hij met zijn asgrijze haren, tengere gestalte en timide houding veel ouder leek dan hij was. Het huwelijk smeedde een ongemakkelijke band tussen de oudste en de jongste dynastie van Europa. De Habsburgse aartshertogin Maria Luisa werd Marie Louise van het Huis van Bonaparte, keizerin van Frankrijk. Frans had nu echter niets te winnen bij zijn band met zijn verslagen schoonzoon. ‘Het belang- rijkste is nu om Napoleon weg uit Frankrijk te krijgen,’ schreef hij aan zijn minister van Buitenlandse Zaken, graaf Klemens van Metternich. ‘En, alsjeblieft, zo ver mogelijk.’
Alexander speelde intussen met het idee van een ballingschap in Rusland. ‘Ik ben meer zijn vriend dan hij denkt,’ zei hij tegen Caulaincourt toen ze elkaar in Parijs ontmoetten om over de nasleep van Napoleons troonsafstand te onderhandelen. Ook al noemde hij zichzelf een ‘Engel’ die zijn kruistocht om de Franse ‘Antichrist’ te verslaan eindelijk had volbracht, Alexander koesterde nog steeds bewondering voor de militaire brille en het staatsmanschap van zijn vijand. Als Napoleon soms meedogenloos was opgetreden, was dat alleen maar omdat hij, net als Alexander, de waarde van impulsieve wreedheid begreep. Napoleon was al evenzeer onder de indruk geraakt van de lange en imponerende Romanov. ‘Als hij een vrouw was geweest,’ had hij ooit tegen zijn eerste vrouw Joséphine gezegd, ‘had ik hem, denk ik, tot mijn minnares gemaakt.’
De tsaar besefte uiteindelijk dat de andere vorsten waarschijnlijk liever niet zagen dat Napoleon onder zijn bescherming zou komen te staan, omdat die regeling de twee gevaarlijkste mannen ter wereld aan elkaar zou hebben gekoppeld, ook geografisch gezien. Zijn onderhandelingen met Caulaincourt over een alternatieve oplossing verliepen minder gespannen dan men zou verwachten; in de jaren dat Caulaincourt als ambassadeur in Sint-Petersburg had gewerkt, hadden de twee mannen een kameraadschappelijke band opgebouwd. Na tien dagen onderhandelen kwam de tsaar met een oplossing die slechts iets minder excentriek was dan een ballingschap in Rusland.
Elba
Waarom Alexander Elba als Napoleons ballingsoord heeft gekozen, blijft een raadsel. Hij en Caulaincourt hadden al vroeg in hun besprekingen geopteerd voor een eiland, waarbij Korfoe, Sardinië en zelfs Corsica als optie de revue passeerden. Er kleefde een zekere symmetrie aan het idee om deze omhooggevallen eilandbewoner weer terug in zee te gooien, als een waarschuwing van de meest hereditaire vorst en heerser over het grootste landrijk van Europa aan andere parvenu’s die het waagden hun grenzen te overschrijden. Alexander heeft Elba misschien als een verstandige keuze beschouwd omdat het slechts op een dag varen van Piombino lag, waardoor hij Napoleon kon isoleren van het vasteland maar hem tegelijkertijd goed in de gaten kon houden. Misschien heeft hij ook Napoleon de heerschappij over een klein, relatief goed beschermd en door water omgeven stukje land gegund omdat hij zich oprecht zorgen maakte om zijn veiligheid en hij zo tegemoet kon komen aan zijn religieuze overtuigingen, die pleitten voor vergevingsgezindheid en grootmoedigheid. Maar misschien had de tsaar met Elba het onbeduidendste gebied gevonden dat hij kon bedenken en had hij zijn gevallen vijand daarheen gestuurd om hem te vernederen. Hij liet zijn bondgenoten overigens weinig keus, wat zijn overwegingen ook waren. Op een avond in Parijs kondigde hij het besluit simpelweg aan als een voldongen feit, alsof hij zijn pas verworven status als de machtigste vorst ter wereld op de proef wilde stellen en hij iedereen uitdaagde zich tegen hem te verzetten.
De andere vorsten en hun ministers waren geschokt door de vrijpostigheid waarmee Alexander namens hen allen had onderhandeld. De Britse delegatie vreesde dat Napoleon de Elbanen misschien zou overhalen om de harde kern van een leger te vormen, waarmee hij amok kon maken op het vasteland. Castlereagh meende dat Alexander zich in zijn dadendrang weer eens liet overmeesteren door zijn emoties ten aanzien van Napoleon, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn uiterst persoonlijke en quasimystieke queeste om de Franse keizer te verslaan. Castlereagh besefte echter dat het op dit moment het allerbelangrijkst was Napoleon van zijn troepen te scheiden en een burgeroorlog af te wenden. ‘De hele natie is verlost van haar eden aan Buonaparte, maar gebonden aan nÃémand,’ schreef hij aan zijn minister-president. ‘Dit is een gevaarlijke situatie.’ Hij zag er geen heil in de heerser van een natie die zeventig keer groter was dan Groot-Brittannië uit te dagen en ging akkoord met het merkwaardige idee van de tsaar, hoewel hij weigerde enig verdrag te tekenen dat de voorwaarden voor overgave vastlegde.
De Oostenrijkers beschouwden Alexanders keuze voor Elba, dat vlak bij hun Toscaanse gebieden lag, als een regelrechte belediging. ‘Ze geven aan een ander wat aan mijn familie toebehoort […] en Napoleon blijft te dicht bij Frankrijk en Europa,’ schreef Frans aan Metternich. Deze nieuwe situatie dwong Oostenrijk extra middelen in te zetten om Napoleon in toom te houden, waardoor het minder mensen kon vrijmaken om de westwaartse manoeuvres van Rusland tegen te gaan. Metternich beweerde dat hij, als hij Parijs een paar dagen eerder zou hebben bereikt, Alexander, ‘de grootste baby op aarde’, ervan zou hebben weerhouden zich te gedragen ‘als een schooljongen die aan zijn leraar is ontsnapt’. Hij voorspelde dat ze binnen twee jaar allemaal opnieuw op het slagveld zouden staan, maar hij wist dat het verzwakte rijk dat hij vertegenwoordigde niet in staat was Rusland tegenspel te bieden.
Talleyrand kende Napoleon het allerbest en had dan ook de meeste redenen om zenuwachtig te worden van Alexanders besluit. Persoonlijk vreesde hij het feit dat Napoleon nu vlak in de buurt van zijn schoonbroer, Joachim Murat, kwam te zitten, die zich had vastgeklampt aan zijn troon in Napels en daardoor nog steeds de belangrijkste macht in zuidelijk Italië was. (Na maanden van geheime onderhandelingen had Murat in januari van dat jaar een overeenkomst met de Oostenrijkers gesloten, waarbij hij zijn claim op Napels had versterkt en een vijand van de Fransen was geworden.) Talleyrand vond het echter ook hoog tijd worden dat heetgebakerde soldaten plaatsmaakten voor gedisciplineerde diplomaten, van wie hij zichzelf als de slimste en meest beschaafde beschouwde. De werkelijke machtsstrijd zou niet meer uitgevochten moeten worden op het slagveld of voor de publieke tribune, maar rond tafels en achter gesloten deuren. Hij had veel te winnen als hij Napoleon van het toneel kon verdrijven, en liefst een beetje snel. ‘Ik zie dat Talleyrand uiteraard zo veel mogelijk voor zichzelf gezorgd heeft,’ schreef een Britse functionaris tijdens de onderhandelingen aan Castlereagh.
Hoe vreemd het idee ook klonk, een verbanning naar Elba had ook enkele praktische voordelen. Het eiland was een subprefectuur van de Fransen, vallend onder de jurisdictie van het Département de la Mediterranée. Dat betekende dat het technisch gesproken deel uitmaakte van het Franse moederland, net als een groot deel van Noordwest-Italië. Napoleon had er in 1802 detachementen heen gezonden om het in te richten als basis vanwaaruit hij de Britse handel in de regio kon dwarsbomen. En hoewel het eiland in maritiem opzicht enige waarde had, betekende de overdracht ervan aan Napoleon nauwelijks een economisch verlies. Aan de overzijde van de Atlantische Oceaan waren eilanden zo waardevol dat de Fransen een halve eeuw daarvoor in hun wijsheid hadden besloten het suikerrijke Guadeloupe te behouden, en het niet met de Britten in te ruilen tegen heel Canada. Elba beschikte daarentegen over weinig natuurlijke hulpbronnen of industrie. Bovendien kon elk eiland dienen als een soort schone lei, zelfs wanneer het zo dicht bij het Europese vasteland lag als dit. Het was een terra incognita, een plek die maar weinigen van de betrokkenen goed of überhaupt kenden en die daarmee een lege ruimte was waarop ze allerlei bestcasescenario’s konden projecteren. Juist door hun geheimzinnige karakter waren eilanden zulke ideale beloningen voor zogenaamde avonturiers. Elba kon bovendien van de ene op de andere dag zonder al te veel gedoe worden omgevormd tot Napoleons leengoed. Er zijn geen gegevens waaruit blijkt dat de geallieerden ook maar één seconde hebben nagedacht over de gevolgen die deze staatkundige interventie voor het leven van de ruwweg twaalfduizend eilandbewoners kon hebben.
Verdrag van Fontainebleau
Afgevaardigden van de geallieerden (met uitzondering van de Britten) zetten hun handtekening onder het zogeheten Verdrag van Fontainebleau, ook al werd het in feite getekend in Talleyrands stadswoning in Parijs. Napoleon mocht zijn keizerstitel behouden en voor de rest van zijn leven Elba bezitten als een zelfstandig en soeverein vorstendom, zonder het recht het aan erfgenamen over te dragen. De Russen hadden bijna in hun eentje de voorwaarden van het verdrag opgesteld, hoewel de Britten meer manschappen, tijd en geld in de strijd tegen Napoleon hadden gestoken dan wie dan ook en de Oostenrijkers zonder meer het meest door hem vernederd waren. De Fransen werden geacht jaarlijks twee miljoen franc op te hoesten, die ze aan hun voormalige keizer moesten betalen in ruil voor zijn overgave, een andere belangrijke voorwaarde van het verdrag. Al met al waren de ondertekenaars het er allen over eens dat ze een gebrekkige oplossing hadden bedacht. Een Britse generaal die de vredesonderhandelingen van dichtbij volgde, schreef in zijn dagboek:
‘Napoleon hoeft op het eiland Elba in dit geval alleen maar geduld te betrachten. Zijn vijanden zullen zijn beste voorvechters zijn.’
Waarom waren de vijanden van Napoleon niet doodsbang voor het vooruitzicht dat ze de meest gevreesde generaal in de recente geschiedenis zouden neerplanten op een eiland op één dag varen van de Italiaanse kust? Het antwoord had vooral te maken met water. Eeuwenlang hadden de Europeanen de zee beschouwd als een grens tussen orde en chaos, en eilanden gezien als plekken die afgescheiden waren van het domein van het dagelijks leven, als aparte en zelfstandige werelden. Eilanden dienden als schuilplaats, als plek voor overgangsriten, als toevluchtsoord voor halfgoden, kluizenaars, martelaren, dolende ridders, piraten en smokkelaars; het waren gedroomde plekken voor mensen die op zoek waren naar seks, schatten en Utopia. Om dezelfde redenen vormden eilanden kant-en-klare gevangenissen waar je iedereen naartoe kon sturen die een gevaar voor de geordende samenleving leek. Napoleon zou zich voegen bij een lange rij mensen die, in werkelijkheid of in de verbeelding, naar een eiland verbannen waren geweest, van de Romeinse generaal Metellus Numidicus die filosofie studeerde op Rhodos, tot Johannes die met de openbaring worstelde op Patmos, en de mysterieuze gemaskerde gevangene op Île Sainte-Marguerite, over wiens leven Alexandre Dumas een roman zou schrijven.
De tien kilometer brede zeestraat die Elba van de Toscaanse kust scheidde, kan in de psyche van de mensen de omvang van een oceaan hebben gehad. De Elbanen noemden de landmassa aan de overzijde van het water continente, het continent, en niet terraferma, het vasteland. De geallieerde leiders leken dan ook een ogenschijnlijk gezonde logica te volgen: op dit kleine eiland zou Napoleon zich verder verwijderd voelen van de centra van de Europese macht dan als hij naar de verste uithoek van Siberië was gestuurd.
Boek: De onzichtbare keizer – Mark Braude