De Neolithische Revolutie staat bekend als de eerste landbouwrevolutie. Deze begon rond 10.000 v.Chr. in het Midden-Oosten, in de zogenaamde ‘vruchtbare halve maan’. Deze economische revolutie uit de Prehistorie markeert de overgang van de tijd van jagers en verzamelaars naar boeren. Mensen trokken na deze revolutie niet meer als nomaden rond, maar gingen landbouw bedrijven en vestigden zich in dorpen en steden.
Het begrip ‘Neolithische Revolutie’ is bedacht door de Australische archeoloog en filoloog Vere Gordon Childe (1892-1957). Neolithische slaat op de periode waarin de landbouwrevolutie zich voltrok, namelijk in het Neolithicum, de Nieuwe Steentijd. Deze tijd begon omstreeks 11.000 v.Chr. Er wordt van een revolutie gesproken omdat de landbouwrevolutie een enorme ommekeer was. Een ommekeer die zich mondiaal over een periode van duizenden jaren heeft uitgestrekt. Vanwege het langdurige proces van de landbouwrevolutie werd en wordt door sommige historici, onder wie R.S. MacNeish in 1964, ook wel gesproken over de ‘Neolithische Evolutie’.
Oorzaken van de Neolithische Revolutie
In de tijd voor de uitvinding van de landbouw trokken kleine groepjes mensen als jagers-verzamelaars rond. Als nomaden jaagden ze op dieren en verzamelden voedsel. Ze woonden niet op één plek, maar trokken achter de dieren/het voedsel aan. De oorzaak van het ontstaan van de landbouw was een klimaatverandering. De zomers werden warmer en droger, de winters zachter en natter. Hierdoor kon de landbouw zich ontwikkelen. Ook werd er een ploeg uitgevonden, die zorgde voor een aanzienlijke voedselverhoging en een bevolkingsgroei. Verder was een oorzaak dat er minder rendieren, gazellen en ander groot wild was waarop gejaagd kon worden.
Verspreiding landbouwrevolutie
De Neolithische Revolutie voltrok zich op meerdere plekken in de wereld, onafhankelijk van elkaar. Op sommige plekken tegelijk, maar niet overal op hetzelfde moment. Omstreeks 6500 voor Christus bereikte de landbouw het Middellandse Zeegebied en kwam ook terecht in Griekenland en op de Balkan. Mogelijk in verband met overstromingen rond de Zwarte Zee rond 6000 voor Christus begon het Neolithicum in de Balkan en Beneden-Donaugebied zich sterk te verspreiden.
In Noordwest-Europa kwam tussen ongeveer 6000-5500 voor Christus de landbouw op. Op het grondgebied van het huidige Nederland arriveerde de landbouw rond 5250 voor Christus, in Limburg. Daar ontstond toen een typische boerencultuur die wel aangeduid wordt als de Bandkeramiek.
Naast landbouw gingen de boeren vee houden. Dieren die belangrijk waren in de veeteelt waren schapen, geiten en varkens, die vanaf ongeveer 8000 voor Christus getemd gehouden werden. Hiervan konden ze het vlees, de melk en de huiden gebruiken. Ook gebruikte men potten om voedselvoorraden op te slaan.
Eerste steden
In Anatolië (in het huidige Turkije) en in Mesopotamië, het vruchtbare gebied tussen de Eufraat en de Tigris, ontstonden de oudste steden. Zoals de stad Catal Hüyük, die gebouwd werd vanaf 7400 voor Christus en tot 5700 voor Christus bewoond is. Hier woonden op het hoogtepunt ongeveer 10.000 mensen. De huizen hadden geen ramen of deuren: de bewoners betraden hun woning via een gat in het dak. Andere zeer oude steden waren Erbil in Irak – bewoond vanaf 6000 v.Chr. – en de steden Ur en Nineve.
Begraven van de doden
Duidelijk is dat de mensen in de vroege landbouwsamenleving geloofden in een leven na de dood. Dit was bij de Egyptenaren al zo, maar even bekend zijn de hunebedden in Noord-Nederland, die tijdens de Trechterbekercultuur van ongeveer 4900-2750 voor Christus zijn opgeworpen.
Boek: Onze vroegste voorouders – Leendert Kooijmans
Bronnen ▼
Boeken en artikelen
-R.S. MacNeish, ‘The Origins of New World Civilization’, Scientific American 211, nummer 5, 1964, pag.29-37.
Internet
-https://archeologieonline.nl/nieuws/landbouw-op-meerdere-plekken-in-het-midden-oosten-ontstaan (vgl. https://www.archaeology.org/news/4586-middle-east-farmers)
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Neolithische_revolutie