Halte op weg naar Santiago de Compostella
Reeds van in de vroege middeleeuwen vonden pelgrims langsheen de “Via Brabantica”, een diverticulum van de noordelijke route naar Santiago de Compostella, in Brussel een veilig onderdak en voedsel. Niet te verbazen dus dat reeds in het begin van de twaalfde eeuw een heus godshuis werd opgericht om aan de noden van deze bedevaartgangers tegemoet te komen. Een nadere kennismaking:
Ter inleiding
Naast Petrus, Andreas en zijn broer Johannes behoorde Jacobus de Meerdere tot de eerste apostelen die Christus omringden. Nadat volgens de “Legenda Aurea”, een dertiende- eeuwse verzameling van heiligenverhalen, Jacobus de marteldood stierf en zijn lichaam op wonderlijke wijze in het Spaanse Galicië aanbelandde, begon zijn graf langzamerhand pelgrims van heinde en ver aan te trekken. Al snel groeide de plaats, nu alom bekend als Santiago de Compostella, uit tot één van de bekendste Christelijke bedevaartsoorden.
Een Brussels bedehuis voor pelgrims
Vroeg middeleeuwse kronieken maken reeds gewag dat in de 12de eeuw een kapel verbonden aan het St-Jacobsgasthuis in Brussel de pelgrims op weg naar Santiago herbergde. In de 16de eeuw nam het aantal pelgrims naar Santiago echter danig af. Voornamelijk door het krijgsgewoel dat zich zowat overal in Europa afspeelde en het opkomend protestantisme en calvinisme dat de heiligenverering kritisch op de korrel nam. Hierdoor raakte de “Via Brabantica” die van Bergen-op-Zoom over Breda, Antwerpen en Brussel liep enigszins in onbruik. Jacob Meeus, de principaal van het hospitaal, poogde dan ook de kapel nieuw leven in te blazen door de verering van de Heilige Maagd te propageren.
Centraal stond een Mariabeeld waaraan het volk wonderbare krachten toeschreef. Alras ontwikkelde zich een heuse volksdevotie. Deze devotie werd verder gezet door Aartshertogin Isabella (1566-1633) die zich in 1628 als eerste lid maakte van het ‘Mariabroederschap’. Het Mariabeeld kreeg van toen af de naam “Onze-Lieve-Vrouw van Goede Bijstand. De kapel werd algauw te klein door de steeds toenemende verering van het wonderbeeld en in 1664 werd dan ook besloten om de cultusplaats uit te breiden door de bouw van een nieuw godshuis.
Het nieuwe kerkgebouw
De plannen van de nieuwe kerk waarvan de bouw zo’n dertig jaar duurde, werden uitgetekend door architect Jan Cortvriendt. Omdat die tijdens de werken overleed werd het kerkgebouw door Pieter-Paul Merckx en Willem de Bruyn verder afgewerkt in de voor die tijd gangbare barokstijl. Amper één jaar nadat het godshuis voltooid was, vond in 1695 de beschieting plaats van Brussel door de troepen van Lodewijk XIV (1638-1715) onder leiding van maarschalk François de Neuville de Villeroy (1644-1730). De kerk die tijdens de aanval hevig beschadigd raakte, werd in de daaropvolgende jaren hersteld in haar vroegere glorie. Zowat een kleine eeuw later werd de kerk opnieuw beschadigd, ditmaal door de Franse sansculotten. Ook toen ging men snel over tot herstelling en restauratie van het bedehuis.
De buitenkant
Het elegante portaal omgeven door Ionische pilasters is bekroond met het wapenschild van Karel van Lotharingen (1712-1780), landvoogd van onze gewesten. Op het wapenveld prijkt het kruis van de Duitse orde waarvan hij grootmeester werd in 1761. In een nis boven de imposante toegangsdeur troont een beeld van Onze-Lieve-Vrouw met eronder de attributen van de Compostellagangers: de schelp, de hoed, twee pelgrimsstaven met een kalebas en de pelgrimstas. Voorts wordt op de opmerkelijk versierde deurstijlen de geschiedenis van het kerkgebouw samengevat. In de voorgevel, naast het portaal, bemerkt men een blauwe ingemetselde ceramiek, het officiële Europese teken van Santiago de Compostella. Deze tegel, een ontwerp van Henri de Frahan, dat op een blauw veld een geelkleurige St-Jacobsschelp herneemt omgeven door een stralenbundel is intussen aangebracht op alle gebouwen of plaatsen die op één van de traditionele wegen naar Compostella liggen.
De binnenkant
Maar ook het interieur is zeker de moeite waard. Door onder meer gebruik te maken van een overkoepeling slaagde Cortvriendt erin een imponerende ruimtewerking te creëren. Bij het binnenkomen vallen onmiddellijk de 18de eeuwse witmarmeren wijwatervaatjes op die kunstig versierd zijn met engelenhoofdjes, vervaardigd door de Vlaamse kunstenaar Gabriël Grupello (1644-1734). Het hoofdaltaar, deels uit marmer, deels uit beschilderd hout dateert van 1705 en is uitgevoerd naar een tekening van de Antwerpse beeldhouwer Jan Pieter Van Bauscheit (1663-1728).
Aan weerszijden van dit hoofdaltaar sieren medaillons toegeschreven aan de Brusselse beeldhouwer Gilles-Lambert Godecharle (1750-1835) het geheel. Deze beelden Joachim en de heilige Anna uit. Eén van de zijaltaren is opgedragen aan Jacobus. Het houten apostelbeeld stelt de volgeling van Christus voor als pelgrim met lange mantel, breedgerande hoed, staf, reistas en drinkfles. Aan de hoed en op de borst draagt hij de pelgrimsschelp.De biechtstoelen in Lodewijk XIV-stijl zijn kunstig bewerkt met onder meer afbeeldingen van een harpspelende koning David, Maria-Magdalena en Maria Egytica. Een bezoek aan deze parel van barokkunst is dan ook meer dan de moeite waard.
~ Rudi Schrever
Brusselse stadsgids
Rondleidingen op aanvraag
e-mail: [email protected]