De ontdekking van de Zuid-Nederlandse Oost-Indiëvaart

Het reisdagboek van Michael de Febure, 1721-1722
5 minuten leestijd
Pagina uit het logboek van Michael de Febure
Pagina uit het logboek van Michael de Febure - Foto: Chris Delarivière

Al sinds 1908 diept de Linschoten Vereeniging oude reisverhalen op uit archieven en particuliere verzamelingen. Dat resulteerde in een ondertussen behoorlijk indrukwekkende catalogus met fascinerende verhalen, deskundig omkaderd door historici. Onlangs verscheen nummer 123 in de reeks. Ditmaal met het reisdagboek van een Vlaamse priester die in de achttiende eeuw naar India reisde.

Gezicht op Oostende, 1783
Gezicht op Oostende, 1783
Op 25 mei 1721 stapte de Gentse priester Michael de Febure (1663-1755) in Oostende aan boord van het fregat Sint-Pieter met bestemming Oost-Indië. Als aalmoezenier hield hij een reisdagboek bij en dat manuscript belandde uiteindelijk in de Universiteitsbibliotheek van Gent. Daar lag het stof te vergaren tot historici Jan Parmentier en Kristin Van Damme zich erover bogen.

In de nieuwe Linschoten-uitgave werd het dagboek van de aalmoezenier integraal opgenomen. De tekst is in een typisch achttiende-eeuwse Vlaamse variant van het Nederlands geschreven. Dat vraagt enige inspanning van de lezer maar historica Kristin Van Damme zorgde voor een toegankelijke transcriptie met respect voor het origineel. Samen met de deskundige inleiding van maritiem historicus Jan Parmentier wordt zo een uniek ooggetuigenverslag van de Zuid-Nederlandse Oost-Indiëvaart van de vergetelheid gered.

De heenreis

De reis van Michael de Febure gaat via de Canarische Eilanden en Kaap Verdië richting Kaap de Goede Hoop. Daarna via Madagascar – waar piraten op de loer liggen – verder naar Sri-Lanka en de westkust van Indië. Na zeven maanden bereikt de Sint-Pieter het einddoel: Surate. Die havenstad in Noordwest Indië was toen een belangrijk commercieel centrum binnen het Mogolrijk. Men kon er zowat alles kopen wat Azië te bieden had. Van diamanten en Chinees porselein tot ivoor, kauri-schelpen en textielwaren. Zowel Engelsen, Turken, Fransen als Hollanders hadden er dan ook handelsposten.

De Febure is duidelijk onder de indruk en geeft een uitgebreide beschrijving van de kosmopolitische stad met zijn smeltkroes van culturen. Hij beschrijft de bevolking en hun religies met de bijhorende rituelen en ook de lokale keuken interesseert hem.

Dese stad heeft eene menighte van menschen van alle soorten van natien en religie, die ick gheloove in de wereld te wesen.

Het mannenvolck is wel redelyck van pasture ende wel op de lenderen, maer cleynmoedigh sonder coragie
Michael de Febure over (de bevolking van) Surate

Surate in 1690
Surate in 1690

De terugreis

In februari 1722, anderhalve maand na aankomst, vat de Sint-Pieter de terugreis aan met een lading van peper, kauri-schelpen, katoen en textielwaren. Eenmaal voorbij Kaap de Goede Hoop volgt de oversteek van de Atlantische Oceaan via de eilanden Sint Helena en Ascension. Daarna gaat het noordwaarts via de Sargasso Zee naar de Vlaamse Eilanden zoals de Azoren toen genoemd werden. Op 13 september 1722, na zestien maanden en vijf dagen reizen, zeilt de Sint-Pieter de haven van Oostende binnen. De Indiëvaarders krijgen er een warm welkom met kanonschoten, trompetgeschal en beiaardmuziek.

Omtrent 3 uren naer middagh syn wy, Godt Lof, binnen de have op de aenghenaemste manier, als een schip kan wenschen zo ghecomen onder het lossen van canon, soo van de stat, als van ons boort, ende onder het spelen van de tymbal en trompetten, het speelen van stats byhaert. Het volck van de stat waren al op de vesten, platteforme ende op de kaije.

Een bijzonder logboek

Pagina uit het logboek van Michael de Febure
Pagina uit het logboek van Michael de Febure – Foto: Chris Delarivière
Anders dan de klassieke scheepsjournalen leest De Febure’s manuscript bijna als een avonturenroman. De dreiging van Noord-Afrikaanse piraten, de ontmoeting met een walvis, zware stormen, een schildpaddenjacht, verwondering over de exotische culturen, momenten van vreugde en euforie maar ook van uitputting, ziektes en spanningen wisselen elkaar af. Net die variatie van onderwerpen en de levendige beschrijvingen maken dit logboek bijzonder.

Het dagboek geeft een bijzondere kijk op het dagelijkse leven aan boord, maar ook navigatie en zelfs weerkunde komen aan bod want Michael de Febure noteerde nauwgezet temperatuurwaarnemingen. Zijn beschrijvingen van andere volkeren en culturen in Kaapverdië, India en de Azoren getuigen dan weer van een weinig genuanceerde westerse blik. Uit het dagboek van De Febure spreekt echter bovenal verwondering. Hij ontdekte een wereld die hij daarvoor alleen kende uit oude boeken en reisverhalen.

Zuid-Nederlandse Indiëvaarders

In de uitgebreide inleiding schetst historicus Jan Parmentier de Oost-Indië vaart vanuit Oostende in de eerste helft van de achttiende eeuw. Na de Vrede van Utrecht (1713) gingen de Zuidelijke Nederlanden van Spaanse handen over in Oostenrijkse. Vanaf dat moment begonnen Zuid-Nederlandse ondernemers interesse te vertonen in de lucratieve Indië-vaart. Tientallen schepen vertrokken de daaropvolgende decennia richting Oost-Indië. Aanvankelijk in opdracht van particuliere reders, vanaf 1723 voor rekening van de Generale Keizerlijke Indische Compagnie. Als bestemming hadden ze vooral de textiel en specerijenmarkten van Gujarat, nabij de grens met Pakistan en de Malabarkust in Zuidwest India, het huidige Kerala.

De Vlaamse ondernemers maakten daarbij gebruik van tweedehandsschepen. Zo kochten de eigenaars van De Febure’s schip, de Gentse gebroeders Maelcamp, een Frans koopvaardijschip dat in een vorig leven dienst deed in de Middellandse Zee en vervolgens herdoopt werd tot de Sint-Pieter. De bemanning die in het reisdagboek met naam en toenaam vermeld wordt, telde 68 koppen waarvan zesentwintig van buitenlandse origine.

Pagina uit het logboek van Michael de Febure
Pagina uit het logboek van Michael de Febure – Foto: Chris Delarivière

Smokkel

Uit een bijgevoegde lijst van vierendertig schepen die tussen 1715 en 1723 uitvoeren, blijkt dat de Oost-Indiëvaart een risicovolle onderneming was die zowel grote winsten als stevig verlies kon opleveren. De reis naar Oost-Indië nam veel tijd, gemiddeld anderhalf jaar, in beslag en was niet zonder gevaar. Scheurbuik, piraten en kapers lagen steeds op de loer. Bovendien zagen de grote spelers in de Oost-Indiëvaart, de Engelse en Nederlandse handelscompagnieën zoals de VOC, de Zuid-Nederlandse concurrenten liever gaan dan komen.

Aandeel van de Oostendse Compagnie van 2 september 1723
Aandeel van de Oostendse Compagnie van 2 september 1723
Eenmaal terug brachten de Oost-Indiëvaarders hun waar aan de man via een openbare veiling. Weliswaar was het aandeel van de Oostendse handel op de Europese markt vrij gering: 4 tot 10 procent wat peper betreft, 5 procent voor textiel. Toch kwamen er veel buitenlandse kopers op af. De drie grote maritieme naties – Engeland, Nederland en Frankrijk – stelden zich protectionistisch op om hun nationale koopvaardij optimaal te doen renderen. Dat schiep mogelijkheden voor de Zuidelijke Nederlanden. Door de ligging tussen de drie grote spelers ontstond er zo een bloeiende illegale handel in Aziatische handelswaar.

Vooral de smokkel naar Groot-Brittannië floreerde. Een kwart van de thee en de textielwaren die aangevoerd werd verdween via de smokkelweg naar de Engelse kusten. Zelfs Nederlandse handelshuizen waren niet vies van enige smokkel via Zeeland om zo invoerrechten en tolheffingen te vermijden. Wat de Sint-Pieter betreft, die lading leverde bij de openbare verkoop uiteindelijk een winst van 12,7 procent op.

Uit de schaduw van de VOC

Een ontdekking van de wereld in de achttiende eeuw
Een ontdekking van de wereld in de achttiende eeuw
Eerder bewerkte maritiem historicus Jan Parmentier voor de Linschoten Vereeniging al het dagboek van een Vlaamse huurling: De avonturen van een VOC-soldaat (2002). Ook deze keer schrijft hij met kennis van zaken. Zijn inleiding is gebaseerd op grondige studie van archiefbronnen uit de periode 1714-1723. Tezelfdertijd blijft de tekst toegankelijk voor een breed publiek. Door die deskundige aanpak ontsluit hij een vrij onbekend hoofdstuk uit ons maritiem verleden. Al te lang bleef de geschiedenis van de Oost-Indiëvaart in de Zuidelijke Nederlanden in de schaduw van de roemruchte VOC. Deze – overigens fraai geïllustreerde Linschoten-uitgave – brengt daar nu verandering in.

300 jaar Oostendse Compagnie

Wie na het lezen van dit reisdagboek meer wil weten over de Vlaamse Indiëvaarders kan terecht in het stadsmuseum van Oostende. De tentoonstelling 300 jaar Oostende Compagnie richt er de schijnwerpers op de ‘Generale Keizerlijke Indische Compagnie’ die opgericht werd in 1723.

Boek: Een ontdekking van de wereld in de achttiende eeuw

Chris Delarivière (°1955) was tot 2021 educatief medewerker bij diverse organisaties in Vlaanderen. Als publicist leverde hij bijdragen aan de krant De Morgen, het magazine Reiskrant en andere publicaties.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×