Van 2011 tot 2014 was Norman Eisen ambassadeur voor de Verenigde Staten in Tsjechië, het geboorteland van zijn moeder. Vanwege haar joodse afkomst was ze hiervandaan tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s gedeporteerd, om via een getto in Auschwitz terecht te komen. In het vernietigingskamp verloor ze haar ouders en andere familieleden, maar zelf overleefde ze de Holocaust en na de oorlog emigreerde ze naar Amerika.
Vanwege recente oprispingen van het antisemitisme in Tsjechië was de intussen bijna negentig jaar oude joodse dame bezorgd toen haar zoon zijn aanstelling bekendmaakte. Trots was ze echter ook. Samen met president Obama bracht Eisen van tevoren een bezoek aan het land. De bijna-ambassadeur hoorde zijn moeder zeggen dat haar zoon met Air Force One was teruggekeerd in het land waar ze haar en haar familie in een veewagen waren weggehaald.
Een andere reden voor Eisens moeder om trots te zijn, was dat haar zoon in Praag zijn intrek nam in het bijna honderd jaar oude huis dat was gebouwd door de joodse zakenman Otto Petschek. In haar kindertijd had ze erg opgekeken naar hoe deze man was opgeklommen tot één van de belangrijkste ondernemers van het land. Hij en zijn gezin leefden in weelde in het paleis dat hij helemaal naar zijn smaak had ontworpen en ingericht. Het gigantische, neobarrokke gebouw was in een boog gebouwd, met in de kelder een groot zwembad en op de begane grond een muur die je bij mooi weer in de grond kon laten verdwijnen. Reusachtige kamers met weelderig bewerkte lambriseringen, kristallen kroonluchters, glimmende parketvloeren en met bladgoud afgewerkte deurknoppen gaven het gebouw de allure van een koninklijk paleis. Over de geschiedenis van dit legendarische bouwwerk en zijn bewoners schreef Eisen het boek Het laatste paleis.
Koning van de Kolen
Eisen vertelt hoe Otto Petschek na de Eerste Wereldoorlog de plek van zijn in 1919 overleden vader innam als leider van het familiebedrijf. De Koning van de Kolen, zo werd Otto ook wel genoemd, aangezien zijn familie bijna de helft van de handel in bruinkool in Europa beheerste. Middelpunt van het imperium was de bank Petschek & Co, waarvandaan alle bezit en aandelen werden beheerd.
In de zich van Oostenrijk-Hongarije bevrijde Tsjecho-Slowaakse Republiek stond de joodse ondernemer op goede voet met de overheid, die achtereenvolgens werd vertegenwoordigd door de presidenten Tomáš Masaryk en Edvard Beneš. Onder hun democratische bewind waren er echter ook krachten die de Petscheks veel minder gunstig gezind waren. Binnen linkse kringen werden ze beschouwd als geldbeluste kapitalisten en rechtse nationalisten richtten hun pijlen op hun joodse afkomst. Dat Otto begin jaren 20 in de tijd van economische depressie een protserig bouwwerk liet bouwen dat in hedendaagse valuta minstens 100 miljoen euro kostte, deed zijn reputatie geen goed.
Nieuwe bewoners
De Duitse annexatie van het Tsjechische deel van het land in 1938 vormde het einde van het Petschek-sprookje. Otto was al in 1934 op 51-jarige leeftijd overleden en zijn familie ontvluchtte het land. De villa kreeg in 1941 een nieuwe bewoner in de persoon van generaal Rudolf Toussaint, de gevolmachtigde van de Wehrmacht in Bohemen en Moravië, zoals Tsjechië tijdens de naziperiode bekend stond.
Gedurende de periode voorafgaand aan de Duitse invasie was de Duitser al in Praag gestationeerd geweest als militair attaché. Toen had hij geprobeerd bruggen te bouwen tussen de Tsjecho-Slowaakse en de Duitse regering, niet wetende wat Hitlers werkelijke plannen met de oosterbuur waren. De schrijver vertelt over de ambivalente rol die de Duitser speelde tijdens de bezetting. Als rechtgeaarde militair van de oude stempel kon de harde lijn van de nazi’s niet op zijn instemming rekenen, maar tot de Sovjetinval in Praag bleef hij zijn functie uitoefenen, verstrikt geraakt in een web van medeplichtigheid aan nazimisdaden.
Amerikaanse ambassadeur
De auteur vervolgt het verhaal van het paleis met de volgende bewoner, de eerste Amerikaanse ambassadeur Laurence Steinhardt in het door communisten bestuurde Tsjecho-Slowakije. Zelf ook joods, zag hij het als zijn missie om de Petschek-villa te behouden als waardevol erfgoed. Tegen de zin in van zijn bazen nam hij het gebouw in gebruik als zijn ambtswoning, daarmee voorkomend dat soldaten van het Rode Leger het verder zouden leegplunderen en slopen. Eisen beschrijft hoe de Amerikaan het van de nazi’s bevrijde Tsjecho-Slowakije zag afglijden in de richting van een communistische dictatuur. Tomáš Masaryk was al in 1937 overleden en Edvard Beneš stierf in 1948 als gebroken man. De Amerikaan moest toezien hoe vrienden “als beesten werden opgejaagd en gearresteerd” en schrok van “de snelheid waarmee elke schijn van democratie en persoonlijke vrijheid werd verdreven.” Over het communisme oordeelde hij dat het alles wat het aanraakt opvreet, net als vuur. Het paleis van Petschek wist hij echter uit de klauwen van de communisten te houden.
Shirley Temple
Nadat er verschillende ambassadeurs hadden gewoond in de villa, arriveerde in 1989 een nieuwe vertegenwoordiger van de VS. Toen een ambassademedewerker aan zijn dochter vertelde wie de nieuwe ambassadeur was, had ze verbaasd gevraagd: “Maar papa, dat is toch een klein meisje?” Shirley Temple werd dan ook bekend als kindersterretje op het witte doek. Eisen legt echter uit dat ze in haar volwassen leven een serieuze rol speelde binnen de diplomatieke dienst tijdens de Koude Oorlog. Tsjechië was haar tweede post, nadat ze eerder in Ghana gestationeerd was geweest. In 1968 was ze ook al in de Tsjechische hoofdstad geweest, net op het moment dat daar de opstand uitbrak die door het Rode Leger met geweld werd neergeslagen. Ze had voor haar ogen gezien hoe een vrouw op straat door Sovjetsoldaten neergeschoten werd en ontpopte zich tot een fel tegenstander van het communisme. Met gele Reeboks aan haar voeten bezocht ze in 1989 de opnieuw losgebarsten demonstraties tegen het regime, waarmee ze het volk een hart onder de riem stak.
Naast het verhaal van het paleis en de bovengenoemde bewoners staat Norman Eisen ook stil bij het verhaal van zijn moeders overleving tijdens de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van al deze persoonlijke geschiedenissen beschrijft hij de geschiedenis van de twintigste eeuw, van de Eerste Wereldoorlog en het Interbellum tot de Tweede Wereldoorlog en de periode dat Tsjechië verborgen was achter het IJzeren Gordijn. Dat doet hij aan de hand van een indrukwekkende hoeveelheid bronnen en unieke eigen ervaringen.
Met de val van het communisme en de terugkeer van de democratie onder Václav Havel kwam er een einde aan deze geschiedenis, hoewel Eisen verklaart dat hij als ambassadeur weer voor nieuwe uitdagingen kwam te staan, waaronder de opleving van het radicale nationalisme en haat gericht tegen de LGBT-gemeenschap onder het presidentschap van Václav Klaus. Voor ambassadeur Eisen was zijn moeder een belangrijk adviseur en moreel baken. Het is daarom dat haar verhaal volledig past in dit prachtige verhaal waarin het paleis van Otto Petschek symbool staat voor de overwinning van de democratie op de dictatuur.