In Italië gaat een kabinet aan de slag dat volledig bestaat uit populistische, zij het op de links-rechtsschaal tegengestelde partijen. De vergelijking gaat niet helemaal op, maar vertaald naar Nederlandse begrippen zou je kunnen zeggen dat er een regering aantreedt van PVV en SP. Een dergelijke coalitie is hier vooralsnog ondenkbaar, maar kabinetten waarbij een populistische partij betrokken was zijn er al wel geweest.
De eerste populistische partij (toegegeven: een wat vaag begrip) die de Trêveszaal betrad was de LPF in 2002. Een wereldprimeur betekende het niet, maar nog niet veel populistische partijen in andere landen hadden het op dat moment geschopt tot regeringsdeelname.
De Lijst Pim Fortuyn, zoals de volledige naam luidde, bestond pas enkele maanden toen zij toetrad tot het eerste kabinet-Balkenende, met het CDA en de VVD. De LPF had geen duidelijk programma en haar leider was bovendien kort voor de verkiezingen vermoord. Dat de partij in verwarring verkeerde toen ze bij de verkiezingen van 15 mei 2002 met 26 Kamerzetels als de op één na grootste eindigde, was dan ook alleszins verklaarbaar. In de consternatie na de dood van Fortuyn was diens woordvoerder Mat Herben als leider naar voren geschoven, maar zijn positie was niet onomstreden. Bovendien beschikte Herben over geen enkele politieke ervaring.
Strijd om de macht
Na een door VVD-leider Gerrit Zalm gedomineerde formatie trad een kabinet aan met vier LPF-ministers, van wie er minstens twee de overduidelijke ambitie hadden de touwtjes bij de partij zelf in handen te nemen. Dat waren Eduard Bomhoff en Herman Heinsbroek. Zij keken niet alleen neer op Herben en het merendeel van de Kamerfractie, maar kregen bovendien binnen de kortste keren gruwelijk de pest aan elkaar.
Ook de LPF-fractie had al snel door dat Herben niet de ideale leidersfiguur was, en verving hem door Harry Wijnschenk. Deze politiek zo mogelijk nog minder ervaren ex-bladmanager wist al evenmin te overtuigen, waarna de strijd om de macht in volle hevigheid losbarstte. Vrijwel de hele partij bemoeide zich naar hartenlust met alle verwikkelingen en er ging geen dag meer voorbij zonder dat de media konden berichten over LPF-ruzies.
Lang duurde het allemaal niet, want in oktober 2002, nog geen drie maanden na de beëdiging van het kabinet, kregen CDA en VVD genoeg van het eeuwige ‘gedoe’ (zoals premier Balkenende het eufemistisch placht uit te drukken) bij hun coalitiepartner. Ze trokken ‘de stekker eruit’ en er kwamen nieuwe verkiezingen. Die verloor de LPF dramatisch en enkele jaren later werd de partij opgeheven.
Gedoogvariant
In 2010 boekte de vier jaar eerder opgerichte PVV van Geert Wilders een enorme verkiezingsoverwinning: ze ging van 9 naar 24 zetels. Nadat in de formatie enkele andere mogelijkheden waren afgevallen, besloten VVD en CDA maar met deze populistische partij in zee te gaan. Niet in een gewoon kabinet, zoals dat in 2002 was geprobeerd met de LPF, maar in een gedoogvariant. De PVV bleef formeel buiten de regering, maar beloofde die wel te steunen, in ruil voor een aantal beleidsmatige toezeggingen. Er kwam dus een gewoon regeerakkoord, waar de PVV niet aan gebonden was, en een gedoogakkoord, met afspraken die Wilders aan zijn achterban zou kunnen verkopen.
Het kabinet-Rutte I beschikte ondanks de gedoogsteun van de PVV over een zeer wankel draagvlak: 76 van de 150 zetels. Dat dit kabinet het toch nog zo’n anderhalf jaar volhield, mag dan ook een klein wonder heten.
Er was wel een duidelijk verschil met Balkenende I in 2002. De PVV had met Wilders namelijk wél een onbetwiste leider. Sterker nog: Wilders was het enige lid van de partij. Om ‘LPF-toestanden’ te voorkomen had hij voor een verenigingsstructuur gekozen die dit mogelijk maakte.
Dat nam overigens niet weg dat er toch geregeld conflicten uitbraken in de PVV. Want hoewel alle Kamerleden en bestuurders door Wilders zelf geselecteerd waren, bleken velen van hen er eigen agenda’s op na te houden. Wilders was daardoor een groot deel van zijn tijd kwijt met het intern orde op zaken stellen.
Net pak
Het einde van Rutte I kwam in april 2012. De regeringspartijen en de gedoogpartner hadden weken in het Catshuis vergaderd om aanvullende miljardenbezuinigingen te verzinnen die de volop heersende economische crisis moesten bestrijden. VVD en CDA meenden dat dat aardig gelukt was, maar ze kwamen zeer bedrogen uit. Voor hen volkomen onverwacht liet Wilders weten dat hij de afgesproken maatregelen niet voor zijn rekening wenste te nemen, waarna hij het Catshuis spoorslags verliet. CDA-leider Sybrand Buma, die zich – van geen kwaad bewust – in een vrijetijdskloffie had gestoken, moest in allerijl zijn zoon een net pak laten bezorgen, zodat pa in gepaste kledij aan de pers kon uitleggen dat het mis was gegaan met Rutte I.
Na de val van dit kabinet is er niet meer gepiekerd over regeren met een populistische partij. VVD en CDA sloten in de jongste verkiezingscampagne de PVV zelfs expliciet uit van formatiebesprekingen.
Wellicht verandert hun houding als het nieuwe Italiaanse kabinet een succes blijkt. Vooralsnog zijn er echter weinig commentatoren die dat laatste voor mogelijk houden.
Meer politieke geschiedenis
Boek: De kinderen van Pim
Meer boeken over de Nederlandse politiek