Op 26 november 1813 begon prins Willem VI zijn terugreis naar zijn vaderland. Toen het Engelse oorlogsschip The Warrior de Hollandse kust naderde, kwam er nieuws: de Fransen waren gevlucht uit Den Briel. “Men stelde voor naar die haven te zeilen”, schreef de Engelsman George Chad in zijn boek over the late Revolution in Holland (1814), en dat was ongetwijfeld heel verleidelijk. Het had de Landing van de Prins van Oranje nog een extra historische glans gegeven.
Niet alleen Alva had er zijn bril verloren; Napoleon zou wat Holland betreft dan ook in Den Briel zijn Waterloo vinden, twee jaar voordat iemand wist wat dat betekende. Dat zou wat anders zijn dan terug te keren naar Scheveningen, waaruit vader Willem V in 1795 zo smadelijk was vertrokken.
Het ging niet door. “Men bleef gelukkig bij het eerste voornemen, om naar Scheveningen te stevenen”, aldus Chad. Want “den Briel werd als nog door de Franschen bezet, en men zoude groot gevaar geloopen hebben, indien men het voorgestelde plan, om aldaar te landen, had willen volgen”. Als de Fransen onverwacht ook nog een prins in handen was gevallen was dat ongetwijfeld een geweldige opsteker geweest voor het moreel van de aangeslagen Franse troepen. En dan was er in 1813 een definitief einde gekomen aan de Oranje-dynastie.
Nederland weer vrij?
In oktober 1813 leed de Grande ArmĂ©e van de Franse keizer Napoleon Bonaparte, die na zijn mislukte Russische veldtocht zijn aangetaste positie in Pruisen wilde verstevigen, bij Leipzig een vernietigende nederlaag in de gruwelijke Völkerschlacht. De Fransen werden, achtervolgd door de geallieerde legers van Pruisen, Oostenrijk, Zweden en de Kozakken uit Rusland en over de grens gejaagd. Ook in het door Frankrijk geannexeerde deel dat vroeger ‘de Republiek’ heette rommelde het. Hooggeleerde heren in Den Haag hadden al nagedacht over wat er zou moeten gebeuren als Napoleon (ooit!) zou overlijden: alleen Oranje kon het Vaderland redden. Nu kregen ze haast. Ze nodigden prins Willem VI uit om zich aan het hoofd te stellen van een eensgezinde (!) natie.
Den Haag viert, een website over de feestelijkheden ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden, geeft echter een wel heel simpele en onvolledige voorstelling van zaken:
Toen Napoleon (de keizer van Frankrijk) in oktober 1813 was verslagen, trok het Franse leger zich terug. Nederland was na jarenlange bezetting weer vrij. Tijd om een goed landsbestuur te vormen! Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum waren drie vooraanstaande Hagenaars en Oranjegezinden. Zij nodigden Willem Frederik van Oranje-Nassau (de Prins van Oranje) uit om terug te keren uit Engeland. Hier was hij naartoe gevlucht tijdens de Franse bezetting. Op 30 november 1813 kwam de prins aan op het strand van Scheveningen. Na een barre tocht van vier dagen vol zware zuidwesterstormen, lukte het hem om met een Brits oorlogsschip van Engeland naar Nederland te varen. Terwijl hij zijn opwachting maakte, verzamelden honderden mensen zich op het strand. Paard en wagen haalden de prins uit de sloep in de branding. Onder luid gejuich en gezang zette hij voet aan wal. De landing van de prins betekende het begin van het Koninkrijk der Nederlanden. Eenmaal aan wal werd hij uitgeroepen tot vorst van Nederland.
Maar Nederland was nog helemaal niet vrij. Gorkum, bijvoorbeeld, wachtte nog een verschrikkelijke winter. En Delfzijl werd tot 23 mei 1814 bezet, omdat de verdediger van de stad, kolonel Maufroy, niet wilde geloven dat Napoleon gevallen was. En veel oude en nieuwe Oranjegezinden waren doodsbenauwd dat wraakzuchtige Fransen toch nog terug zouden keren. Chad geeft een helder overzicht van de stand van zaken op 30 november 1813:
De vijand hield nog de volgende vestingen bezet, namelijk. den Helder, den Briel, Hellevoetsluis, Goederede, Ooltgensplaat, Gorcum, Nieuwpoort, Naarden, Arnhem, Deventer, Coeverden, Delfzijl, Nymegen, Grave, Venlo, ’s Hertogenbosch, Loevestein, Heusden, Geertruidenberg, Breda, Bergen-op-Zoom, Steenbergen, Willemstad en geheel Zeeland, het eiland Walcheren daaronder begrepen.
Tijdgenoten
Geschiedenisboeken hebben als nadeel dat hun verhalen zijn gebaseerd op verhalen die gebaseerd zijn op verhalen die werden ontleend aan verhalen die ooit door ooggetuigen opgetekend zijn. Onderweg is ongetwijfeld veel documentatie weggevallen, aangevuld, geĂ¯nterpreteerd, vervalst, verfraaid of verzonnen. Dankzij Google Books is het mogelijk online veel originele bronnen online te raadplegen. Daar zijn vier boeken van tijdgenoten beschikbaar over het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden.
Dit verhaal is vooral gebaseerd op twee boeken: het Verhaal der jongstleden Omwenteling in Holland (1815) van George Chad, secretaris bij de Britse ambassade in ‘s-Gravenhage, die onmiddellijk na ‘Neerlands Herstelling’ naar Den Haag kwam en contacten kreeg in de hoogste kringen. Het is de vertaling van A Narrative of the late Revolution in Holland, dat hij meteen al in 1814 schreef.
Het Geschied- en Redekundig Gedenkschrift van Nederlands Herstelling in den jare 1813 (1816) van J.H. van der Palm is meer beschouwend van aard. Een tijdgenoot omschreef het als een meesterstuk van stijl en letterkundig sieraad. Wat mij betreft is het een actuele herdruk waard.
De andere twee werken zijn toch wel een beetje hagiografieën en springen veel meer van de hak op de tak. Voor links zie onderaan dit verhaal.
Omwenteling in Holland
Het boek van Chad werd vertaald door Thomas Cator, die in Holland geboren was uit Engelse ouders en begin 1813 naar Engeland was uitgeweken, na een mislukte poging in 1811. Hij was een belangrijke schakel in de correspondentie van Van Hogendorp met de Prins van Oranje in Londen. W.H.J. baron van Westreenen van Thielland, die ’toezicht op de vertaling’ hield, voegde wel een behoorlijk aantal corrigerende noten toe. Die hebben niet allemaal de vertaling gehaald.
Chad schrijft bijvoorbeeld over de opstand van 15 november 1813 van het gemeen in Amsterdam, toen douane- en octrooihuisjes in brand werden gestoken en het huis van een percepteur werd geplunderd omdat hij weigerde het wapen van Napoleon te verwijderen: Men zag eenige weinige Oranje kokardes, en van tijd tot tijd hoorde men het geroep van Oranje boven, doch deze openlijke verklaring voor de goede zaak was geenszins algemeen. Chad was er niet bij; de baron wist beter en voegde hier aan toe:
De volksbeweging in deze stad, in den avond van den 15den, begon dadelijk met het algemeen geroep van Oranje Boven, en het opzetten der Oranje kokarde; en dingsdags was het dragen dezer kleur reeds zoo algemeen, dat zelfs de Franschen zich zonder dezelve niet durfden te vertoonen, en men bij sommigen hunner de Nederlandsche Oranje kleur de plaats zag bekleeden van het roode lint des Legioens van Eer.
Dat lijkt toch wel een beetje op Broodje Aap.
Een wonder in de geschiedenis
De revolutie van 1789 leidde in Frankrijk tot grote hervormingen, maar ook tot bloedige nationale spanningen. Een gevolg was dat Frankrijk ongeveer al zijn buren de oorlog verklaarde. In 1794/95 trokken Franse troepen over de bevroren grote rivieren de Republiek binnen. Ze drongen stadhouder prins Willem V in het nauw, die naar Engeland vluchtte. Nederland schafte Oranje af en stichtte de Bataafse Republiek. Maar in 1799 kwam in Frankrijk Napoleon Bonaparte aan de macht. Hij maakte in 1806 een einde aan de zelfstandigheid en stichtte de vazalstaat Koninkrijk Holland, met zijn broer Lodewijk Napoleon als koning. Maar die ging te vriendelijk met de bevolking om en werd in 1810 weer afgezet.
Nederland werd toen door Frankrijk geannexeerd. Ambtenaren moesten voortaan een eed op de keizer afleggen. Nederlandse jongemannen vielen onder de Franse dienstplicht. EĂ©n van de gevolgen was dat in het Franse leger van bijna 700.000 man rond 25.000 Nederlanders deelnamen aan de fataal afgelopen Russische veldtocht, die door slechts 20.000 soldaten werd overleefd.
Acht jaren Franse dwingelandij worden in de inleiding van het boek van Van der Palm (wel in een hele lange zin) treffend samengevat:
Geheel Nederland was uitgedelgd uit de rij der Mogendheden van Europa, onder welken het, meer dan twee eeuwen, een schitterenden rang bekleed had: tot een wingewest van Frankrijk verlaagd, zag het zijne burgers, met en aan de zegekar eens dwingelands voortgesleept; zijne bloeijende jongelingschap tot deszelfs lijfwachten gedwongen; zijne rijkdommen geroofd en verslonden; zijnen handel vernietigd; en alle andere bronnen van vorige welvaart en bestaan naar andere oorden afgeleid, of ten eenemaal verstopt: toen een handvol onvertsaagde Vaderlandsche Mannen, sterk door der regtvaardigheid hunner onderneming, en de bijval en de ondersteuning van alle hunne Landgenooten, een opstand waagden, die zoo wettig was als in deszelfs doel, als zij zegenrijk in deszelfs gevolgen geweest is.
Van der Palm noemt de transformatie van vernederd bezet gebied tot trots Koninkrijk ‘een wonder in de geschiedenis der wereld’.
Opstand in Amsterdam
De onrust van 1813 begon in april met een opstand in de Zaanstreek tegen de inschrijving voor verplichte dienst in het Franse leger; Napoleon had weer kanonnenvoer nodig. Zes Zaankanters werden opgepakt en geëxecuteerd. Het was een uitvloeisel van de Franse regelzucht. In de Franse Tijd had iedereen een achternaam gekregen en was de Burgerlijke Stand ingevoerd. Bijna iedereen stond wel ergens ingeschreven, zodat het Gouvernement je altijd wist te vinden. (En later voelden de autoriteiten in het Koninkrijk er niets voor om dat handige instrument weer af te schaffen).
Daarom was de opstand van Amsterdam van 15 november 1813 gericht tegen douane- en octrooihuisjes die in brand werden gestoken, stelt Ons Amsterdam in een historisch artikel: die waren onderdeel van het controlesysteem. Maar helemaal spontaan was de onrust niet. Voormalig zeekapitein Job May was volgens het verhaal de man die door de kring rond de Oranjegezinde edelman Gijsbert Karel van Hogendorp was uitgekozen om de lont in het kruitvat te steken voor een Oranje-revolutie.
Die ‘grootmoedige Vaderlanders’, aldus Van der Palm, waren tot de conclusie gekomen dat een ‘volkomen herstelling van Nederlands volks-bestaan’ aan twee eisen dienden te voldoen; kon Ă©Ă©n ervan of beiden niet worden gerealiseerd, dan kon het land misschien wel van de Fransen worden verlost, ‘maar niet tot waarachtig geluk her-boren’:
1. De Prins van Oranje moest terstond als het Hoofd van Nederland worden uitgeroepen.
2. Alle partijschappen moesten worden beschouwd als uitgeroeid en vernietigd.
Want als het terughalen van Oranje werd vertraagd, of niet steunde op de ‘eenparige wensch en wil des ganschen volks’, dan waren ‘in de tegenwoordige spanning van Europa, Nederlands rampen niet geĂ«indigd’.
Er moesten nu nog maar twee problemen worden opgelost. De voormalige Patriotten en Oranjegezinden, die elkaar vroeger te vuur en te zwaard hadden bestreden, moesten hun meningsverschillen begraven, en daar was beslist een wonder voor nodig. En vooral ook: waar was de Prins van Oranje? ‘Men wist niet of hij zich in Engeland dan wel in Duitschland ophield’, zegt Chad. Laat staan dat men wist of de prins het plan zelf wel zag zitten.
Troepenbewegingen
Begin november 1813 hadden de Kozakken, vlak over de Nederlandse grens, Oost-Vriesland en de graafschappin Lingen, Bentheim en Steinfort ‘van Franschen schoon gevaagd’, constateert Van der Poel. Ze trokken door naar Noord-Nederland, en ‘binnen enkele dagen waren Overijssel, Drenthe, Groningen en Vriesland, de steden Delfzijl, Coeverden en Deventer uitgezonderd, die zich in eenigen staat van verdediging bevonden’, door de Kozakken veroverd. Ze bemachtigden Zwol, ‘en derzelver kortstondige overtogt over den IJssel te Campen deed de verlegenheid der Fransche Gezagshebbers ten top stijgen’. Sommige eenheden trokken door op de Veluw en zelfs tot voor de poorten van Amsterdam en Den Haag.
Van der Poel maakt duidelijk dat Ă©Ă©n serieuze tegenaanval de lichte troepen vermoedelijk had weggevaagd, maar de Fransen waren zeer onder de indruk. De Amsterdamse opstand was voor de Franse opperbevelhebber generaal Molitor zelfs aanleiding om het overgrote deel van zijn troepen in Utrecht te verenigen, om van daar uit zowel Amsterdam als de zuidelijke gebieden in Nederland in de gaten te houden; in Den Haag en Amsterdam bleven slechts kleine eenheden achter.
Chad schetst de ‘geheele magt’, waarover de Verbondenen beschikten toen zij ‘den Prins van Oranje zo plegtig uitriepen’: “300 Nationale Gardes, slecht bewapend; 50 Burgers, met jagt-geweren gewapend; 50 Officieren op half tractement; 50 Veteranen van de oude Hollandsche garde; 400 Vrienden der Verbondenen; 20 Jonge lieden te paard, en eenige vrijwilligers, met pieken gewapend”.
Desondanks sloeg de Nederlandse generaal Sweerts de Landas een nieuwe deuk in het Franse zelfvertrouwen. Hij bemande twee kannoneerboten en zeilde daarmee de Maas op. “Het gelukte hem op deze togt een schip te bemeesteren dat voor het Fransche garnizoen van Gorcum bestemd was, en 80.000 ton buskruit en 40.000 patronen aan boord had. Deze voorraad was van des te meer belang, vermits de Verbondenen volstrekt van geene krijgsbehoeften voorzien waren”.
Een list voor Oranje
Hoewel de bevolking meestal spontaan in feestvreugde losbarstte wanneer de Franse troepen verdwenen, bleven de meeste autoriteiten besluiteloos; ze zouden nog terug kunnen komen. Amsterdam weigerde zich voor de Prins van Oranje te verklaren. En hoewel de Heer van Assen zich aarzelend voor de Verbondenen uitsprak waren ‘de Regeringen van Leeuwarden en Groningen besluiteloos en niet te bewegen tot eenige beslissende maatregels’.
De Verbondenen vertrouwden op bijstand van de Engelse regering, maar als die al hulp zou willen sturen, dan werd die belemmerd door aanhoudende oostenwind, waardoor het bijna onmogelijk was de Nederlandse kust te naderen. En volgens geruchten had de Pruisische generaal Bulow strikte opdracht om in Nederland niet de IJssel over te trekken, zodat Holland van hem geen steun kon verwachten. Volgens Chad besloot de Graaf van Stirum toen tot een list:
Hij verzamelde alle de gewapende manschappen, welke hij met mogelijkheid bij Ă©Ă©n kon brengen, en bezette alle de toegangen tot het Binnenhof. Twintig ruiters galoppeerden onophoudelijk in de nabijheid van het gebouw; de stad werd verlicht, en een groot gedeelte der inwoners bragt de nacht door op straat. Men zag herhaaldelijk patrouilles voorbij gaan, terwijl het volk met dansen en zingen zich vervrolijkte. Onophoudelijk klonk de kreet ‘Oranje Boven, Vivat Oranje’. De Fransche troepen die, uit de vensters van het Binnenhof, van dit alles getuigen waren, werden daardoor zoodanig ter neer geslagen.
De Franse bevelhebber zag zich gedwongen te zwichten voor de ‘overmacht’, ging onderhandelen en sleepte er voor de volgende ochtend, 18 november, een vrije aftocht naar Gorkum uit voor zijn garnizoen en zijn geschut.
Aartsvijanden verenigd
Op 21 november werd in Den Haag door ‘den Heer Canneman, een der hoofden der voormalige patriottische partij’ een proclamatie opgesteld over ‘eene afzweering van den Keizer Napoleon’ die ook door de Oranjegezinde initiatiefnemers voor de komst van de Prins van Oranje werd ondertekend. In een noot in het boek van Chad wordt het belang van deze handtekeningen onderstreept:
Het stellen eener zoodanige proclamatie door een zoo bekend Patriot, en het teekenen zonder de minste verandering door twee zoo ijverige voorstanders der zaak van Oranje was, als het ware, het bewijs, dat de twee voormalige partijen van nu af aan niet meer bestonden. (…) De overweldiging der Franschen en de onderdrukking van Napoleon vereenigden voor altijd de harten der Nederlanders. Van nu af aan werd het eene onmogelijkheid de zaak van Vaderland en Oranje te scheiden.
Van der Palm spreekt zijn verwondering uit over de gedaanteverwisseling die zijn land in slechts enkele weken had ondergaan:
Wie zou dit mogelijk geacht hebben; ik zeg niet voor twintig of vijftig, maar voor honderd, ja twee honderd jaren mogelijk geacht hebben, dat de verheffing van het Oranje-huis, weleer de twistappel der verwijdering, de leus zou worden der vereeniging. En niet de leus alleen, maar het krachtig werkend middel ter uitroeijing van verdeeldheden, die nimmer opgehouden hadden het braafste en vreedzaamste volk te verscheuren!
De komst van 300 Kozakken trok de hoofdstad over de streep.
De Prins van Oranje werd de 24sten plegtig te Amsterdam geproclameerd, terwijl het volk de levendigste vreugde betoonde, en luide het verlangen te kennen gaf, den Vorst als Koning van Holland te begroeten.
Wrede Fransen in Woerden
De vorige dag was er een ander succes. Toen bleek dat Woerden ‘slechts door een zwak Frans garnizoen bezet was’ kwam het bevel ‘bezit van de Stad te nemen’. Na enige onderhandelingen trokken de Fransen naar Utrecht en op 23 november werd Woerden bezet door ‘ongeoefende Vrijwilligers’, die echter verzuimden ‘geschikte voorzorgsmaatregelen te nemen’. De volgende dag heroverde een Frans korps van 400 man de buitenpost. De gevolgen waren verschrikkelijk:
Na de verovering van Woerden zag men daar vele buitensporigheden plegen; de Franschen begingen de grootste wreedheden, en namen de geduchtste wraak. Vijf en twintig ongewapende inwoners, waaronder verscheidenen vrouwen en kinderen, werden door hen vermoord, en vele andere zwaar gewond.
Het bericht sloeg in als een bom.
De inwoners der plaatsen, welke zich voor den Prins van Oranje verklaard hadden, raakten in een staat van vertwijfeling, en verwachtten hetzelfde lot als die van Woerden. (…) De vlugtelingen [uit Woerden], na de schrik binnen Leyden en in de omliggende plaatsen verspreid te hebben, kwamen in ’s Gravenhage en verdubbelden in hunne verhalen de ijselijkheden van Woerden. De verslagenheid werd daardoor zoo groot dat de Franschen, indien zij dadelijk voortgerukt waren, de stad buiten twijfel zouden hermeesterd hebben.
Maar er waren ook goede berichten: de Kozakken veroverden het fort tussen Amsterdam en Haarlem, Zutphen werd veroverd door de Geallieerden, en er was sprake van een brief uit Engeland ‘welke het spoedig aankomen van onderstand uit Groot-BrittanniĂ« aankondigde’. Maar, schrijft Chad, het volk was al te vaak verblijd met valse geruchten.
In ’s Gravenhage was de verslagenheid algemeen. Zij, die buitenplaatsen hadden, verlieten de stad. Anderen sloten hunne huizen digt, en de vrouwen, vooral, zochten verbergplaatsen voor zich en hare kinderen. De wind bleef nog ongunstig en belette de aankomst van de schepen van de Engelsche kust. De Cozakken waren nog niet in ’s Gravenhage gekomen.
Heer Grant
Op 26 november zag men ‘eene schuit de kust naderen’. Er bevond zich een Engelse officier aan boord, de heer Grant, die voor handelszaken naar Holland was gekomen. Hij had Engelse kranten bij zich, waaruit bleek dat men daar bezig was met het inschepen van troepen. Van Hogendorp zag de publicitaire waarde, vroeg Grant zich om te kleden in Engels uniform en zorgde ervoor dat hij zich vervolgens ‘vertoonde in alle delen van de stad’.
Deze vertooning ging in het eerste oogenblik de verwachting te boven. Het moedeloos volk werd daardoor meer vertrouwen ingeboezemd en de Franschen, misleid door het gerucht van het aankomen van bijstand uit Engeland, en het bezetten van Leiden door de Cozakken, trokken op Utrecht terug en waagden het niet hun voorgenomen aanval op den Haag te beproeven. (…) Maar ook werd de verschijning van den Heer Grant als een list van het Gouvernement beschouwd, en sommigen beweerden dat hij een inwoner was van Rotterdam.
In de nacht van 26 op 27 november verspreidde zich in Den Haag zelfs een ‘algemeene schrik’ op het gerucht dat ‘de vijand reeds in de stad was’. De Heer Grant kreeg al de raad het land te verlaten. Maar er landde een schip in Scheveningen met aan boord Thomas Cator (de vertaler van het boek van Chad), die een brief bracht van de Prins van Oranje voor de heer Van Hogendorp. De prins beloofde ‘spoedige bijstand van Engeland’ en kondigde aan ‘zich zoo dra mogelijk naar Holland te begeven’. De brief werd onmiddellijk gedrukt en door het land verspreid, ‘en maakte een einde aan de besluiteloosheid van de Regeringen van Leeuwarden en Groningen, door zich voor de Prins van Oranje te verklaren’.
Twijfelachtige omstandigheden
Op 28 november verschenen vier Engelse oorlogsschepen voor Scheveningen. Kapitein Baker van de Cumberland liet zich naar de kust brengen en begaf zich naar Den Haag voor overleg. Engelse troepen kwamen niet aan land en twee schepen voeren door naar Texel, zodat de massaal uitgelopen bevolking diep was teleurgesteld. Bij terugkeer op zijn schip liet Baker alle 200 mariniers die hij kon missen aan land gaan en voer zelf terug, naar The Warrior, voor een ontmoeting met de prins. Hij wisselde de laatste nieuwtjes uit, waarbij ook even Den Briel aan de orde kwam, en maakte duidelijk dat de landing in Scheveningen ’twijfelachtig’ was. Toen het schip voor de kust verscheen werd dan ook voorgesteld eerst twee andere opvarenden aan land te brengen ‘en vervolgens, door seinen, te kennen te geven of het voor Hoogstdenzelven veilig zou zijn aan land te komen’.
Zijne Doorluchtige Hoogheid was echter zoo ongeduldig, dat Hoogstdezelve, zonder naar het sein te wachten, zich, weinige ogenblikken na het vertrek van die Heeren, in een schuit begaf, en vervolgens met een’ wagen aan wal gebragt werd, terwijl de Engelsche schepen den Prins met het Koninklijk salvo begroetten. Een ontelbare menigte vloog in het water om Zijne Hoogheid te ontvangen, en het was met moeite dat de Vorst zich los konde maken van de menigte, welke van alle kanten Zijne Hoogheid omringde, en Hoogstdenzelven gelukwenschen aanbood over zijne zoo lang begeerde terugkomst. Het weder was buitengewoon schoon; de zon scheen met grooten luister. Het strand was met aanschouwers bedekt. De kreet Oranje Boven weergalmde van alle kanten en de algemeene vreugde was niet te beschrijven.