Het bijzondere leven van vorstelijk buitenbeentje prinses Marianne

Vroom, kunstzinnig, sociaal bewogen en reislustig
12 minuten leestijd
Prinses Marianne van Oranje-Nassau
Prinses Marianne van Oranje-Nassau - Schilderij van Theodor Hildebrandt

Tijdens haar hele leven pendelde ze op en neer tussen paleizen, buitenhuizen en villa’s in binnen- en buitenland. Als kind woonde ze al in Berlijn, Brussel, Apeldoorn en Voorburg. Later bezat ze onderkomens op talrijke Europese plekken. Zo liet ze villa’s bouwen in Italië, een retraite in Duitsland, een slotkasteel in Oost Europa en pendelde tegen het einde van haar leven vandaar op en neer naar haar buitenhuis in Voorburg. Daarnaast maakte ze een reis van ruim een jaar naar het Heilige Land. Een markante reis, omdat de drijfveer enerzijds vroom was: samen met een dominee in haar reisgezelschap ‘Het Heilige Land’, bezoeken, wat ingegeven werd door haar grote religiositeit. Tegelijkertijd werd onderweg stiekem een onwettige zoon van haar geboren.

Prinses Marianne was avontuurlijk en wars van maatschappelijke conventies, maar hechtte tegelijkertijd waarde aan sommige tradities. Het bewogen leven van deze diep gelovige vrouw, die ‘een bastaardkind’ kreeg met haar koetsier, lijkt een vat vol tegenstrijdigheden. Ze behoorde tot de Nederlandse koninklijke familie en door haar huwelijk eveneens tot het Pruisische hof, maar werd een ‘royal outcast’. In het boek Prinses Marianne (1810-1883), een leven van liefde en kunst wordt zij een van de meest kleurrijke en interessantste prinsessen genoemd die de Oranje-dynastie heeft voortgebracht’ en: ‘een intelligente, knappe, zelfbewuste, geëmancipeerde vrouw.’

Een speelboerderij

Wilhelmina van Pruisen met de jonge Marianne
Wilhelmina van Pruisen met de jonge Marianne
Ze werd geboren als Marianne van Oranje-Nassau in het Niederlandisches Palais in Berlijn en was de dochter van Willem I en Wilhelmina. Napoleon zwaaide in Nederland de scepter tot 1813, waardoor haar vader pas daarna kon terugkeren en ‘Soeverein Vorst der Verenigde Nederlanden’ werd. Vanaf die tijd resideerde het gezin jaarlijks afwisselend in Het Loo, Den Haag en Laken (Brussel). In het boek Een leven van liefde en kunst staat dat ze een klein, eigenwijs nakomertje was ‘dat even vrolijk als vertederend huppelde aan de hand van haar vader op zijn ochtendwandelingen door de paleistuin en over het Haagse Noordeinde’.

Toen ze op haar vijftiende een speelboerderij bij Paleis Het Loo kreeg, bemoeide ze zich met de bouw- en inrichtingsplannen. Ze kon er beesten houden en er zelf verblijven, geassisteerd door een boerin. Haar belangstelling voor kunst had ze van haar moeder, die geen onverdienstelijk schilderes was. Aanvankelijk was Marianne verloofd met Gustav, een ‘Zweedse prins zonder land’, maar ze trouwde uiteindelijk in 1830 met neef Albrecht van Pruisen (‘Onze liefde is oud; ze begon toen we 13 jaar waren!!!’, schreef ze). Het stel ging in de Pruisische hoofdstad Berlijn wonen, waar hun stadspaleis verbouwd werd door de beroemde architect Karl Friedrich Schinkel.

reliëfbeeldje prinses Marianne
Een reliëfbeeldje van prinses Marianne in haar kasteelpaleis in Kamenz. – Foto: Lex Veldhoen
De twee krijgen in totaal vijf kinderen en Marianne keert regelmatig terug naar Nederland. Ze heeft een paleisje aan het Haagse Plein en erft naast ‘een vorstelijk vermogen’ de heerlijkheid Kamenz (Kamieniec Zabkowicki) in Pruisisch Silezië. Ze laat Schinkel daar een groot slot ontwerpen met vier ronde hoektorens en verwerkt eigen artistieke ideeën in het interieur. Haar huwelijk – zij kunstzinnig, sociaal, onconventioneel, hij luidruchtig, militair – loopt gestaag op de klippen. Haar gemaal gedraagt zich liederlijk, bezoekt bordelen, houdt er een minnares op na (namelijk Marianne’s hofdame Rosalie von Rauch) en heeft later ook avontuurtjes met kamermeisjes.

Ook prinses Marianne lijkt zich vrijelijk te gedragen, maar ontkent iedere vorm van onzedelijk gedrag. In Kamenz overlijdt kort na de geboorte een dochtertje, maar in 1842 wordt opnieuw een prinsesje geboren, waarop Marianne een neef schrijft: ‘Mijn gezondheid is goed en mijn krachten zijn snel teruggekeerd, wat ik toeschrijf aan een homeopathische behandeling…’. Ze brengt in 1843 de winter in Italië door, koopt er Villa Carlotta aan het Comomeer, schenkt hem later aan haar dochter en koopt dan zelf een villa in Rome, waar zij veel kunstenaars ontvangt en een collectie aanlegt.

Prinses Marianne en Albrecht van Pruisen
Prinses Marianne en haar echtgenoot, prins Albrecht van Pruisen

Goede werken

In 1847 zet Marianne, mede omdat er door slechte oogsten hongersnood heerst, in haar Silezische erfgoed arbeidsprojecten op. Ze koopt voedsel voor armen, vestigt er boswachterijen en investeert in kristalfabriek Oranienhutte (nu Violetta geheten). Ook helpt ze bij de ontwikkeling van Ladeck Zdroj – toen nog Bad Landeck genoemd – een kuuroord zo’n veertig kilometer ten zuiden van Kamenz. De investeringen die ze deed, hadden een enorme impact op de economische en sociale ontwikkeling van deze regio. Ze krijgt er de bijnaam ‘de vriendelijke dame’.

Centraal in Ladecks Zdroj bevindt zich nu nog een rond kuurgebouw met koepel en daarin, boven een bron, een rond bassin met mineraalwater waarin gasten zich baden. In het kuurparkje staat op een gedenkmuurtje met aftapkraantje haar naam, getooid met haar wapen. Een oude drinkhal, genoemd naar Marianne’s man (Albrechtshalle), fungeert tegenwoordig als tearoom. Even verderop staat een kleine, ruïneuze obelisk bij een kerkje dat ze in 1864 helpt bouwen. Op een bord staat vermeld, dat de obelisk er is geplaatst om haar te bedanken, ook vanwege de 55 kilometerslange verharde weg die ze van Ladeckz Zdroj naar Kamenz heeft laten aanleggen.

Het kasteelpaleis van Marianne in Kamenz, zoals het er nu uitziet.
Het kasteelpaleis van Marianne in Kamenz, zoals het er nu uitziet. – Foto: Lex Veldhoen

Bij een bezoek aan haar slot in Kamenz blijkt het ‘optrekje’ van de prinses een megalomaan kasteelpaleis in neogotische stijl met kantelen en ranke ronde torens, gebouwd op een heuvel met aan de voet een natuurvijver bij een pomphuis, om water voor zevenentwintig fonteinen naar boven te pompen. Er werd tevens biogas (van paardenmest) opgeslagen voor de verwarming en verlichting van het kasteel. Het paleis zelf is gebouwd op een enorm fundament van gewelven met metersdikke buitenmuren, tien meter hoog, waarin nu een horecavoorziening gevestigd is. De tuin, met de oudste magnoliaboom van Polen en een waterput met echo, wordt omzoomd door (koets)gebouwen. In het omringende park staan folies en twintig paardenboxen in de stallen hebben zijwanden van wit Marianna-marmer, uit haar eigen groeve gedolven en voorzien van kristallen spiegels aan de muur.

Het geheel is nu eigendom van de Poolse staat, die het stukje bij beetje renoveert. In 2013 werd het geopend voor bezoekers. Beherend ambtenaar Slavec Adam Rajied vertelt: ‘Er zijn hier ruim honderd kamers, eetzalen en salons.’ Overal in binnenruimten hangen sepia kleurige fotovergrotingen van diezelfde ruimten destijds. Er staan drie piano’s, speciaal voor Marianne gemaakt, met haar naam ingegraveerd. In vitrines is haar servies uitgestald en bij een gang met nissen toont Slavic een verdiept bad: ‘Dat hebben we tijdens de renovatie in 2012 teruggevonden.’

Overdekte gaanderijen voeren langs een binnentuin en aan de voorkant kijk je vanaf een balkon neer op een gerenoveerde waterpartij met op de achtergrond bergkammen. Koetsiers konden via twee overdekte en door een colonnade van elkaar afgescheiden oprijlanen onder een overkapping voorrijden, zodat passagiers droog konden uitstappen; het geheel oogt zo groot als een spoorwegperron. Het slot werd pas vijf jaar na Mariannes dood volledig voltooid. Zoon Albert ging er toen met zijn gezin wonen. Slavic vertelt dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog tweeduizend Russische soldaten werden ingekwartierd ‘die veel vernielden en zeventien wagons met schilderijen, beelden en andere voorwerpen mee roofden. In 1960 deed de Nederlandse regering afstand van de rechten op dit landgoed.’

Orangerie

Prinses Marianne van Oranje-Nassau
Prinses Marianne van Oranje-Nassau, geportretteerd door Jan Philip Koelman
In 1848 schrijft Marianne over haar echtgenoot:

Hij is juridisch dood voor mij en volgens mijn geweten ben ik sinds 1842 weduwe.

Het valt haar entourage in Kamenz op dat ze intensieve contacten onderhoudt met haar getrouwde, bijbelvaste lakei Johannes van Rossem (later ook haar secretaris). Ze ontkent aanvankelijk: ‘Ik gruw alleen al bij het idee’. Maar ze mag op last van de Pruisische koning (schoonpapa) Friedrich Wilhelm IV alleen nog in het bijzijn van een hofdame contact met hem hebben. Marianne slaat deze vorm van curatele echter in de wind. Het zou haar verboden zijn langer dan vierentwintig uur aaneen in Pruisen te verblijven, maar ze weet dit op inventieve wijze te omzeilen door tien kilometer verderop, in toenmalig Oostenrijk, jachtslot Weisswasser te kopen (nu een psychiatrische kliniek) en op en neer te pendelen.

In 1848 koopt ze tevens landgoed Rusthof langs de Vliet in Voorburg, met zicht op weilanden en boerderijen. Ze laat er een orangerie bouwen en in de Oude Kerk van Voorburg een orgel plaatsen, waar ze haar eigen bank krijgt. Ze financiert een nieuw raadhuis en koopt er later koopt ook buitenplaats Leeuwenstein:

Mijn goederen in Silezië zijn bestemd voor mijn zoon, de Villa Carlotta voor mijn dochter; dit is voor mij, in mijn vaderland, waar ik niemand tot last hoop te zijn.

Door prinses Marianne geschonken Orgel in de Oude Kerk in Voorburg
Door prinses Marianne geschonken Orgel in de Oude Kerk in Voorburg (CC BY-SA 4.0 – RCE – wiki)

Het Heilige Land

In 1849 gaat Marianne vijf maanden lang met stoomschip Willem I en een gevolg van twaalf personen op ‘pelgrimsreis’ naar het Heilige Land. Begin 2025 is over deze reis het boek Op reis met prinses Marianne van Kees van der Leer en Marieke Spiekhoff verschenen. Marianne maakte de reis met onder andere de bevriende dominee Van Senden, die als haar geestelijke en aardrijkskundige dienst doet. Hij heeft eerder al een bijbelatlas vertaald, zonder ooit in het gebied te zijn geweest. Het is niet ongebruikelijk in die tijd dat dominees en priesters afreizen naar het Heilige Land om met eigen ogen bijbeloorden te bezoeken en er verslag van te doen.

Op reis met prinses Marianne
 
De reis heeft een tweeledig doel, namelijk enerzijds een vroom bezoek brengen aan heilige plaatsen, maar anderzijds het ongezien en ongemerkt ter wereld brengen van haar ‘bastaardzoon’ op Sicilie. Op de heenreis blijkt namelijk dat ze zwanger is van haar eveneens meereizende minnaar Van Rossum. Onduidelijk is of bijvoorbeeld dominee Van Senden hiervan op de hoogte is geweest.

Bij het twaalfkoppige gezelschap zijn ook een broer van haar minnaar, haar boekhouder Jan Dirk Peletier, die een reisverslag bijhoudt, een hofmeester en nog enkele anderen. Ze reizen via Franse havens, Portugal, Spanje en Italië. De prinses trekt zich een paar weken decent terug op Sicilië. Daarnaast beklimt het reisgezelschap er onder andere de Etna. Het pasgeboren zoontje Johannes Willem wordt er achtergelaten bij een verzorgster, terwijl Marianne alsof er niets gebeurd is, na deze ‘tussenstop’ met haar gezelschap verder reist. Opmerkelijk is dat ze diezelfde buitenechtelijke zoon later zelf opvoedt zonder dat geheim te houden, wat haar talloze conflicten bezorgt met haar familie, die ‘een zoon van nota bene een lakei’ schandelijk vindt.

Zowel Van Senden als Peletier doen regelmatig verslag van de reis. Vanuit Sicilië gaat het door naar Egypte en Jaffa, waar de rondreis door het Heilige Land begint. Peletier schrijft na hun aankomst in Alexandrië:

…het vreemde gesigt: al die zwarte menschen met die vreemde kleeding met anderande soort van ruime broeken, ook differente soorten van sluijers en mantels om roode mutse met groote dikke kwaste of zogenaamde tullebanden op het hooft (…) Onze goederen wierden alle op kamelen geladen, dan gaat de kameel leggen, dan laaije de slaaven aan bijde zijden de goederen op een soort zadel (…) wanneer zo een kameel gepakt is dan staad het geduldige dier op, dan is het of men tegen een berg opkijkt…

Over de slavenmarkt in Alexandrië noteert hij, dat de slaven ‘er als beesten in het rond stonden’, en: ‘Hare Koninklijke Hoogheid heeft heden een zwarten jongen gekocht…’. Er wordt een tochtje op de Nijl gemaakt maar als de prinses in een karavaan met tientallen kamelen door de woestijn wil trekken, schrijft Van Senden: ‘Reeds alles was voor de woestijnreis tot watervaten toe, gekocht, toen, eensklaps de Prinses een terreur panique voor de woestijn overviel,’ zodat alleen enkele piramiden in de buurt worden bezocht.

Prinses Marianne, geportretteerd door Karl Wilhelm Wach
Prinses Marianne, geportretteerd door Karl Wilhelm Wach

Amandelboom

In Palestina worden tweeëndertig paarden en twee kamelen gehuurd voor de tocht door het Sarondal naar Ramleh en drie dagen later worden ze vol eerbetoon door de Turkse heerser Jeruzalem ingehaald, wat zowel de prinses als de dominee niet erg bevalt. De dominee: ‘Zoo ben ik te Jeruzalem, doch niet als eenen pelgrim betaamt, gekomen.’ Hij rookt meerdere keren met de pasja van Jerusalem ‘mooije pijpen’ in het huis waar Pilatus gewoond zou hebben, in Acra kijkt hij vanuit zijn slaapkamer uit op de Olijfberg, ‘dien ik reeds meerdere malen heb beklommen’ en zit in de middagzon bij de bron van Soloa, waar Jezus een blindgeborene zou hebben genezen, terwijl het gezelschap daarna ook de warme baden van Tiberias bezoekt en de dominee op de Berg der Zaligsprekingen een preek houdt over de Bergrede, staande op de plek waar Jezus verworpenen en minder bedeelden heeft ‘zalig gesproken’.

De reis, oorspronkelijk gepland voor vijf maanden, duurt uiteindelijk dertien maanden. Op de terugweg wordt Sicilië opnieuw aangedaan, maar de kleine Oranje-telg wordt er na een bezoek van Marianne voorlopig nog achtergelaten.

Dominee Van Senden overlijdt kort na deze reis in 1851, nadat hij een gemeentelid had bezocht dat aan de mazelen leed – vermoedelijk raakte hij daarbij zelf ook besmet. Maar er komt ook nieuw leven voort uit deze reis. Een amandel, die de prinses jarenlang heeft bewaard, groeit na planting in Reinhartshausen, waar ze zeven jaar na de reis een wijnkasteel koopt, uit tot een forse amandelboom. Ze richt daar tevens een gastatelier in en brengt haar kunstcollectie grotendeels onder in een apart gebouwde museumvleugel. Ze bezit ondertussen honderden schilderijen (onder meer Paul Tetar van Elven, Jongkind, Jacob en Mathijs Maris van de Haagse School, evenals de zeventiende-eeuwse Jacob van Ruisdael). Zelf is ze ook creatief bezig: ze componeert de Königliche Preussische Armeemarsch en borduurt Bijbelspreuken op fluwelen kussens.

Kamenz
Aan de voorzijde van het kasteelpaleis in Kamenz konden via een overdekte, dubbele oprijlaan koetsiers hun passagiers droog laten uitstappen. – Foto: Lex Veldhoen

Marianne in Voorburg

In 1861 raakt Van Rossum zwaar gewond bij een vechtpartij met een lakei en overlijdt in 1873 aan ‘vliegende tering’. Zoon Johannes Willem overlijdt als twaalfjarige in de armen van Marianne aan roodvonk. Na dit verlies laat de prinses in Erbach een kerk bouwen met drie graven: voor haar, voor Van Rossem en voor haar zoon. Ze blijft op en neer pendelen tussen Voorburg, Kamenz en Reinhartshausen. In Kamenz nodigt ze nog een keer huisvriend dominee Voorthuijsen met zijn vrouw uit, die in een brief aan familieleden schrijft:

Ons gaat het uitnemend, steeds genietend, eigenlijk veel te veel om te kunnen verduwen. Dag aan dag van vroeg tot laat bij den weg naar alle windstreken heenrijdende, meestal 4 of 5 rijtuigen (…) Soms doet mij zulk een leven denken aan tooverij. (…) Hare bezittingen zijn hier onafzienbaar, meestal prachtige boschen.

Foto van prinses Marianne, ca. 1850
Foto van prinses Marianne, ca. 1850
De prinses geeft hen tenslotte ook geschenken mee uit haar eigen marmergroeve en, zo schrijft Van Voorthuijsen: ‘Gisteren waren wij in een glasblazerij en slijperij op hare bezittingen en kregen wij een prachtig punchbowl en waterkan…’.

Inmiddels verloopt het contact met de kinderen uit haar eerste huwelijk stroef. Zo verlaat ze Camenz op een gegeven moment teleurgesteld ‘want als een Vreemde had er mijn Zoon naast mij gestaan, hij kwam er voor Kamenz, hij kwam er niet voor zijne moeder.’ Marianne verzwakt langzamerhand en schrijft: ‘ik laat mij dragen waar ik niet rijden kan, niet zoo goed ter been zijnde (…) Ook mij vallen bij dag de ogen toe.’

In 1883 wordt ze, op haar wens zonder koninklijk vertoon, in Erbach begraven, in een graf getooid met een levensgroot Christusbeeld, waarin eerder al Johannes van Rossum (zonder naamsvermelding) is begraven. De kerkvaderen van Erbach vonden namelijk, dat een getrouwde man die ‘het met een ander had gehouden’ niet binnen de kerkmuren paste. Hij heeft toen een plek op de begraafplaats tegenover kasteel Reinhartshausen gekregen. Marianne die wel bij haar zoon in de kerk begraven mocht worden, kiest er echter voor om naast haar minnaar, met wie ze dertig jaar had samengewoond, te worden begraven.

Swaensteyn, prinses Marianne
De kamer in Museum Swaensteyn, die aan prinses Marianne gewijd is. – Foto: Lex Veldhoen

Soepuitdelingen

Vanwege haar band met Voorburg is daar een belangrijke doorgaande straat naar Prinses Marianne genoemd en in Museum Swaensteyn is een kamer aan haar gewijd. Hier zijn haar reis-secretaire te zien, enkele siervazen, een van haar piano’s en een geschilderd portret van Johannes van Rossum. In de Voorburgse Oude kerk is nog het Bätzorgel te bewonderen dat zij schonk. Ook bijvoorbeeld de orangerie van Rusthof bestaat nog steeds. Kees van der Leer, (mede)-auteur van diverse boeken over haar, vertelt:

Ze deed hier veel goed werk, zat niet stil, bezocht meisjesscholen, deed soepuitdelingen, schonk maandelijks geld aan hulpbehoevenden en financierde voor vijftig procent een nieuw gemeentehuis, dat nog bestaat.

Het graf van prinses Marianne in Erbach
Het graf van prinses Marianne in Erbach

In de Collectie Koninklijk Huisarchief bevindt zich nog een staal donkerblauw ribfluweel, waarmee de stoelen in Kamenz bekleed dienden te worden. Ook in Paleis Het Loo herinnert nog het een en ander aan de prinses. Zo bevinden zich daar enkele souvenirs die werden mee terugbracht van haar reis naar het Heilige Land: zoals enkele vervalsingen die dominee Van Senden door straatverkopers waren aangesmeerd. Maar ook grafbeeldjes, olielampen, een mummie en gedroogde bloemen. De laatste waren door de prinses geplukt in de Hof van Gethsemane, waar vandaan ze ook een zakje aarde meebracht, die ze schonk aan dichter-dominee Nicolaas Beets.

In Polen bestaat in de regio van Kamenz nog een ‘Marianne route’. Bij toeristenkantoren is een bijhorende gids te krijgen met ‘Marianne-plekken’. Bij kristalfabriek Violetta in Stronie Slaskie wordt ze op een toeristisch bord betiteld als één van de meest onconventionele vrouwen van het 19de eeuwse Europa: ‘Haar ideeën en acties waren haar tijd ver vooruit’.

Lex Veldhoen is journalist en auteur van diverse boeken en uitgaves. Hij schreef en schrijft onder meer voor NRC-Handelsblad, Trouw, HP-De Tijd en het Parool. Zijn specialisaties zijn biografieën, reisverhalen en de onderwerpen India, België, Kunst, wetenschap en techniek. Zie ook zijn website lexveldhoen.nl.

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
2000
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 56.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×