Provo’s in de provincie

14 minuten leestijd
Anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld in Maastricht, waar hij prompt in elkaar is gemept door de politie, 1967
Anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld in Maastricht, waar hij prompt in elkaar is gemept door de politie, 1967 - Foto: Frits Widdershoven

Opperprovo Roel van Duijn had maar weinig respect voor de provobewegingen die her en der opdoken in de provincie. Maar hij maakte een uitzondering voor Maastricht. De altijd zo gezapige provinciestad heeft midden jaren zestig maar liefst drie provobewegingen en ze zijn een bron van inspiratie voor de Amsterdamse provo’s. Provoleiders Roel van Duijn, Robert Jasper Grootveld, Rob Stolk en Hans Tuynman komen graag naar de stad in het zuiden. Ze organiseren er zelfs het ‘internationaal provotaries konsilie’. Journalisten uit heel Europa komen erop af. Tegelijkertijd zorgt het vrolijke verzet ervoor dat het zeer conservatieve Maastricht eindelijk de luiken opengooit.

Opperprovo’s Roel van Duijn, Rob Stolk en Hans Tuynman vinden elkaar in 1965. Ze willen eigenlijk het anarchisme vernieuwen en zijn oorspronkelijk uit op harde confrontaties, maar door de niet te miskennen invloed van Robert Jasper Grootveld verandert hun strijd in ‘een lieve revolutie’. Grootveld, wel getypeerd als ‘supernozem’, houdt al in 1955 zijn eerste absurdistische manifestatie als hij verkleed op een zelfgebouwd vlot met daarop een woonkamer in het klein door de Amsterdamse grachten vaart. Het woord komt pas eind jaren vijftig in zwang in de VS, maar voor Europa is deze manifestatie onmiskenbaar de eerste happening. Het levert Grootveld dan al internationale faam op: alle kranten schrijven erover, radio en tv haken aan, en een filmpje van twee minuten van de tocht wordt in de VS coast to coast uitgezonden…

Mestreechter Geis, het Maastrichtse 'Lieverdje'
Mestreechter Geis, het Maastrichtse ‘Lieverdje’ (CC BY-SA 3.0 – Heavyuser – wiki)
Begin jaren zestig krijgen zijn manifestaties vastere vorm, vanaf 1964 met ludieke acties bij het Lieverdje op het Spui in Amsterdam. Als de provo’s een jaar later aanhaken, ontstaat er een heuse beweging. Volgens Roel van Duijn heeft Robert Jasper Grootveld het provo-anarchisme van de jaren zestig beweeglijk en aantrekkelijk gemaakt, en daardoor ook interessant voor de media. Terwijl provo anders misschien een obscuur anarchistisch clubje zou zijn gebleven, wordt het een tot de verbeelding sprekende beweging. Journalisten lopen de deur plat in Amsterdam, terwijl de provo’s uitvliegen om lezingen te geven in België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Denemarken en Engeland. De provo’s zijn begin 1967 zelfs eregasten op de internationale conferentie van anarchisten in Milaan.

Hard werken en sober leven

Het vrolijke anarchisme van provo komt precies op het juiste moment. Na de Tweede Wereldoorlog is de orde in het land weer razendsnel hersteld. Alle neuzen moeten dezelfde kant op voor de wederopbouw. Hard werken en sober leven wordt het devies, en dat legt een deken van bedomptheid over de samenleving. De schilders van COBRA, de schrijvers van de Vijftigers en de nozems rammelen wel aan de poort, maar krijgen niet echt een voet tussen de deur. De provo’s lukt dat wel. Met hun ludieke acties weten ze de gevestigde orde uit te dagen en zelfs volledig te ontregelen. Ze vinden hun volgelingen onder de jongeren die net op het einde of zelfs helemaal na de oorlog zijn geboren, en die geen boodschap hebben aan het mantra van hard werken en sober leven. Dat hoeft immers ook niet meer: door de ontdekking van het Gronings gas groeien de bomen in Nederland opeens tot de hemel. Tussen 1963 en 1973 kent het land een ongekende economische bloei, en dat vertaalt zich in forse loonsverhogingen. De wederopbouw is voltooid, de vruchten kunnen worden geplukt. Het zijn de jaren van het biefstuksocialisme, de tijd dat de sociaal-democratische voorman Den Uyl voorziet en hoopt dat elke arbeider een Opel Kadett voor de deur krijgt.

De provo’s spelen er gretig op in: ze omarmen het project New Babylon van Constant Nieuwenhuijsen. De kunstenaar predikt dat mensen door de welvaart en de automatisering helemaal niet meer hoeven te werken: de nieuwe tijd is aan de homo ludens, de spelende mens. Het gezag en de na de oorlog weer volop in ere herstelde zuilen schieten in een kramp: ze zijn als de dood dat hun macht zal verkruimelen. Maar juist omdat deze dinosaurussen zo angstvallig vasthouden aan de status quo, zijn ze makkelijk uit te dagen en onderuit te halen, en de provo’s voelen dat feilloos aan.

Het Maastrichtse Lieverdje

De Amsterdamse provobeweging krijgt tal van navolgers in de provincie. Meestal kopiëren ze slechts wat er in Amsterdam gebeurt, en daar had Roel van Duijn weinig respect voor, zoals hij schrijft in Provo. De geschiedenis van de provotarische beweging 1965-1967. Maar hij maakt een uitzondering voor Maastricht. De provo’s in deze stad in het donkere zuiden hebben een heel eigen ‘provocisme’ ontwikkeld, stelt hij. Toch is het ludieke verzet in Maastricht in eerste instantie een letterlijke kopie van wat er in Amsterdam gebeurt. De Maastrichtenaren Roel Bos en Yves van Kempen studeren dan aan de UvA en zien wat er gebeurt bij het Lieverdje. Roel Bos:

In Amsterdam was van alles aan de hand, in andere steden begon het ook, en ik dacht: verdomme, en Maastricht dan? We waren niet uit op een revolutie, maar we wilden wel verandering. In Maastricht was er geen enkel tegengeluid.

Het keurige uiterlijk van Lynx-redacteuren Yves van Kempen en Roel Bos zorgt voor verwarring bij het ‘feodaal gezag’, 1966
Het keurige uiterlijk van Lynx-redacteuren Yves van Kempen en Roel Bos zorgt voor verwarring bij het ‘feodaal gezag’, 1966 – Foto A.H.W. Heijn

Ze beginnen de provobeweging Lynx, die meteen een eigen blad krijgt met dezelfde titel. Maar ze moeten het vooral hebben van de happenings die ze vanaf het najaar van 1965 in Maastricht organiseren. Maastricht heeft de Mestreechter Geis, de Maastrichter Geest, een beeldje dat goed is te vergelijken is met het Lieverdje. Roel Bos:

De happenings bij het Lieverdje spraken erg tot mijn verbeelding. En ik zag meteen: als we dat gaan doen bij de Mestreechter Geis krijg je een herkenbaar verhaal en snappen jongeren meteen waar het om gaat.

Magiese tempel

De Maastrichtse provo’s komen samen in café de Petit Tanneur in het Jekerkwartier, een schilderachtige maar dan zeer verlopen buurt aan de rand van het centrum. De Petit Tanneur, een café waar volgens bezoekers van die tijd alles kon en alles mocht, wordt omgedoopt in ‘de magiese tempel van het Maastrichtse provotariaat’. Hier bedenken de Lynx-provo’s de happenings rond de Mestreechter Geis, op maar een paar minuten lopen van het café. De provo’s apen in eerste instantie vooral na wat ze in Amsterdam doen, vertelt Loe Mirrer: ‘In het begin riepen we zelfs “uche, uche, uche”, want dat was wat ze in Amsterdam immers ook deden. Maar al snel werd het echt, werd het toch iets van ons.’ In een stad waar de verhoudingen al eeuwen onwrikbaar vastliggen is er maar weinig nodig om reuring te veroorzaken. Loe:

We deden soms maar wat. Maar het had wel effect. De happenings kregen veel publiciteit. Uiteindelijk hebben de provo’s zeker bijgedragen aan de vernieuwing van de Maastrichtse cultuur.

Dat beaamt provo Max Schwiebert: ‘Zodra we optrokken naar de Mestreechter Geis voor een happening, sloeg de paniek toe op het politiebureau en het gemeentehuis. Dan reden de politiewagens uit en kwamen de agenten met knuppels in de aanslag op ons af. Want happenen mocht niet. Terwijl het eigenlijk niks voorstelde.’

Maar het stelt wel degelijk wat voor. Het stadsbestuur, door Roel Bos en Yves van Kempen in Lynx steevast aangeduid als ‘het feodaal gezag’, raakt compleet ontregeld. De nog altijd zeer katholieke stad wordt al sinds 1937 bestuurd door Willem Michiels van Kessenich, een man die verdwaald lijkt in de tijd: de baron woont elke zondag de mis bij met de burgemeesterssteek op zijn hoofd, de ambtsketting om en al zijn onderscheidingstekens opgespeld, gezeten op een speciale stoel op het priesterkoor zodat elke kerkganger hem goed kan zien.

Lynx-redacteuren Roel Bos, Rob van Dijk en Fritz Zondervan in hun ‘vreemde Eenden’ in Maastricht, 1967
Lynx-redacteuren Roel Bos, Rob van Dijk en Fritz Zondervan in hun ‘vreemde Eenden’ in Maastricht, 1967 – Foto A.H.W. Heijn

‘Dancings, dancings, dancings’

In april 1966 krijgt de Maastrichtse provobeweging massa. Tijdens een happening op 21 april besmeuren zo’n tweehonderd provo’s de Mestreechter Geis met witte verf, terwijl ze ‘leve de republiek’ roepen en oproepen tot een protestmars naar de woning van de burgemeester. De politie slaat de groep uit elkaar. Bij de volgende happening op Koninginnedag, negen dagen later, komen er al vijfhonderd provo’s naar het beeldje, evenveel als zich die dag in Amsterdam verzamelen rond het Lieverdje. De Maastrichtse provo’s roepen niet meer ‘uche, uche, uche’, maar ‘dancing, dancing, dancing’.

In het Maastricht van die tijd hebben gelegenheden een speciale vergunning nodig als ze dansen willen toestaan, en die vergunning krijgen ze bijna nooit. Max Schwiebert: ‘Het was zelfs zo erg dat je niet eens een meisje mocht vastpakken in een café, want dat leek op dansen. Dan kwam de kastelein meteen naar je toe om te waarschuwen. De gemeente wilde ten koste van alles voorkomen dat cafés dancings zouden worden, en daar werd streng op gehandhaafd.’

Schrappen van het dansverbod is zeker niet het enige wat de provo’s eisen. Ze willen ook een ‘hippe burgemeester’. Verder blijven ze van mening dat Nederland een republiek moet worden, al zijn ze inmiddels wat coulanter, misschien omdat de vorstin die dag jarig is: dat hoeft pas ‘zodra Juliana er eens genoeg van zou hebben’. En de provo’s eisen sporthallen, meer zwemgelegenheden en een universiteit.

Een onhandige regent

De happening op Koninginnedag ontaardt in een rel. Zelfs het Nieuwsblad van het Noorden doet er verslag van: ‘De jongelui dromden samen rond het beeld van de Maastrichter “Geis” aan het Bat. Zij trokken het standbeeldje – een creatie van Mari Andriessen – heen en weer, gingen op de weg zitten, molesteerden het verkeer en trachtten herhaaldelijk brand te stichten op de weg.’ De politie treedt hard op. Uiteindelijk worden negenentwintig jongeren gearresteerd. Het OM past snelrecht toe: de arrestanten krijgen een boete van honderd gulden, waarvan de helft voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Michiels van Kessenich betoont zich net zo’n onhandige regent als de Amsterdamse burgemeester Gijs van Hall. Als het harde politieoptreden niet helpt, draagt hij de mannen van de Dienst Gemeentewerken op een zak over het Maastrichtse Lieverdje te doen. Kort daarna laat hij het beeldje zelfs weghalen. Het zal bijna een jaar lang worden weggestopt op een gemeentewerf. Als reden geeft de burgemeester op dat de Mestreechter Geis door al het duwen en trekken inmiddels los op zijn sokkel staat. En ook al is dat een beetje waar, heel Maastricht weet wel beter.

Maar de actie heeft wel effect: de happenings op de kop van de Stokstraat stoppen meteen. Dat komt ook doordat de burgemeester de opstandige jongeren tegemoetkomt. Hij weigert weliswaar in gesprek te gaan met de provo’s, maar gaat wel in conclaaf met jongerenorganisaties. Tijdens dat overleg schrapt hij met één pennenstreek het dansverbod. Roel Bos:

Dat lijkt misschien onbeduidend, maar dat was een echte doorbraak. Dansen kon tot dan toe alleen in sociëteiten, maar daar namen ze vaak geen leden meer aan, of mensen wilden er geen lid van worden omdat het veel te braaf was.

Een lieve revolutionaire beweging

In Maastricht zelf is dan al een tweede provobeweging ontstaan met de naam Ontbijt op Bed. De beweging wordt gedragen door Hans Mol, Kees Graaf en Ger Brouwer, drie studenten van de Jan van Eyck Academie – de kunstinstelling die volgens het Limburgs Dagblad zelfs in 1961 nog een bolwerk was van het katholicisme, is opeens een broedplaats van verzet. Deze rebellerende jongeren ontwikkelen volgens Roel van Duijn een ‘provocisme’ waar hij zeer over te spreken is. Volgens Van Duijn zijn Mol, Graaf en Brouwer een ‘lieve revolutionaire beweging’ begonnen, want harde provocaties zouden in het conservatieve Limburg kunnen leiden tot een ‘afschuwelijke fascistiese reaktie’.

De dadaïstische vormgeving van het blad Ontbijt op Bed inspireert het Amsterdamse blad Provo, 1966
De dadaïstische vormgeving van het blad Ontbijt op Bed inspireert het Amsterdamse blad Provo, 1966
In het kielzog van Ontbijt op Bed ontstaat bovendien de kunstzinnige ‘luuksbeweging’: provo’s die alvast zijn begonnen met spelen. Zo ontwerpt kunstenaar Iris de Leeuw het befaamde ‘luukspak’. Een unisekspak waarvan de felgekleurde mouwen en pijpen afritsbaar zijn en kunnen worden uitgewisseld, zodat de mensen er vaak erg opvallend bij lopen. Het is meteen een protest tegen het vermaledijde kapitalisme: iedereen kan zo’n luukspak zelf maken van oude kleren, zo hoeven ze geen geld uit te geven bij ‘de mislijk makende middenstand’.

Het luukspak doet het goed onder de Amsterdamse provo’s. Iris de Leeuw haalt er al snel het Stedelijk Museum in Amsterdam mee, terwijl het later is aangekocht door het Rijksmuseum. Tegelijkertijd is de neo-dadaïstische stijl van het blad Ontbijt op Bed van grote invloed op de vormgeving van het Amsterdamse blad Provo.

Het verzet wordt politiek

Na de rellen rond de Mestreechter Geis en de concessie van het gemeentebestuur schakelen de provo’s in Maastricht snel over naar een hogere versnelling. Om de paar weken is er wel een sit-in of een teach-in. De Lynxprovo’s, hoewel uiterst politiek in hun blad, houden hun happenings ludiek. De Ontbijt op Bedprovo’s pakken het veel groter aan. Ze halen de dichter en schrijver Simon Vinkenoog naar de stad en weten de Amsterdamse provoleider Rob Stolk te strikken. Latere teach-ins doen denken aan politieke bijeenkomsten, zo veel grote namen als ze uitnodigen. Het lijkt typerend voor de Ontbijt op Bedprovo’s: ze willen zich nadrukkelijk mengen in het debat.

De Luuksbeweging geportretteerd in de Belgische krant De Standaard, november 1966
De Luuksbeweging geportretteerd in de Belgische krant De Standaard, november 1966

Najaar 1966 wordt de provobeweging in Maastricht ronduit politiek. De NAVO wil zijn West-Europese commandocentrum AFCENT naar Zuid-Limburg verhuizen. Een deel van de manschappen komt dan in de Tapijnkazerne in het Jekerkwartier. Het commandocentrum zal worden geleid door generaal Von Kielmansegg. Maar de man heeft gediend in de generale staf onder Hitler, zo wordt onthuld door opinieweekblad Vrij Nederland. De oorlogsmisdaden die mede onder zijn gezag zijn gepleegd bij de inval in Polen in 1939, lijken er opeens niet meer toe te doen, en daar zijn de provo’s woest over. Lynx en Ontbijt op Bed trekken hierin samen op. De Amsterdamse provo’s scharen zich achter de acties en zakken steeds vaker af naar het zuiden om bij te dragen aan de protesten.

Acties tegen SS-generaal

In september organiseren de Maastrichtse provo’s een mars tegen Von Kielmansegg. Als er een militaire parade wordt gehouden op het Vrijthof bedenken ze in de Petit Tanneur het plan om knikkers tussen de marcherende militairen te strooien – het mislukt alleen doordat elke provo een ‘stille’ aan zijn zijde krijgt. In januari weet Hans Mol van Ontbijt op Bed met een vervalste perskaart de persconferentie van de NAVO in de Tapijnkazerne binnen te dringen. Het maakt de talloze aanwezige legerofficieren woest, zeker als hij met zijn vragen Von Kielmansegg in een hoek weet te drijven.

De ontvangst van de generaal later die middag in het Provinciehuis aan de rand van het Jekerkwartier wordt verstoord door provo’s met expliciete spandoeken en zelfs nazivlaggen. Zeven mensen worden opgepakt en het blijken allemaal Amsterdamse provo’s. Dezelfde nacht wordt Lynxprovo Jan Moling samen met drie kompanen aangehouden: ze hebben het Duitse consulaat op de Wilhelminasingel volgekalkt met hakenkruizen en SS-tekens. De politie heeft weinig moeite de daders te vinden: op de terugweg naar de kamer van Moling, in een huis tegenover het consulaat, heeft het viertal een spoor van kalk achtergelaten.

Later mengen de provo’s zich luidruchtig in het debat bij verkiezingsbijeenkomsten van politieke partijen. Een PvdA-bijeenkomst met landelijke kopstukken wordt ernstig verstoord door Robert Jasper Grootveld en een andere provo. De dan zeventienjarige Maastrichtenaar Tom America herinnert het zich nog goed: ‘Het was erg indrukwekkend hoe ze dat deden. Met een enorme beslistheid namen ze het podium in. Daar gingen ze helemaal los.’

Gemeente en politie treden hard op tegen de ‘Levende Opjekten Sjoo’ in een galerie in 1968
Gemeente en politie treden hard op tegen de ‘Levende Opjekten Sjoo’ in een galerie in 1968 – Foto Frits Widdershoven

Decennialange knechting

De Maastrichtse provo’s weten zich gesteund. De Lynxbeweging wordt met open armen onthaald door de Maastrichtenaar Fons Hermans, de broer van Toon Hermans, de dan zeer bekende cabaretier. Fons Hermans is activistisch, lid van de PSP en correspondent Limburg voor het progressieve weekblad Vrij Nederland. De provo’s van Ontbijt op Bed krijgen veel van de ideeën voor happenings aangereikt door Kees Slager, die er vervolgens verslag van doet voor de linkse krant Het Vrije Volk waar hij aan is verbonden als correspondent. Slager, later mede-oprichter van het VPRO-programma OVT en senator voor de SP, helpt ook de luuksbeweging: luuksleider Iris de Leeuw is in die jaren namelijk zijn vrouw.

De NAVO-protesten van de verzamelde provo’s zijn, naar nu pas is gebleken, altijd geregisseerd door de toen zeer bekende schrijver, dichter en journalist Bertus Aafjes. Hij doet zijn sturende werk vanuit de coulissen: de man staat dan nog op een voetstuk, en niet alleen bij het katholieke volksdeel. Het valt wel op dat de rebellie en de steun voor het verzet veelal komen van mensen die niet uit Maastricht afkomstig zijn, of mensen die uit de stad zijn vertrokken. Het lijkt symptomatisch: hetzelfde is te zien bij de kraakbeweging die rond 1970 ontstaat in de stad, een beweging die volgens eigen zeggen min of meer in het verlengde opereerde van provo. Toenmalig krakersleider Geurt Bijnen, zelf afkomstig uit Oss:

Het viel op dat de mensen die reuring veroorzaakten, de krakers die actief waren vanuit een ideaal, allemaal import waren. De reuring moest komen van mensen die niet uit Maastricht kwamen. Het zat niet in de volksaard. Decennialange knechting, dat zal het zijn.

Maastrichtse provo’s bij het ‘internationaal provotaries konsilie’ in kasteel Borgharen, november 1966
Maastrichtse provo’s bij het ‘internationaal provotaries konsilie’ in kasteel Borgharen, november 1966 – Foto: Joop van Bilsen, Nationaal Archief

Internationaal provotaries konsilie

In november 1966 komen de Amsterdamse provo’s massaal naar Maastricht. Ze huren kasteel Borgharen af voor hun ‘internationaal provotaries konsilie’. Het is een enorme eer voor de Maastrichtse rebellen. Alle bekende Amsterdamse provo’s zijn er, ook ‘full-time provo’ Hans Tuynman, de befaamde anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld en Luud Schimmelpennink, de drijvende kracht achter het witte fietsenplan. Roel van Duijn in een verslag achteraf:

Provoos uit verschillende landen kwamen er bijeen. Wij beschouwden het als de formele afsluiting van het tijdperk van het proletariese socialisme in West-Europa.

Na de teach-ins en sit-ins van de provo’s volgen de love-ins van de hippies in het Stadspark, 1967
Na de teach-ins en sit-ins van de provo’s volgen de love-ins van de hippies in het Stadspark, 1967 – Foto Roel Bos
Daarmee zou in Maastricht het startschot worden gegeven van het tijdperk van het provotarisme. Eerder al had Van Duijn de arbeidersjongeren in de plaatselijke jongerensociëteit de Berchmans duidelijk gemaakt dat het provotariaat de tegenhanger is van het proletariaat. Geheel conform de theorie van kunstenaar Constant Nieuwenhuijs heeft hij betoogd dat arbeiders niet meer nodig zijn omdat computers en machines al het werk gaan doen. De nieuwe mens kan zijn tijd vullen met ‘protest tegen de bestaande toestand’ en dat protest hoort ludiek te zijn, want dat is wat past bij de homo ludens. Verder hoeft iedereen alleen nog maar te spelen en creatief te zijn. Met het konsilie in Borgharen krijgt dat ludieke protest internationaal aandacht: het congres trekt journalisten, fotografen en televisieploegen uit Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië.

Mars door de instituties

In mei 1967 dragen de Amsterdamse provo’s de beweging ten grave omdat hun doel bereikt zou zijn. Een typische provoactie waar sommige hoofdpersonen achteraf toch enige moeite mee hebben. Ze creëren zo weliswaar ruimte voor de summer of love die niet veel later ook in Nederland zou losbarsten, maar staan opeens wel met lege handen. Roel van Duijn gaat in retraite op een antroposofische en biologische boerderij op Walcheren, waar hij het idee opdoet voor de Kabouterbeweging. Robert Jasper Grootveld zal in de jaren die volgen veel in Maastricht verkeren, een stad waar hij zich thuis voelt.

Het Jekerkwartier
 
De in Maastricht woonachtige provo’s voegen zich naar de ontwikkelingen en gaan verder als hippies: ze organiseren geen teach-ins en sit-ins meer, maar love-ins, maar doen dat wel nog steeds vanuit hun ‘magiese tempel’ in het Jekerkwartier. In 1968 weet een galerie in de verloederde buurt nog de woede van het gemeentebestuur op zijn hals te halen met een manifestatie met naakte danseressen, maar een jaar later is het allang niet meer zo bijzonder dat de notabene door paters geleide sociëteit de Berchmans een expliciete tentoonstelling organiseert over seks en alles wat daarbij hoort.

Bij de gemeente is burgemeester Michiels van Kessenich in 1967 afgelost door Fons Baeten. Dat verandert nog niet zo veel, want ook hij is een behoudende, puriteinse katholiek. Maar de provo’s, de hippies en de krakers die in verzet zijn gekomen tegen de gevestigde orde, beginnen rond 1970 een mars door de instituties en zorgen er zo voor dat gemeente eindelijk de luiken opengooit. Het is een verrassende ontdekking: het Maastrichtse verzet dat vooral ludiek was en volgens de rebellen van toen niet veel voorstelde, is niet alleen omarmd door de Amsterdamse provo’s, maar heeft bovendien de bijl aan de wortels weten te leggen van het geharnaste katholieke conservatisme in de stad.

Dit artikel is een bewerking van enkele hoofdstukken uit Het Jekerkwartier. Broedplaats van vrolijk verzet van Frank Bokern (Van Oorschot 2023), aangevuld met enige informatie uit De eerste hippies. Bloemenkinderen van het fin de siècle van dezelfde auteur, dat later dit jaar zal verschijnen.

Frank Bokern (1957) werkte als journalist onder meer voor de NOS en de Haagse Post en was vijfentwintig jaar actief als tekstschrijver, copywriter en communicatieadviseur.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×