Dark
Light

Regentenwerk – Vergaderen in de Staten-Generaal en Tweede Kamer

1750-1850
Auteur:
4 minuten leestijd
Instelling van de Staten-Generaal door koning Willem I in het Brusselse stadhuis, 1815 - Johann Nepomuk Gibèle
Instelling van de Staten-Generaal door koning Willem I in het Brusselse stadhuis, 1815 - Johann Nepomuk Gibèle (Publiek Domein - wiki)

Zowel in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als in de periode na de Restauratie (1813) kenden we het instituut van “de Staten-Generaal”. Tot aan de Bataafse Revolutie (1795) golden de Staten-Generaal als een overlegvorm tussen de afgevaardigden van de zeven verschillende provincies in Den Haag. Bij de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1813 werden de Staten-Generaal echter het hoogste, centrale bestuursorgaan. Kortom, een heel ander instituut, met een heel andere rol, in een heel andere (politieke) context. Alleen de naam ‘Staten-Generaal’ herinnerde toen nog aan de eerdere Staten-Generaal uit de Bataafse Republiek, twintig jaar eerder.

Stadhuis van Brugge, waar in 1464 de eerste staten-generaal bijeenkwamen
Stadhuis van Brugge, waar in 1464 de eerste staten-generaal bijeenkwamen (CC BY-SA 3.0 – M0tty – wiki)
Veel historici hebben lange tijd die discontinuïteit tussen de beide verschijningen van de Staten-Generaal benadrukt. Maar historica Lauren Lauret schetst in haar proefschrift ‘Regentenwerk’ een ander beeld. Volgens haar is er veel meer continuïteit dan tot nu toe verondersteld wordt. In haar boek onderzoekt zij welke vergaderpraktijken, of regententradities, uit de oude Staten-Generaal wel en welke niet zijn doorgegeven en hoe het proces van overgeven precies is verlopen.

De ‘oude’ Staten-Generaal

Tot de Bataafse Revolutie van 1795 kwamen op het Binnenhof gedeputeerden namens de zeven soevereine provincies samen om te vergaderen over het wel en wee in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De afgevaardigden van de provincies vormden samen de Staten-Generaal van de Nederlanden. Na ruggespraak tussen de gedeputeerden en hun provincie werden besluiten genomen over onderwerpen die voor heel de Republiek relevant waren. De rest regelden de provincies zelf. Sinds 1464 – toen de Staten-Generaal voor het eerst onder de Bourgondische hertog Filips de Goede samenkwamen – bestond het college uit leden van vooraanstaande families, die hun positie van vader op zoon overdroegen.

De ‘nieuwe’ Staten-Generaal

Toen eind 1813 Napoleon verslagen werd, schetsten de overwinnaars tijdens het Congres van Wenen een staatkundige herindeling van Europa. De overal in Europa door Napoleon geïnstalleerde regeringen, waaronder in Nederland, werden vervangen door de ‘legitieme’ regeringen. In Nederland werd daarom in 1813 – ten tijde van de zogenoemde Restauratie – koning Willem I als nieuwe, soevereine vorst gekroond, onder waarborg van een constitutie.

Portret van Willem I koning der Nederlanden Joseph Paelinck 1819 (Rijksmuseum)
Portret van Willem I koning der Nederlanden Joseph Paelinck 1819 (Rijksmuseum)
In die constitutie van 1814 was opgenomen dat de Staten-Generaal de volksvertegenwoordiging, of het parlement, van Nederland waren. Daarmee werd – net als in de grondwet van 1798 – een einde gemaakt aan de gedecentraliseerde bestuursstructuur van Nederland. De Staten-Generaal waren geen overlegcollege tussen de provincies in Den Haag meer, maar het hoogste, centrale bestuursorgaan. Overigens waren de bevoegdheden van de Staten-Generaal ook vrij beperkt, omdat de koning in 1814 nog relatief veel macht toebedeeld kreeg.

Eén jaar later, bij de grondwet van 1815, werd verder bepaald dat de Staten-Generaal zouden bestaan uit twee kamers: een Eerste en een Tweede Kamer. Deze gerestaureerde Staten-Generaal waren medewetgever naast koning Willem I.

Continuïteit in de Staten

Ook al lijken er op het eerste oog voornamelijk verschillen te bestaan tussen de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ Staten-Generaal, toch is er, zo betoogt Lauret, een grotere continuïteit dan wordt aangenomen. Dat illustreert de historica aan de hand van verschillende thema’s, waaronder de vergaderpraktijk van de Staten-Generaal, de overlegcultuur, de huisvesting en de band met de Oranjes en de wijze van verkiezen.

Ook de invloed van de provincies op de ‘oude’ en ‘nieuwe’ Staten-Generaal bleef (in andere vorm weliswaar) bestaan. In de ‘oude’ Staten-Generaal werden door de provincies gedeputeerden naar de Staten afgevaardigd om het provinciale belang te dienen. Na de grondwet van 1814 werd de soevereine status van de provincies – en daarmee hun invloedssfeer – drastisch teruggesnoeid. Voortaan traden de Provinciale Staten slechts op als kiescolleges om de Tweede Kamer te vullen met regeringsgetrouwe leden. Kamerleden waren wat betreft hun zetel afhankelijk van de provincies. En dus dienden zij rekening te houden met de provinciale wensen, ondanks dat de grondwet bepaalde dat de Kamerleden onafhankelijk het algemeen belang moesten dienen. Zo slaagden provincies erin, stelt Lauret, “hun nieuwe functie te vertalen naar de oude situatie”, waarin de provinciale afvaardiging diende om het provinciaal belang op nationaal niveau onder de aandacht te brengen. De band tussen provincies in Tweede Kamerleden was nog altijd springlevend.

Regentenfamilies

Jan Elias Nicolaas van Lynden van Hoevelaken werd in 1814 voorzitter van de nieuwe Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden
Jan Elias Nicolaas van Lynden van Hoevelaken werd in 1814 voorzitter van de nieuwe Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden (Publiek Domein – wiki)
Wat ook bleef bestaan – en dat behoeft weinig uitleg – was dat de leden van de Tweede Kamer, net als hun voorgangers uit de ‘oude’ Staten-Generaal, allemaal telgen waren uit oude regentengeslachten. Zo was de eerste voorzitter van de Tweede Kamer, de heer van Lynden van Hoevelaken, een oude patriciër, die tijdens de Republiek de gedeputeerde van Gelderland was geweest. Het is geen verrassing dat hij – diepgeworteld in de ‘oude Staten-Generaal’ – zijn voorzitterswerk op behoorlijk regentesk invulde.

Uitdagers van traditie

De Staten-Generaal van vóór 1795 en die van ná 1814 zijn dus minder verschillend dan wordt gedacht, concludeert Lauret. De oorzaken daarvoor zijn divers. Lauret wijst er een aantal aan. Zo laat zij zien dat de grondwetsartikelen in 1814 en 1815 nauwelijks richtlijnen aan de Staten-Generaal gaven over hoe zij zich aan hun taak moesten wijden. Daardoor konden Tweede Kamerleden oude vergaderpraktijken meesmokkelen en bleven familiebanden van belang bij de verkiezing tot lid van de Staten-Generaal.

Regentenwerk
Regentenwerk – Lauren Lauret
Ook de vele uitdagers van de traditie zorgden er voor dat er juist veel behouden bleef. Uitdagers van tradities overschreden de norm en lieten zien dat er alternatieven bestonden. Dat zorgde er soms voor dat er juist extra werd vastgeklampt aan tradities en oude regentenprincipes, terwijl in andere gevallen de tradities en principes bewust in een nieuw jasje werden gestoken. Tradities hebben als het ware uitdagers nodig hebben om zorgvuldig en bewust overgedragen te worden (of daarvoor in aanmerking te komen). Zo laat Lauret zien dat Tweede Kamerleden hun nieuwe vergaderpraktijk vormgaven op basis van oude regentenprincipes.

Slot

Lauret heeft brieven, dagboek en notulen doorgespit om de regentenprincipes van de Staten-Generaal – en hun overlevering – inzichtelijk te maken. Vaak levert dat verrassende, wetenswaardige en soms zelfs humoristische anekdotes en intriges op. Toch is het – ondanks de verluchting door het bronmateriaal – geen makkelijk leesbaar werk. Maar wie zijn aandacht er goed bij houdt en zich vastbijt in het boek, wordt beloond met een indrukwekkende studie over het ‘oude’ regentenwerk in de ‘nieuwe’ Staten-Generaal.

Boek: Regentenwerk – Lauren Lauret
Ook interessant: Een historische schets van het provinciaal bestuur

Bekijk dit boek bij:

Mark Barrois (1994) studeerde geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Na het volgen van de master ‘Actuele Geschiedenis’ vervolgde hij zijn studie met de interdisciplinaire master ‘Politiek & Parlement’. Inmiddels heeft hij die master ook succesvol afgerond. Zijn interesse gaat onder meer uit naar het functioneren van de lokale democratie en het openbaar bestuur. Met name het thema ‘burgerparticipatie’ spreekt hem daarbij aan. LinkedIn-profiel

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×