Op 17 augustus 1945 – inmiddels 75 jaar geleden – riep Soekarno in Indonesië de onafhankelijkheid uit. Zijn ‘Proklamasi’ viel in Nederland niet in goede aarde. De Nederlandse machthebbers in Nederlands-Indië, die de Tweede Wereldoorlog in Japanse gevangenkampen hadden doorgebracht, beschouwden Soekarno als een collaborateur. Ook politici in Nederland accepteerden Soekarno en de door hem uitgeroepen onafhankelijkheid, niet. Het gevolg was een chaotisch, gewelddadig en jarenlang voortslepend conflict, dat in Nederland afwisselend de ‘dekolonisatieoorlog’ en de ‘Indonesische onafhankelijkheidsoorlog’ wordt genoemd, en in Indonesië bekendstaat als de Revolusi.
In het recent verschenen boek Revolusi voert de Belgische cultuurhistoricus en schrijver David van Reybrouck de lezer langs honderden jaren Nederlandse kolonisatie in Indonesië: vanaf het eerste moment dat de bemanning van de VOC-schepen aan land komen, tot de Proklamasi van Soekarno, en de Bandung-conferentie, de eerste internationale conferentie zónder het Westen, als afsluiting.
Congo, Indonesië en Oral History
Het is niet de eerste keer dat Van Reybrouck over koloniale verhoudingen en het dekolonisatieproces schrijft. Hij maakte eerder al grote indruk met zijn boek Congo: een geschiedenis, waarin hij onder andere de moeizame en ook gewelddadige relatie tussen het Afrikaanse land en de Belgische kolonisator beschreef. In Congo wist Van Reybrouck ogenschijnlijk moeiteloos ‘de grote geschiedenis’ te vervlechten met de verhalen van honderden Congolezen.
In Revolusi, waarin Indonesië dus centraal staat, kiest Van Reybrouck een vergelijkbare aanpak. Ook nu heeft Van Reybrouck honderden mensen geïnterviewd, waarvan het merendeel de negentig al ruim is gepasseerd. Onder hen zijn Indonesiërs, Indo’s, Nederlanders, Japanners en Gurkha’s; soldaten, dienstweigeraars, veteranen, pemoeda’s, troostmeisjes, vrijwilligers, inwoners, zonen van prinsen en politici; nabestaanden en hoogbejaarde getuigen. De verhalen van al die kleurrijke karakters staaft Van Reybrouck meestal met andere historische bronnen. Revolusi laat – net als Congo – zien dat Van Reybrouck het vertellen van verhalen behendig weet te combineren met wetenschappelijke principes.
Nederlandse expansie in Zuidoost-Azië
In een poffertjeskraam in Noord-Holland is Van Reybrouck in gesprek met de 102-jarige Raden Mas Djajeng Pratomo, de oudste zoon van een Javaanse kroonprins, over de “ingewikkelde affaire, de verwarrende boel”, Nederlands-Indië. Al kauwend op een poffertje – Proustiaans haast – realiseert Van Reybrouck zich dat het Nederlandse koloniale avontuur niet begon met ‘een honger naar grond, maar een verlangen naar smaak’.
De Nederlandse aanwezigheid in de archipel begon namelijk bij de VOC-schepen, die in hun zoektocht naar koffie, specerijen, tabak, cacao en suiker, aanmeerden in Ambon, en daar, in 1605, een fort bouwden. Vanaf dat moment breidde de Nederlandse aanwezigheid zich steeds verder uit. Het havennetwerk werd uitgestrekter, de concurrentie verjaagd, de monopolie veiliggesteld. Strafexpedities werden voortvarend georganiseerd, en de lokale adel werd verleid, omgekocht of uitgemoord. Het cultuurstelsel, waar talloze lokale boeren slachtoffer van werden, werd ingevoerd, opiumgebruik onder koelies werd aangemoedigd, en de Indonesische samenleving raakte gesegmenteerd en gesegregeerd. Dat allemaal om de Nederlandse macht in de Indonesische archipel uit te breiden, zoveel mogelijk producten te verbouwen en naar Europa te verschepen en om zoveel mogelijk winst te halen.
De sleutel daarvoor was de beschikbaarheid van goedkope arbeidskrachten. Zonder goedkope arbeidskrachten immers geen productie. Onder hen was de vader van de inmiddels 100-jarige Harjo Utomo. “Mijn vader had niets te kiezen. Hij móést voor de Nederlanders werken”, vertelt Utomo aan Van Reybrouck.
“Hij hield niet van de Nederlanders, hij haatte hen. Waarom? Omdat ze ons gekoloniseerd hadden.”
Indonesische Onafhankelijkheid
De frustratie en afkeer tegenover de Nederlanders waren allang aanwezig – al honderden jaren – maar groeiden exponentieel in de twintigste eeuw. Door de Tweede Wereldoorlog, het daaropvolgende machtsvacuüm en Soekarno, die handig op die leegte wist in te spelen, werd Indonesië in augustus 1945 onafhankelijk. Volgens de Indonesiërs dan. Nederland wilde haar nationale trots en inkomstenbron niet zomaar laten gaan – een jarenlange ‘geweldsorgie’ was het gevolg.
Met het ‘evenwichtige’ Akkoord van Linggadjati werd geprobeerd om een compromis te sluiten. Indonesië zou stapsgewijs overgaan naar een federale structuur, maar in de Tweede Kamer werden, met de nodige arrogantie en neerbuigendheid, steeds zwaardere eisen aan Indonesië gesteld. Hoewel de Indonesiërs bereid waren om met veel eisen mee te gaan, bleek de situatie uiteindelijk onhoudbaar. De diplomatiek staakte, en maakte plaats voor de Politionele Acties.
Globale benadering
De Politionele Acties, waarbij duizenden militairen naar Indonesië werden verscheept om daar met harde hand de orde en het Nederlandse gezag te herstellen, hadden, voor de politici in Den Haag althans, niet het gewenste effect. Het gewelddadige optreden van de Nederlanders werd internationaal scherp veroordeeld: de VS dreigden zelfs met het stopzetten van de Marshall-hulp, het economische steunprogramma dat het kapotgeschoten naoorlogse Nederland hard nodig had. Het vastklampen aan Indonesië zou daarmee te duur worden, en dus wist Indonesië zich in 1949 definitief los te maken van Nederland.
Nadat Indonesië de onafhankelijkheid had veroverd, werd het land – voor een aantal jaren althans – een lichtend voorbeeld voor andere staten in hun weg naar vrijheid. De Filipijnen, India, Sri Lanka, een aantal Arabische landen en later ook de Afrikaanse, waaronder Congo. En ook grote leiders, zoals Nelson Mandela, Martin Luther King en – jawel – Che Guevara, spraken zich uit over- en lieten zich inspireren door wat er in Indonesië was gebeurd. Dat maakt de Revolusi wereldgeschiedenis. “De wereld heeft zich ermee gemoeid en de wereld is erdoor veranderd”, concludeert Van Reybrouck.
Historisch besef
Van Reybrouck is, zo laat hij in een aantal interviews weten, geschrokken van het “wegkijken en wegmoffelen” van Nederlanders als het de zwarte bladzijden uit hun geschiedenis betreft. Hij vindt het opvallend dat – na decennia van eerst sporadische aandacht en later meer structureel, kwalitatief hoogstaand onderzoek – Nederlanders nog altijd zó trots zijn op hun koloniale verleden. Daarbij refereert hij naar een onderzoek van het Britse YouGov uit 2019, waaruit bleek dat slechts zes procent van de Nederlanders aangaf zich te schamen voor de koloniale geschiedenis. Met zijn boek hoopt Van Reybrouck het historisch besef in Nederland verder aan te wakkeren.
Aanklacht
Revolusi is een indrukwekkende wetenschappelijke prestatie: niet alleen is het een prachtig en goed leesbaar overzichtswerk over de Nederlands-Indonesische geschiedenis, maar het boek voegt, door de talloze interviews en het benadrukken van de globale context, ook nieuwe perspectieven toe aan de bestaande geschiedschrijving.
Ondanks de wetenschappelijke kwaliteit, is Revolusi ook een politiek-morele aanklacht. Die aanklacht is niet gericht op de Nederlandse of Indonesische soldaten: voor hun handelen, hoe verschrikkelijk en gewelddadig ook, is binnen die benauwende en afschuwelijke oorlogssetting nog begrip op te brengen. Maar die empathie heeft Van Reybrouck niet voor de hoge militaire commandanten en de politieke top van het burgerbestuur. Door de uitvoer van het Akkoord van Linggadjati onmogelijk te maken, hebben de politiek verantwoordelijken, willens en wetens, het vuur weer doen oplaaien, stelt Van Reybrouck. Met honderdduizenden slachtoffers als gevolg.
Al plaatst hij daar wel direct de kanttekening bij dat het met de koloniale en de postkoloniale kennis pover blijft gesteld.
“Ik vind dat zowel de laat-koloniale verdedigers als de mensen uit de dekolonisatiehoek te veel kijken naar de nationale context. Alsof het bij dekolonisatieprocessen alleen gaat om een nationale strijd tussen kolonisator en kolonie, tussen Nederland en Indonesië. Alsof het geen strijd was waarmee de wereld zich heeft gemoeid.”
Dat is voor mij de belangrijkste zin van dit boek: “De wereld heeft zich ermee gemoeid en de wereld is erdoor veranderd.” Wetenschappelijk komt daar nu wat aandacht voor, maar in het publieke debat is dat besef nog erg afwezig. Alles globaliseert behalve het postkoloniale besef.
Boek: Revolusi – David van Reybrouck
Ook interessant: Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1947-1949)