De zeeblokkade waarmee Rusland momenteel het scheepvaartverkeer van- en naar de havens van Oekraïne lam legt heeft tot gevolg dat er een groot tekort aan graan dreigt en daarmee hongersnood in kwetsbare landen. Het is niet voor het eerst in de geschiedenis dat dit wapen tot verstrekkende gevolgen leidt voor landen die niet betrokken zijn bij het conflict. Zo blokkeerden tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) oorlogsschepen van de (noordelijke) Unionisten de havens van de (zuidelijke) Geconfedereerden. Hierdoor stokte onder andere de aanvoer van ruwe katoen naar Europa, waardoor een groot deel van de textielindustrie stil kwam te liggen en haar arbeiders werkeloos werden.
Dat de Zuidelijke Staten streden voor behoud van de slavernij was geen beletsel voor allerlei initiatieven in Europese landen om hen te steunen, ondanks de formeel afzijdige opstelling van hun regeringen. Zo bouwde een scheepswerf in Liverpool een kaperschip voor hen om overal ter wereld handelsschepen van de Noordelijken tot zinken te brengen. Deze CSS Alabama was daarin twee jaar lang zo succesvol dat uiteindelijk tientallen oorlogsschepen van de Unionisten jacht op haar gingen maken. Deze achtervolging eindigde in een zeeslag voor de haven van Cherbourg. Het was daarmee het enige wapenfeit uit deze oorlog dat in Europa werd uitgevochten.
Cherbourg
Met haar havendam van vier kilometer lengte, die tussen 1783 en 1853 werd aangelegd, heeft Cherbourg nog altijd het grootste kunstmatig aangelegde havenbassin van Europa. Op 11 juni 1864 voer de CSS Alabama hier binnen en trok meteen veel belangstelling, omdat de kranten al maanden berichtten over het spoor van verderf dat het gevreesde schip in de Chinese Zee, Indische Oceaan en Atlantische Oceaan achter zich had gelaten.
Het schip stond onder bevel van kapitein Raphael Semmes (1809-1877), een man die niet alleen een briljant marineofficier was, maar ook een raciaal superioriteitsgevoel had dat representatief was voor de Zuidelijke Staten. Waar hij ook ter wereld in een haven aanlegde, hij beoordeelde er de kwaliteit van de mensen altijd aan de hand van hun huidskleur: hoe blanker, hoe waardevoller. Semmes had in twee jaar tijd meer dan zestig schepen van de Noordelijken tot zinken gebracht en had daarbij voortdurend aan hun oorlogsschepen weten te ontkomen, de laatste maal in de Straat van Gibraltar. Daar was het de USS Kearsarge van kapitein John Ancrum Winslow (1811-1873) die gepoogd had om haar uit te schakelen. Winslow was weliswaar niet zo’n houwdegen als Semmes, hij vatte zijn opdracht om de zeeën weer veilig te maken voor de handel zeer hoog op en zette de achtervolging in.
Nadat het anker was uitgeworpen liet Semmes zich met een sloep naar de kade roeien, om zich daar met een zeer concreet verzoek tot de havenmeester te richten. Na twee jaar op zee verkeerde de CSS Alabama in slechte staat en moest in Cherbourg eerst gerepareerd worden alvorens weer uit te kunnen varen. De havenmeester realiseerde zich onmiddellijk dat een dergelijke beslissing zware internationale consequenties zou kunnen hebben en het daarom aan de Franse keizer was om die te nemen. Semmes kreeg dan ook te horen dat hij het antwoord van Napoleon III (1808-1873) moest afwachten, maar tot die tijd veilig was achter de met forten versterkte havendam van Cherbourg. Geduld lag echter niet in zijn aard en toen de volgende dag de USS Kearsarge aan de horizon verscheen, realiseerde Semmes zich dat de CSS Alabama in de val zat.
Het aangaan van de strijd zag hij als enige optie, maar hij besloot wel om die op zondagochtend te laten plaatsvinden, zodat de bewoners van Cherbourg in de gelegenheid waren om getuige te zijn van het schouwspel. Bovendien viel de aankomst van de CSS Alabama samen met de opening van het nieuwe casino en treinstation van Cherbourg. Gedurende dat weekeinde kwamen daarom veel toeristen naar stad, die geen spijt zouden krijgen van hun bezoek. De plaatselijke vissers begrepen wat er te gebeuren stond en spoedden zich naar het station, waar ze de gearriveerde reizigers aanboden om hen naar de havendam te varen. Daar zouden ze het beste uitzicht hebben op de zeeslag.
100-ponder
Twee jaar eerder had kapitein Semmes onder min of meer vergelijkbare omstandigheden zijn schip verspeeld aan de vijand en was daarom vastbesloten niet nogmaals zo’n vernedering te ondergaan. Na enkele dagen van voorbereiding was hij dan ook gereed voor het aanstaande duel. Die zondagochtend 19 juni hadden duizenden nieuwsgierigen zich verzameld op de havendam, kades en heuvels rond Cherbourg. Om zes uur maakte de CSS Alabama haar kanonnen schietklaar en nam Semmes zijn tactische beslissingen voor benadering van de vijand, daarbij de sterke getijdestromingen en windkracht in acht nemend. Via de westelijke haventoegang voer de CSS Alabama vervolgens op hoge snelheid richting de USS Kearsarge en vuurde haar gevreesde 100-ponder af. Dit type kanon stond bekend om zijn grote nauwkeurigheid en vuurde bovendien granaten af met een tijdsvertraging. Daardoor kwam de explosieve lading pas tot ontploffing nadat de vijandelijke scheepswand doorboord was, met veel inwendige schade tot gevolg. De verwachting was dan ook hoog toen het eerste schot een voltreffer bleek te zijn op de achtersteven van de USS Kearsarge. Uitschakeling van de stuurinrichting aldaar zou in feite een directe overwinning betekenen.
Groot was echter de onthutsing toen het projectiel niet tot ontploffing kwam en de USS Kearsarge daarentegen op haar beurt in volle vaart op de CSS Alabama afkwam. Nog vóór de kanonniers in staat waren om de 100-ponder te herladen, draaide de USS Kearsarge en vuurde vanuit haar ‘brede zijde’ een salvo uit al haar kanonnen af. Die waren dan wel lichter van kaliber, toch richtten ze een ravage aan. Semmes kon hier weinig tegenin brengen en de kogelregen die hier op volgde bracht de CSS Alabama binnen één uur tijd tot zinken.
Vóór hij van boord ging gooide Semmes zijn ceremoniële zwaard in het water. Daarmee bespaarde hij zich de vernedering om deze te moeten overhandigen aan Winslow, zoals de krijgsetiquette destijds voorschreef bij nederlagen. Twintig van zijn bemanningsleden hadden de dood gevonden, de rest werd opgepikt door een aantal Britse en Franse schepen. Via Engeland wist Raphael Semmes terug te keren naar de Confederatie, waar hij kort voor het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog nog tot admiraal werd bevorderd. Toch was hij niet geslaagd in zijn strategische opzet. Het was namelijk de bedoeling geweest dat de Unionisten zoveel oorlogsschepen hadden moeten inzetten om de Geconfedereerde kaapvaart te bestrijden, dat ze havenblokkades moesten staken. Dat is echter nooit het geval geweest.
In 1984 werd de locatie van het wrak van de CSS Alabama gelokaliseerd door de Franse marine. Hoewel het zich in de Franse territoriale wateren bevindt, zorgde de aanname van de CSS Alabama Preservation Act er in 1989 voor dat het voor altijd Amerikaans eigendom zal zijn.