Momenteel wordt in Milaan de Expo 2015 gehouden, de 34e universele wereldtentoonstelling. In 1906 was er ook een wereldexpo in Milaan, toen met als thema transport. Het was de grootste spoorwegexpositie van de eerste helft van de twintigste eeuw. Op negen kilometer spoorlijn in de diverse paviljoens stonden “reusachtige locomotieven en prachtig-ingerichte slaap- en salonwagens”, aldus een bezoeker.
Simplontunnel
Aanleiding voor de international expositie van 1906 vormde de opening van de Simplontunnel, de langste spoortunnel ter wereld ā een technisch hoogstandje waaraan bijna acht jaar was gewerkt. Het tracĆ© tussen het Zwitserse Brig en het Italiaanse Iselle was zo gekozen dat de grens precies in het midden lag.
In mei 1906 openden de Italiaanse koning Victor Emanuel III en de Zwitserse bondspresident Forrer de Simplontunnel. Milaan werd door de Simplon Express, een internationale luxetrein, met de wereldsteden Parijs en Londen verbonden.
Esposizione Internazionale
De ontsluiting van Milaan via de Simplontunnel was een goede gelegenheid voor de eerste Wereldtentoonstelling in ItaliĆ«. Het hoofdthema was transport ā spoorwegen, scheepvaart, automobielen, luchtschepen ā maar ook kunst(nijverheid), landbouw, arbeid, telecommunicatie en hygiĆ«ne kwamen aan bod.
De expo vond plaats op twee locaties in Milaan: in het Parco Sempione (Simplonpark) en het Piazza d’Armi (exercitieterrein), verbonden door een speciaal elektrisch spoorlijntje. Er deden veertig landen mee, er verrezen 225 paviljoens en er kwamen 5 Ć 10 miljoen bezoekers. De expo kostte 12 miljoen lire (50 miljoen euro).
Entree
Bezoekers gingen de expo binnen door de Simplontunnel ā althans een representatie daarvan door architect Sebastiano Locati. Tussen de tunnelopeningen verbeeldde een beeldengroep van Enrico Butti de tunnelarbeid. Duizenden Italianen hadden jarenlang aan de Simplontunnel gewerkt onder zware omstandigheden, van wie er 69 omkwamen. Binnen werd de tunnelmetafoor overtuigend voortgezet, zo blijkt uit een bezoekersverslag.
“De illusie is volkomen. Men schuift het zwarte gordijn even op zij en treedt de onbekende duisternis in; in de verte gloeien kleine lichtjes tegen den van kristallen glinsterenden rotswand; bij hun zwak schijnsel ziet men op den bodem de vage evenwijdige lijnen van de rails. Men hoort het gekletter van water en het snorren en stampen van machines.” (Ph. J. Ketner, 1906)
Mostra ferroviaria
‘Langs de achterzijde van het terrein liggen drie grote gebouwen, die samen Ć©Ć©n reuzenstation vormen met uitgestrekte overkappingen.’ Zo kenschetste de bezoeker de spoorwegexpo, een belangrijk onderdeel van de Wereldtentoonstelling dat negen hectare besloeg.
Er waren twee gezamenlijke paviljoens ā ontworpen door architect Bongi ā voor de Italiaanse, Franse, Duitse en Hongaarse spoorwegen. Beide bevatten zeven sporen en waren open aan de zijkanten. Buiten werden seinen en installaties gedemonstreerd. Enkele andere landen hadden eigen spoorwegpaviljoens.
Italiƫ
De zuidoostelijke entree, de meest imposante van de spoorpaviljoens, was voor de Italiaanse spoorwegen. Die waren in 1905 genationaliseerd als Ferrovie dello Stato (FS). De expo was een goede gelegenheid om te laten zien wat er bereikt was en wat de toekomstplannen waren, zoals elektrificatie. Buiten het paviljoen demonstreerden de Italiaanse spoorwegen een spectaculaire machine om rails te leggen.
Wagons-Lits
Slaap- en restauratiewagenbedrijf Wagons-Lits presenteerde in Milaan vier rijtuigen. Bijzonder was die voor de nachttrein Rome-Palermo met slaapcompartimenten voor twee personen Ć©n een Pullman-salon voor twaalf personen. Daarin werden de comfortabele banken ’s nachts op Amerikaanse wijze tot bedden gecombineerd.
Van de drie restauratierijtuigen was er een al getoond op de expositie in Luik van 1905. Gloednieuw waren de twee andere getoonde restauratiewagens, eentje bedoeld voor de Orient-Express, en de andere voorzien van bijzondere boogvormige ramen.
Oostenrijk
Oostenrijk had een eigen paviljoen direct naast de algemene spoorwegexpo, 16.000 vierkante meter groot, opgetrokken in een stijl beĆÆnvloed door de Wiener Secession. Als enige koos Oostenrijk voor een mix van transport, kunst(nijverheid) en toeristische info in Ć©Ć©n paviljoen. Tussen de treinen stonden bijvoorbeeld meubels van Thonet.
Belgiƫ
Belgiƫ nam deel met een prestigieus landenpaviljoen in Vlaamse renaissancestijl met een toren van 45 meter hoog. Binnen was een zaal met gobelins. Naast dit nationale paviljoen lag een eigen houten spoorwegpaviljoen van 5.000 vierkante meter met stoomlocomotieven van Belgische fabrikanten, zoals John Cockerill en de Forges Usines et Fonderies Haine-Saint-Pierre.
Zelfs de SociƩtƩ Nationale des Chemins de fer Vicinaux, de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, was naar Milaan getogen om daar Belgische trams te tonen. Ze hadden enkele rechthoekige tenderstoomlocomotieven meegenomen en motorwagens van elektrische trams, nog met open balkons.
Zwitserland
Zwitserland was als betrokkene bij de Simplontunnel goed vertegenwoordigd. Twee eigen langgerekte transportpaviljoens bevatten postkoetsen en sleeƫn, maar ook 220 meter spoorlijn. Daarop stond behalve de nieuwe Simplon Express ook de al wat oudere Gotthard Express opgesteld.
De Gotthardtunnel, de eerste grote Alpentunnel uit 1882, had als voorbeeld voor de Simplon gediend. De Gotthardbahn verbond ZĆ¼rich, Basel en Luzern met Milaan. De Gotthardbahn-Gesellschaft toonde een locomotief uit 1902 met drie rijtuigen, waaronder een slaaprijtuig dat als koerswagen naar Berlijn reed.
Ferrovia elevata
De twee gedeeltes van de expositie waren met elkaar verbonden door een elektrische spoorlijn over een (houten) viaduct van ruim een kilometer. Met een snelheid van 40 km/u en een reistijd van drie minuten was het meer een tram dan een trein. De Nederlandse verslaggever Ketner was enthousiast:
“Het electrische treintje, comfortabel ingericht ā een voorbeeld voor de directie der Italiaansche spoorwegen die, sedert de staatsexploitatie in vollen gang is, nog niet veel gedaan heeft om het spoorwegverkeer uit zijn achterlijkheid te verlossen ā brengt ons, hoog over straten en lanen en pleinen, over de ranke en sierlijke viaduct in een paar minuten daar.”
Overblijfselen
Er herinnert weinig meer aan de Wereldtentoonstelling van 1906. Het enige bouwwerk dat is blijven staan in het Parco Sempione is het Aquarium. Het geeft een goed beeld van de Art Nouveau-architectuur die tijdens de expo gangbaar was.
Bij het Museo della Scienza e della Tecnologia in Milaan is een expohal uit 1906 bewaard gebleven waarin tegenwoordig spoorwegmaterieel tentoon wordt gesteld. Hoewel dit oorspronkelijk geen spoorwegpaviljoen was en ook niet meer in originele staat verkeert geeft het paviljoen, gevuld met locomotieven, een goed sfeerbeeld van de spoorwegexpositie van 1906.
Uitgebreide versie van dit artikel met veel beeldmateriaal op retours, digitaal magazine over spoorweghistorie en design