Het wereldberoemde monument Stonehenge in Engeland is in 3000 voor Christus in gebruik genomen als begraafplaats. Dat blijkt uit onderzoek van een groep wetenschappers in samenwerking met het National Geographic Magazine. Volgens de onderzoekers werd de plek waar nu Stonehenge staat 500 jaar lang als begraafplaats gebruikt, waarschijnlijk door een familie die het in die periode voor het zeggen had in het gebied. Een aantal van de stenen die nu Stonehenge vormen, zouden er destijds al hebben gestaan.
De wetenschappers baseren hun conclusie op radioactief koolstof afkomstig van veraste oude beenderen van ongeveer 5.000 jaar oud. De begrafenissen zouden plaatsgevonden hebben in de periode vanaf 3.000 voor Christus tot ongeveer 2.500 voor Christus, de periode dat de grote stenen van Stonehenge werden opgericht. Het onderzoeksteam werd geleid door professor Mike Parker Pearson van de universiteit van Sheffield. De professor: “Ik denk niet dat ‘gewone mensen’ werden begraven bij Stonegenge. Het was duidelijk een speciale plek in die tijd”. De wetenschappers leiden dit onder meer af uit het feit dat er in de loop der tijd steeds meer mensen begraven werden, vermoedelijk omdat de ‘adelijke familie’ steeds groter werd en sterfgevallen dus ook steeds vaker voorkwamen.
Stonehenge behoort tot een van de bekendste zogenaamde megalitische monumenten. Het monument kreeg in 1986 een plek op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.