Europeanen
Op de ochtend van 13 juni 1846, een zonnige zaterdag, vertrok om half acht precies de eerste stoomlocomotief die van het Gare Saint-Lazare de reis naar Brussel ging maken. Hij werd gevolgd door twee andere locomotieven, onder luid gejuich van de aanwezige menigte en muzikale begeleiding van een blaaskapel. Elk van de drie treinen telde twintig open wagons die waren versierd met de Franse en Belgische driekleur. De vijftienhonderd reizigers waren door James baron de Rothschild uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de feestelijke opening van de spoorlijn tussen Parijs en Brussel, waarvan zijn bedrijf Chemins de fer du Nord kort daarvoor het laatste stuk spoor tussen de Franse hoofdstad en Lille had voltooid.
Het was niet de eerste internationale spoorweg. Drie jaar daarvoor, in 1843, hadden de Belgen al een spoorlijn van Antwerpen naar Keulen (in de Pruisische Rijnprovincie) in gebruik genomen. Maar het spoor tussen Parijs en Brussel was van extra belang, omdat hiermee een snelle verbinding ontstond tussen Frankrijk en de Lage Landen, Groot-Brittannië (via Oostende of Duinkerken) en de Duitstalige landen. De Franse pers onthaalde de nieuwe spoorweg juichend als het begin van de Europese eenwording onder de bezielende leiding van Frankrijk.
‘Het uitnodigen van buitenlanders om onze kunsten, onze instituties en al wat ons groot maakt te komen bewonderen, is de beste manier om de goede naam van ons land in Europa hoog te houden,’
…redeneerde de commissie die de aanleg van het spoor naar Lille goedkeurde.

De eerste trein vervoerde allerlei hoogwaardigheidsbekleders, onder wie de hertogen van Nemours en Montpensier, zonen van de Franse koning, Franse en Belgische ministers, kopstukken van de politie en prominente schrijvers als Alexandre Dumas, Victor Hugo en Théophile Gautier en de kunstschilder Jean-Auguste-Dominique Ingres. De voorste trein reed met de ongekende snelheid van 30 kilometer per uur en bereikte Lille in de zinderende middaghitte. Met verwaaide kapsels en hun nette kleding onder het stof vanwege de open wagons stapten de reizigers voor de middeleeuwse stadswallen uit op een provisorisch station, waar ze werden verwelkomd door de notabelen van de stad, de aartsbisschop van Cambrai en een erewacht te paard met Franse en Belgische vlaggen. Nadat een legerkapel de beide volksliederen had gespeeld, liep de stoet hoogwaardigheidsbekleders door de versierde binnenstad, waar zo veel mensen waren samengekomen dat de Nationale Garde moeite had de orde te handhaven. Het wemelde van de dieven, er ontstonden opstootjes toen de drank op raakte en er werd alarm geslagen toen er brand uitbrak in het Paleis van Justitie.
‘Op de internationale vrede!’
De feestelijkheden begonnen met een groot banket voor tweeduizend mensen, door Rothschild aangeboden in een enorme tent op de plek waar het toekomstige treinstation zou komen, dat destijds binnen de middeleeuwse stadswallen in aanbouw was. Zestig koks en vierhonderd obers serveerden ruime hoeveelheden gepocheerde zalm in witte saus, Yorkham met vruchten, kwartels au gratin, patrijs à la régence, boontjes à la crème, kazen, desserts en Franse wijnen, waarna uitgebreid werd getoost: ‘Op de eenheid van Frankrijk en België!’ ‘Op de internationale vrede!’ Rothschild hield een gepassioneerde rede over de spoorwegen die de landen van Europa nader tot elkaar konden brengen.

Bij het vallen van de avond vond er een ‘monsterconcert’ plaats op het voorplein, waar Berlioz zijn Grande Symphonie funèbre et triomphale dirigeerde, die hier zijn eerste uitvoering kreeg door vierhonderd muzikanten afkomstig uit de plaatselijke legerkapellen. De organisatoren hadden alles op alles gezet om twaalf kanonnen te regelen die tijdens de slotakkoorden van de ‘Apothéose’ zouden worden afgevuurd. Maar toen het moment daar was, bleken de lontstokken zoek, hoewel twee kanonnen werden aangestoken met een sigaar, waardoor hun lont in de lucht begon te sissen en sommige toeschouwers het idee kregen dat dit daadwerkelijk de bedoeling was geweest.
Berlioz had ook opdracht gekregen een cantate te componeren, Le chant des chemins de fer, naar een tekst van schrijver Jules Janin waarin de internationale vrede en broederschap werden bezongen, idealen waartoe de spoorwegen inspiratie boden. De cantate, een compositie voor tenorsolist, orkest en verscheidene koren, werd na het concert op het voorplein uitgevoerd tijdens een feestmaal in het stadhuis. ‘De cantate werd met buitengewone geestdrift en zuivere stemmen gezongen,’ liet Berlioz zijn zus Nanci weten.
‘Maar terwijl ik in de aangrenzende ruimte in gesprek was met de hertogen van Nemours en Montpensier, die speciaal naar me hadden gevraagd, werd mijn hoed samen met mijn bladmuziek van de cantate gestolen.’
De bladmuziek werd later weer teruggevonden, maar de hoed niet.

Een nieuw tijdperk
De volgende dag aanvaardden de bezoekers uit Frankrijk alweer vroeg in de ochtend de terugtocht. Ze zouden de afstand van 330 kilometer in slechts twaalf uur afleggen: een kwart van de tijd die de rit normaal gesproken duurde per postkoets, het snelste vervoermiddel voor de komst van de trein.

Boek: Europeanen – Orlando Figes