Archeologen hebben in Lager Galilea restanten gevonden van een synagoge uit de vierde of vijfde eeuw na Christus. De Israel Antiquities Authority (IAA) heeft dat bekendgemaakt.
De vondst werd gedaan in Huqoq, een oud Joods dorp ongeveer vijf kilometer ten westen van Kafarnaüm. Bijzonder is dat er ook resten zijn gevonden van de mozaïeken vloer van de synagoge. Hierop is onder meer een afbeelding te zien van de bijbelse figuur Samson (Simson) die fakkels tussen de staarten van vossen plaatst.
Op een ander stuk mozaïek zijn twee gezichten te zien, waarschijnlijk vrouwen, bij een medaillon waarin een Hebreeuwse inscriptie te vinden is die verwijst naar goede daden die zijn verricht.
Volgens de oudheidkundige dienst is de vondst bijzonder omdat er maar een paar synagogen uit de late Romeinse tijd bekend zijn met daarin mozaïeken waarop bijbelse taferelen zijn verbeeld. Ook vinden de onderzoekers de kwaliteit van de mozaïeken opvallend. Ze zijn opgebouwd uit veel erg kleine steentjes.
Het is de twee keer dat er opgravingen zijn verricht in Huqoq. Het is de bedoeling dat de opgravingen in de zomer van 2013 worden hervat.
Samson en de Vossen
Het verhaal van Samson en de vossen wordt beschreven in het bijbelboek Richteren. Samson was één van de zogenaamde Richters die, samen met God, de strijd aan ging met de Filistijnen. Hij stond bekend om zijn grote fysieke kracht en werd ooit verliefd op het Filistijnse meisje Timna met wie hij ooit trouwde.
Toen Samson op een dag, na enige tijd afwezig te zijn geweest, weer een bezoek wilde brengen aan zijn vrouw bleek ze met een ander te zijn getrouwd. Samson nam toen wraak op de Filistijnen. Hierover staat in Richteren:
“Toen zei Simson: ‘Ik zal ze krijgen, die Filistijnen. En deze keer valt mij niets te verwijten!’ Hij ging weg, ving driehonderd vossen en legde fakkels klaar. De vossen bond hij twee aan twee met de staarten aan elkaar, steeds met een fakkel ertussen. Toen stak hij de fakkels aan en stuurde de vossen de korenvelden van de Filistijnen in. Zo stak hij alles in brand, niet alleen de korenschoven en het koren dat nog op de akker stond, maar ook de wijngaarden en de olijfgaarden. De Filistijnen wilden weten wie daarvoor verantwoordelijk was. Toen ze erachter kwamen dat Simson het had gedaan, omdat zijn schoonvader hem zijn vrouw had afgenomen en haar aan een ander had gegeven, staken ze het huis van Simsons schoonvader in Timna in brand, zodat Simsons vrouw en haar vader in de vlammen omkwamen. Toen zei Simson: ‘O, gaat het er hier zo aan toe? Dan zal ik niet rusten voor ik me gewroken heb!’ En hij sloeg er ongenadig op los en maakte talloze slachtoffers. Daarna trok hij zich terug onder een overhangende rots bij Etam.”