Transmannen
In de negende eeuw ging de Frankische prinses Judith er in mannenkleren met haar vrijer Boudewijn vandoor. Zij verkleedde zich om niet herkend te worden en niet omdat zij een andere genderidentiteit wilde beleven. Dat was misschien wel het geval met Matrona, die in de late vijfde eeuw haar echtgenoot verliet toen zij nog geen 25 jaar oud was en haar dochter aan een pleegmoeder toevertrouwde. Zij millimeterde haar haren en kleedde zich als een man.
Matrona noemde zichzelf Babylas en trad in in een mannenklooster, waar zij pas na lange tijd als vrouw ontmaskerd werd. Niet omdat de monniken vrouwelijke kenmerken bij haar ontdekt hadden, maar omdat de abt haar in een visioen als vrouw geïdentificeerd had. Zij werd getuchtigd omdat zij als vrouw blootshoofds de kerk had betreden, en werd heengezonden. Toch keerde zij later terug ‘met een andere broeder’ en werd weer tot het klooster toegelaten. Zij kreeg zelfs mannenkleren van de abt, die haar blijkbaar accepteerde zoals zij was.
Voor Matrona moeten we onze toevlucht nemen tot een Byzantijnse hagiografie, want zij is een van de zeer weinigen in kerkelijke bronnen die afweek van de norm hoe vrouwen zich dienden te gedragen. De geestelijkheid zweeg liever over hun zondige houding. Ze hadden geen begrip voor degenen die een andere beleving van hun biologische geslacht hadden, en al helemaal niet als ze zich afwijkend daarvan uitten.
Personen die zich niet met hun aangeboren geslacht identificeren, worden tegenwoordig met het begrip transgender aangeduid. In vroegmiddeleeuwse bronnen komen we daarvoor geen equivalent tegen, laat staan dat gradaties als crossdressing of androgynie benoemd werden. Dat kunnen we, als het meezit, slechts uit de context opmaken.
In de vroegmiddeleeuwse tribale samenleving werden mannen die zich vrouwelijk voelden en zich zo manifesteerden, als úmegð beschouwd en op een smadelijke wijze als ‘verwijfd’ bestempeld. Zij ontmoetten over het algemeen veel meer afkeuring dan vrouwen die als man door het leven gingen. Die werden weliswaar als onhandelbaar en koppig beschouwd, maar uit Scandinavische teksten kunnen we afleiden dat deze vrouwen, die ook wel karlkonur (manwijven) genoemd werden, desondanks maatschappelijk geaccepteerd waren. Onder kerkelijk regime kwam daar verandering in en werden ook transmannen, degenen die als vrouw geboren waren, maar zich met mannen identificeerden, als verdorven gehekeld. Volgens het Bijbelboek Deuteronomium mag een vrouw geen mannenkleren dragen, zoals een man ook geen vrouwenkleren mag aantrekken. Althans, dat hebben latere vertalingen ervan gemaakt. In de oorspronkelijke Hebreeuwse redactie lijkt geen sprake van kleding, maar eerder van uitrusting in het algemeen.
De meeste vrouwen die zich als mannen identificeerden, zullen onder maatschappelijke druk de beleving van hun genderidentiteit verbloemd hebben en zich voor de buitenwereld als vrouw gedragen hebben. Van zulke latent transmasculiene personen komen we maar weinig te weten. Alleen als ze zich afwijkend van de norm gedroegen, werd dat door de kerk als zondig verworpen en een enkele keer als zodanig op schrift gesteld.
Er deden verhalen de ronde over mythische schildmaagden, onafhankelijke, krijgshaftige vrouwen die regelmatig op het slagveld te vinden waren. Ze waren gewelddadig, kleedden zich als mannen en hanteerden wapens. Kortom, het waren ruwe types die zich gedroegen op een manier die als uitgesproken masculien getypeerd kan worden. We komen hen tegen in verhalen van Germaanse volken, zoals de Goten en de Marcomannen.
De beroemdste schildmaagd is Brunhilde (in het Oudnoords Brynhildr) die in de overlevering een belangrijke positie inneemt, omdat haar belevenissen zowel in verschillende Scandinavische verzen uit de Edda, zoals de Völsunga saga, als in het continentale Nibelungenlied zijn terug te vinden. Haar geschiedenis is gebaseerd op mythische verhalen die stammen uit een vroege orale traditie. Brunhilde hield een zwaard in haar hand, had een helm op haar hoofd en droeg een maliënkolder.
Haar aanbidder Sigurd maakte haar het hof, maar zij wees hem af.
‘Het lot wil niet dat wij ons leven delen. Ik ben een schildmaagd en ik draag net als krijgsheren een helm. Ik sta hen bij en ik ben niet afkerig van oorlog voeren.’
Zij voegde hem ook nog de opmerkelijke woorden toe dat het niet verstandig is een vrouw te vertrouwen, omdat die voortdurend hun belofte breken. De bepantserde en zwaardvechtende Brunhilde die haar tegenstander volgens de Völsunga saga in de strijd versloeg, kleedde zich niet alleen als een man, maar gedroeg zich ook mannelijk en praatte zelfs als een man. In haar hele doen en laten vertoonde Brunhilde de eigenschappen van een transman.
Zij verbleef als een gewapende krijger in een versterking en niet als een huisvrouw in haar eigen huiselijke omgeving. Dit alles druist in tegen elke conventie hoe een vrouw eruit zou moeten zien en hoe zij zich diende te gedragen. Brunhilde werd bovendien beschreven als een Walkure, een mythische vrouw die naar de slagvelden vloog om de dapperste gesneuvelde strijders voor het hemelse hiernamaals uit te kiezen.
Naast legendarische schildmaagden als Brunhilde zijn er ook historische getuigenissen opgetekend over vrouwen die aan een gewapende strijd deelnamen. Ze lijken gemodelleerd naar de Amazones uit de klassieke oudheid, mythische vrouwen die al volgens de Griekse Iliad in de Trojaanse oorlog meevochten.
Amazones
Amazones duiken telkens weer op in verhalen van de Grieken die gefascineerd waren door deze onverschrokken vrouwen. Ze zouden een eigen koninkrijk gehad hebben dat alleen maar door krijgshaftige vrouwen bevolkt werd. Ze hadden legendarische koninginnen die in verband werden gebracht met grootheden als Achilles, Hercules, Theseus en Alexander de Grote. Amazones werden door de Romeinse auteurs Vergilius en Suetonius beschreven als oorlogszuchtige vrouwen uit onbekende oorden. Zij vormden een ruiterij van krijgers die met wapens en schilden waren uitgerust.
Tijdens een triomftocht van de Romeinse keizer Aurelianus zouden zich volgens de Historia Augusta, geschreven rond 400, tussen de Gotische krijgsgevangenen tien als man geklede vrouwen hebben bevonden. Volgens een meegevoerde aanduiding behoorden zij tot het volk van de Amazones. In Romeinse ogen maakten deze Gotische vrouwen deel uit van een eigen volk, maar in werkelijkheid waren het Germaanse vrouwen die met de Gotische krijgers meevochten. Amazones spraken tot de verbeelding van klassieke geschiedschrijvers die nog lang bleven speculeren over hun afkomst. In de legenden die er rond hen werden gesponnen, schemert een werkelijkheid door van vrouwen die als mannen gekleed op de slagvelden aanwezig waren. De meeste Romeinse geschiedschrijvers die over de strijd tegen de Germanen berichtten, hebben over deze krijgsvrouwen geschreven. Dat deden ze aan de hand van getuigen die bijvoorbeeld gesneuvelde vrouwelijke strijdkrachten na een gevecht op het slagveld hadden geïdentificeerd.
De Langobardische monnik Paulus ‘de Diaken’ schreef in de achtste eeuw dat sommigen beweerden dat er nog altijd Amazones ergens in de binnenlanden van Germania leefden. Dat begrip ‘binnenlanden’ klinkt tamelijk anachronistisch in een tijd waarin de Franken vrijwel heel het gebied dat ooit door de Romeinen als Germaans was bestempeld, hadden veroverd en gekerstend.
In Slowakije werden zestien vrouwengraven van de Avaren uit de zevende en achtste eeuw gevonden, waarin typische vrouwenzaken ontbraken. De doden waren met paarden begraven, een typerend grafgebruik voor mannelijke strijders. We zagen al dat er in Engeland en Scandinavië vrouwen met wapens werden begraven. Daarmee komt de vermelding van Paulus ‘de Diaken’ over Amazones in de betekenis van strijdende vrouwen misschien niet geheel uit de lucht vallen.
Verhalen over strijdlustige vrouwen zijn uit verschillende delen van Noordwest-Europa bekend. Romeinse auteurs verhaalden over vrouwelijke krijgers op de Britse eilanden, zoals de Keltische koningin Boudica die in de eerste eeuw van onze jaartelling aan het hoofd van een Britse legermacht tegen de Romeinse bezetters streed. Voor de veldslag sprak zij haar troepen toe. Zij wilde haar vrijheid terugwinnen en wraak nemen op de Romeinen die haar gegeseld hadden en haar dochters verkracht.
De Byzantijnse geschiedkundige Procopius verhaalde van een Angelsaksische prinses die in de vroege zesde eeuw als kind was uitgehuwelijkt aan Radigis, een koningszoon van de Warnen uit het gebied van de Rijnmonding. Kort voor zijn dood koos de koning een andere bruid voor zijn zoon, waarop de overzeese verloofde van de prins furieus met een gewapende vloot de Noordzee overstak. Volgens Procopius voelde zij zich door haar verloving als het ware ontmaagd. Het ‘eilandmeisje’ versloeg de Warnen, nam Radigis gevangen en dwong haar afvallige bruidegom alsnog met haar te huwen.
In Engeland komen we later Aethelburg tegen, de stoutmoedige gemalin van de koning van Wessex, die in 722 het door haar echtgenoot gebouwde fort Taunton verwoestte om te voorkomen dat het door opstandelingen zou worden ingenomen.
De oorlogszuchtige mythische Macha Mong Ruadh (Macha ‘de Roodharige’) was de enige vrouw in de lange lijst van Ard-Rí (Hoge Koningen) van Ierland. Na de dood van haar vader wilde zij hem opvolgen, maar werd daarvan door haar achterneven Díthorba en Cimbáeth weerhouden. Macha nam eigenhandig de wapens tegen hen op en doodde Díthorba. Daarna dwong zij Cimbáeth met haar te huwen. Ten slotte versloeg zij de zonen van Díthorba en dwong hen aan haar fort mee te bouwen. Macha heerste 21 jaar, totdat ze door een andere hoge koning gedood werd.
In een ander Iers verhaal uit de kroniek De oorlog van de Ieren tegen de vreemdelingen vinden we de onverschrokken vrouw die we kennen als Inghen Ruadh (de Rode Maagd). Zij was in de tiende eeuw aanvoerster van een bende Vikingen, plunderende Noormannen die tegenwoordig met het toppunt van machogedrag geïdentificeerd worden. Zij viel het Ierse koninkrijk Munster binnen en had de moorddadige reputatie dat zij geen krijgsgevangenen maakte. Inghen Ruadh zou als meedogenloze Viking nog lang een legendarische naam houden.
Er zijn in dit soort verhalen zo veel woeste en heerszuchtige vrouwen te vinden dat het onaannemelijk is dat die allemaal op fantasie berusten. Tijdgenoten lijken niet verwonderd te zijn geweest over de krijgshaftige vrouwen die ze beschreven, en dat is nog van groter belang dan dat ze hen überhaupt noemden. Het betekent dat zij niet erg uitzonderlijk waren.
Hoewel er naast de genoemde Angelsaksische en Ierse voorbeelden overal verhalen over deze onbevreesde vrouwen voorkomen, zijn ze vooral bekend uit het niet of slechts marginaal gekerstende Scandinavië. Uit het Tweede lied van Helgi de Hundingdoder blijkt dat vrouwen in het noorden als Viking aan de strijd deelnamen:
‘Vroeger vloog zij hoog in de wolken en vocht met het zwaard als een Viking.’
Een vrouw onder de Vikingen was voor de IJslandse toehoorders van deze vertelling niet ongewoon. We komen verschillende van dit soort verwijzingen in Scandinavische saga’s tegen.
Vrouwen die vanwege hun genderidentiteit hun vrouwelijkheid ontkenden en een mannelijke rol aannamen, deden er vanzelfsprekend alles aan om aan een huwelijk te ontkomen. Soms gingen zij het avontuur aan, zoals de Scandinavische prinses Alvild die mannenkleren aantrok en een leven als woeste zeerover begon. Nadat zij meerdere gelijkgestemde jonge vrouwen in haar bende had opgenomen, kwam zij bij toeval op een plek waar een stel rovers rouwden om hun gestorven hoofdman. Ze kozen Alvild tot hun nieuwe aanvoerster, waarna zij optrad op een manier die ‘de dapperheid van een vrouw te boven ging’.
De maagd Stikla trok weg uit haar vaderland Noorwegen, omdat zij zich liever in het krijgsbedrijf dan in het huwelijk wilde bekwamen. Samen met haar wapenzuster Rusila leidde zij een piratenleven. Ze vielen schepen aan en plunderden havenplaatsen in Scandinavië en de Britse eilanden. Uiteindelijk zou Stikla tot tevredenheid van de auteur van hun belevenissen toch huwen, want volgens hem paste het een vrouw niet om het huwelijk te ontlopen.
Boek: Lof en laster – Vrouwen in de vroege middeleeuwen