Dark
Light

De onheilspellende radioactieve wolk uit Tsjernobyl

Nacht in Tsjernobyl. Geschiedenis van de grootste nucleaire ramp ooit – Adam Higginbotham
8 minuten leestijd
Tsjernobyl-wolk (Still YouTube - zie video onder)
Tsjernobyl-wolk (Still YouTube - zie video onder)
Bij uitgeverij Ambo|Anthos verscheen in 2019 het boek Nacht in Tsjernobyl van Adam Higginbotham. De auteur beschrijft hierin het verhaal van de grootste kernramp ooit. In de vroege morgen van 26 april 1986 ontploft een van de vier reactoren van de kerncentrale in Tsjernobyl. Duizenden mensen sterven; miljoenen in Oost-Europa en ver daarbuiten worden blootgesteld aan gevaarlijke radioactieve straling. De ramp betekende een keerpunt in het denken over nucleaire energie, luidde indirect ook de ondergang van de Sovjet-Unie in en markeerde daarmee het einde van de Koude Oorlog. Op Historiek een fragment uit het boek, over de onheilspellende wolk die na de ramp over Europa trok.


De dood van een wereldrijk: De wolk

Hemelwaarts gedragen door een zuil van verzengende hitte uit de verwoeste kern en verplaatst door behulpzame winden, had de onzichtbare stralingswolk sinds zijn ontsnapping uit het kadaver van eenheid vier duizenden kilometers afgelegd.

Nucleaire reactor na de ramp
Nucleaire reactor na de ramp (CC BY-SA 2.0 – IAEA Imagebank – wiki)
Vrijgekomen in het geweld van de explosie, was hij de stille nachtlucht in gerezen tot een hoogte van zo’n 1500 meter. Daar werd hij gegrepen door krachtige winden uit het zuiden en zuidoosten, die hem met snelheden tussen de 50 en 100 kilometer per uur noordwestwaarts door de Sovjet-Unie meesleurden, richting de Oostzee. De wolk bevatte het instabiele xenon-133, microscopische fragmentjes van bestraald grafiet en deeltjes die uit zuivere radioactieve isotopen bestonden, waaronder jodium-131 en cesium-137, die zoveel hitte genereerden dat ze de lucht om zich heen verwarmden en als honderdduizenden minuscule luchtballonnetjes voortzweefden. In het hart van de wolk zat circa 20 miljoen curie aan radioactiviteit. Toen de Sovjetwetenschappers op zondag 27 april eindelijk regelmatige luchtmetingen gingen doen op de plaats des onheils was het onzichtbare monster al weggeglipt, zodat ze niets wisten over zijn omvang of intensiteit. Hun metingen brachten slechts zijn staart aan het licht. Binnen 24 uur had hij Scandinavië bereikt.

Zondag 27 april 1986, 12:00 uur. Rosø, Denemarken

Zondag rond het middaguur legde een automatisch meetapparaat in het Nationaal Laboratorium van Risø, ten noorden van Roskilde, geruisloos de aankomst van de wolk in Denemarken vast. Maar het was zondag en de metingen bleven onopgemerkt. Een soldaat op het meetstation Kajaani van de Finse strijdkrachten mat die avond een abnormale toename in de achtergrondstraling. Hij meldde dat aan het operationeel centrum in Helsinki, maar er werd verder geen actie ondernomen. Laat op de avond stuitte de pluim boven Zweden op regenwolken, en dat vocht begon zijn besmettende stoffen te absorberen en te concentreren.

Toen de regen uiteindelijk uit de wolken viel, rond de stad Gävle, zo’n 200 kilometer ten noorden van Stockholm, was hij zwaar radioactief.

Maandag 28 april 1986, 07:00. Forsmark, Zweden

Op maandagochtend 28 april zat Cliff Robinson even voor zeven uur te ontbijten in de koffiekamer van de kerncentrale Forsmark, 65 kilometer ten zuidwesten van Gävle aan de Botnische Golf. Robinson, een negenentwintigjarige Brits-Zweedse technicus in het radiochemisch lab van de centrale, ging iedere ochtend naar zijn werk in een bus die ook bouwvakkers naar Forsmark bracht, waar ze een grote ondergrondse opslagplaats voor kernafval aan het bouwen waren.

‘De twee mannen snapten er niets van en besloten dat het apparaat kapot was’

Toen Robinson zijn koffie ophad, ging hij naar de kleedkamer om zijn tanden te poetsen. Op de terugweg liep hij langs een stralingsmeetpunt en het alarm ging af. De technicus, nog half in slaap, snapte het niet. Hij was net aangekomen en nog niet in het reactorblok geweest; hij kon onmogelijk besmet zijn. Er kwam een lid van het stralingsbeschermingspersoneel op het alarm af, aan wie Robinson uitlegde wat er was gebeurd. Hij liep nog eens door de detector. Ook nu weer rinkelde de bel. Maar bij de derde poging bleef de monitor stil. De twee mannen snapten er niets van en besloten dat het apparaat kapot was. Misschien stond de alarmdrempel verkeerd ingesteld. De stralingscontroleur liet Robinson gewoon weer aan de slag gaan. Het apparaat kon later worden gerepareerd.

De radioactiviteit in Tsjernobyl wordt gemeten. Bron: Publiek domein.
De radioactiviteit in Tsjernobyl wordt gemeten. Bron: Publiek domein.

Toevallig hield Robinson zich in het laboratorium bezig met het meten van radioactiviteit binnen het gebouw van Forsmark 1 en in zijn uitstoot. De reactor was pas zes jaar oud maar werd geplaagd door technische foutjes. Lekkende splijtstofstaven hadden die winter al voor kleine hoeveelheden radioactiviteit in de omgeving gezorgd. Zijn maandagochtendroutine bracht hem eerst naar de hoogste niveaus van de centrale om monsters uit de ontluchtingsschoorsteen te nemen en die in het lab te analyseren. Dat duurde even. Rond negen uur ging hij weer naar beneden voor nog een kop koffie. Maar toen hij het stralingsmeetpunt naderde, werd zijn weg geblokkeerd door een lange stoet medewerkers, die allemaal het alarm activeerden. Nu stond Robinson pas echt versteld. Hij nam een schoen van een collega, stopte die in een plastic zak om kruisbesmetting te voorkomen en ging terug naar het lab. Hij zette de schoen op de germaniumdetector, een gevoelig apparaat dat gammastralen meet, en dacht te moeten gaan wachten.

‘Robinsons hart stond stil. Hij had nog nooit zoiets gezien’

Maar de resultaten kwamen verschrikkelijk snel, ze explodeerden in steile, groene pieken op het computerscherm. Robinsons hart stond stil. Hij had nog nooit zoiets gezien. De schoen was ernstig vervuild met het gehele spectrum aan splijtingsproducten dat gewoonlijk alleen in de kern van Forsmark 1 te vinden was: cesium-137, cesium-134 en kortlevende isotopen van jodium, maar ook een aantal andere elementen, waaronder kobalt-60 en neptunium-239. Hij besefte dat deze alleen konden zijn ontstaan doordat splijtstof aan de lucht was blootgesteld. Robinson belde onmiddellijk zijn baas, die het ergste vreesde en hem terugstuurde naar de ontluchtingsschoorsteen om nieuwe luchtmonsters te nemen.

Om 09.30 uur werd Karl Erik Sandstedt, de manager van de centrale, gewaarschuwd over de besmetting. Maar de leidinggevenden van Forsmark waren net zo verbijsterd als Robinson was geweest. Ze konden de besmetting niet tot een bron in de centrale herleiden, en toch kwamen de stralingsniveaus op de grond buiten overeen met wat bij dit weer te verwachten was bij een groot lek in een van Forsmarks reactors. Om halftien liet Sandstedt alle toegangswegen naar de centrale afsluiten. Plaatselijke autoriteiten deden uit voorzorg een waarschuwing uitgaan: de bevolking werd via de radio opgeroepen uit de buurt van Forsmark te blijven en de politie zette wegversperringen op. Dertig minuten later was Robinson nog steeds in het lab bezig met zijn nieuwe monsters toen hij in heel het gebouw sirenes hoorde loeien: de hele centrale werd geëvacueerd.

Een bord dat waarschuwt voor radioactiviteit bij een café in Pripyat - Publiek domein - wiki
Een bord dat waarschuwt voor radioactiviteit bij een café in Pripyat – Publiek domein – wiki

Tegen die tijd waren er bij nucleaire en defensie-instanties in Stockholm echter meldingen binnengekomen over vergelijkbaar hoge besmettingsniveaus op een onderzoeksinstituut in Studsvik, 200 kilometer van Forsmark verwijderd. Luchtmonsters uit Stockholm vertoonden ook verhoogde straling en een isotopensamenstelling met deeltjes grafiet, wat op een rampzalig ongeval in een civiele reactor wees, maar een van een heel andere soort dan die van Forsmark. Tegen 13.00 uur had het Zweeds Nationaal Instituut voor Defensieonderzoek ook de heersende weerpatronen in het Oostzeegebied in kaart gebracht, met behulp van meteorologische berekeningen die waren ontwikkeld om het Gedeeltelijke Kernstopverdrag te helpen handhaven. Hieruit bleek onomstotelijk dat de radioactieve besmetting helemaal niet in Forsmark was ontstaan. Ze kwam van ergens buiten Zweden. En de wind blies vanuit het zuidoosten.

Maandag 28 april 1986, 11:00 uur. Moskou, Rusland

Rond elf uur ’s ochtends zat Gejdar Alijev in zijn kantoor in het Kremlin toen de telefoon ging en hij naar een noodvergadering van het Politbureau werd ontboden. Als vicepremier was Alijev een van de machtigste mannen van de Sovjet-Unie. Als voormalig hoofd van de Azerbeidzjaanse KGB, en als een van de twaalf stemmende leden van het Politbureau, was hij medeverantwoordelijk voor het nemen van ingrijpende beslissingen omtrent de koers van het wereldrijk. Maar op maandagochtend had zelfs Alijev slechts vagelijk iets gehoord over een kernongeval in Oekraïne. De Sovjetpers repte met geen woord over Tsjernobyl, en ook radio en tv zwegen erover. De autoriteiten in Kiev spanden zich zonder aansporing van Moskou al in om te voorkomen dat wetenschappers er lucht van zouden krijgen. Nadat instrumenten op het Botanisch Instituut in Kiev op zaterdag een scherpe toename van straling hadden geregistreerd, verschenen er KGB-agenten die de apparaten verzegelden…

‘…om paniek en de verspreiding van provocatieve geruchten te voorkomen’.

Tegen de tijd dat secretaris-generaal Gorbatsjov de noodvergadering bijeenriep om te bespreken wat er was gebeurd, besefte Alijev niettemin dat de straling weldra tot ver buiten de grenzen van de Sovjet-Unie zou worden opgemerkt.

Reuzenrad in Tsjernobyl / Pripjat - cc
Reuzenrad in Tsjernobyl / Pripjat – cc

De twaalf mannen, onder wie Alijev, premier Ryzjkov, chef Propaganda Aleksandr Jakovlev, Gorbatsjovs opkomende conservatieve opponent Jegor Ligatsjov en Viktor Tsjebrikov, hoofd van de KGB, troffen elkaar niet in de gebruikelijke vergaderzaal van het Politbureau, maar in het sombere kantoor van secretaris-generaal Gorbatsjov op de derde verdieping van het Kremlin. Ondanks een recente opknapbeurt, tapijten met prachtige patronen en een gewelfd plafond waaraan kristallen kroonluchters hingen, was de kamer spelonkachtig en onaangenaam. Iedereen was nerveus.
Gorbatsjov vroeg simpelweg:

‘Wat is er gebeurd?’

Vladimir Dolgich, de secretaris van het Centraal Comité die over de energiesector ging, vertelde wat hij wist op grond van zijn telefoongesprekken met Sjtsjerbina en de experts in Pripjat.. Hij beschreef een explosie, de verwoesting van de reactor en de evacuatie van de stad. De luchtmacht zette helikopters in om de verwoeste reactor onder zand, klei en lood te bedelven. Een wolk straling dreef zuidwaarts en westwaarts, en had Litouwen al bereikt. Informatie was nog steeds schaars, en tegenstrijdig: de strijdkrachten zeiden het een, wetenschappers iets anders. Nu moesten ze beslissen wat – en óf – ze de Sovjetbevolking op de hoogte moesten brengen van het ongeval.

Voor Gorbatsjov was dit een plotselinge en onverwachte test van de nieuwe openheid en het transparante bestuur die hij het Partijcongres een maand eerder had beloofd; sindsdien was glasnost niets meer dan een slogan geweest. ‘We moeten zo snel mogelijk met een verklaring komen,’ zei hij. ‘We mogen niet talmen.’

Nacht in Tsjernobyl – Adam Higginbotham
Nacht in Tsjernobyl – Adam Higginbotham
De oude reflexen van geheimhouding en paranoia zaten echter diep ingesleten. De waarheid over ongevallen die wellicht het Sovjetprestige aantastten of paniek onder de bevolking zaaiden, was altijd onderdrukt: de explosie in Majak in 1957 had officieel nog steeds niet plaatsgevonden; toen een piloot van de Sovjetluchtmacht in 1983 per abuis een jumbojet van Korean Air neerhaalde, waarbij alle 269 inzittenden omkwamen, ontkende de Sovjet-Unie aanvankelijk iets van het incident af te weten. En Gorbatsjovs greep op de macht bleef zwak en kwetsbaar voor het soort reactionaire revolutie dat Chroesjtsjov de kop had gekost. Hij moest voorzichtig zijn.

Hoewel het later in het officiële verslag van de vergadering leek alsof vrijwel iedereen vond dat er een openbare verklaring over het ongeval moest komen, beweerde Gejdar Alijev dat dat misleidend was. Volgens het verslag van de vicepremier bepleitte hij directe en totale eerlijkheid: heel Europa zou weldra weten dat er iets vreselijks was gebeurd, en deze ramp was gewoon te groot om weg te moffelen.

~ Adam Higginbotham

Boek: Nacht in Tsjernobyl – Adam Higginbotham
Ook interessant: Kernramp van Tsjernobyl (1986)

Bekijk dit boek bij:

Animatie van de verspreiding van de Tsjernobyl-wolk:

×