Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen ons land binnen. Na vijf dagen capituleerde Nederland. De regering vluchtte naar Engeland. Nieuws over het bezette Nederland wat verzet en collaboratie betrof, bereikte de regering via hen die Nederland waren ontvlucht. In augustus 1943 besliste de regering in ballingschap dat er na het einde van de oorlog in Nederland bijzondere rechtspleging diende te komen, om hen die met de Duitsers hadden geheuld te berechten. Er zouden Tribunalen ingesteld worden voor lichte gevallen. Zij die anderen hadden verraden of vermoord, kwamen voor Bijzondere Gerechtshoven. De doodstraf werd weer ingesteld.
In dit artikel komt de bijzondere rechtspleging in Friesland tijdens (het Veemgericht) en vlak na de oorlog (Tribunalen en het Bijzonder Gerechtshof te Leeuwarden) aan de orde. Van de drie rechtsprekende organen zal een aantal veroordelingen worden besproken.
Veemgerichten in Friesland
In de oorlog had zich een andere (geheime) vorm van strafrecht ontwikkeld, het gelegenheidsveemgericht. Het functioneerde alleen in de provincie Friesland en werd ingevoerd om de in het wilde weg uitgevoerde liquidaties aan banden te leggen. Het bijzondere van het Veemgericht was dat er recht werd gesproken door rechters die in de illegaliteit leefden en vonden dat het (staats)noodrecht impliceerde dat het Veemgericht bevoegd was in oorlogstijd. Vonnissen na de bevrijding, zoals de executie van Petrus Mous uit Dokkum op 18 april 1945, had(den) niet meer ten uitvoer mogen worden gebracht.1
Naast het Veemgericht in Friesland vormden zich in de rest van Nederland willekeurige groepjes ‘ethici’ (predikanten, priesters en wijze mannen), die bespraken of een (eventuele) verrader moest worden geliquideerd. Zij droegen medeverantwoording voor het besluit iemand te executeren. Een daad die door vaak jonge verzetsstrijders moest worden uitgevoerd. Het Veemgericht had weinig met de reguliere rechtspraak van doen. De zelfbenoemde rechters besloten dat pro-Duitse elementen, die door hun verraad een gevaar vormden voor het leven van anderen, mochten worden geliquideerd zonder hen gehoord te hebben en zonder bijstand van een advocaat. Bijstand was overigens ook onmogelijk.2 Het Veemgericht hield zitting vanaf midden 1943 tot het einde van de bezetting. Alles vond in het verborgene plaats en het verzet bezwoer geheimhouding tot in lengte van dagen.
De door de Duitsers ontslagen mr. Binnert van Harinxma thoe Sloten, de vroegere vicepresident van de rechtbank in Leeuwarden, sprak recht in het Veemgericht. Hij overleefde de oorlog zelf niet. Hij werd in februari 1945 uit zijn huis gehaald en door Sjoerd Sonnema vermoord. Deze Sonnema kreeg na de oorlog in eerste instantie de doodstraf, maar kreeg later gratie.3 De vroegere raadsheer van het Leeuwarder Hof, mr. Jan Wedeven, fungeerde eveneens als rechter in het Veemgericht. Vrijwel zeker is dat de Asser rechter mr. A. Maassen eveneens betrokken is geweest bij dit Veemgericht.4
Genoemde rechters waren vanwege het gevaar nooit in een zitting bijeengeweest. Zij ontvingen hun stukken van de vroegere rijks-rechercheur en verzetsstrijder Anno Houwing. Houwing was gewend binnen wettelijke kaders te werken en rapporten op te stellen van ‘foute’ Nederlanders. Hij bewaarde de verslagen thuis en zorgde voor bezorging bij de rechters. Onderzoek heeft uitgewezen dat er in ieder geval elf doodvonnissen zijn uitgesproken. Van deze elf vonnissen zijn er vijf uitgevoerd, twee niet en vier mislukt.5 Onder deze vonnissen viel ook de zaak van Geessien Bleeker. Het Veemgericht durfde haar niet zonder bekentenis te liquideren. Haar zaak komt verder in het artikel aan de orde.6
De Friese politieman Sikke Wolters maakte jacht op onderduikers, Joden en dominees. Nadat het Veemgericht het doodvonnis had uitgesproken, kreeg hij nog een kans zijn leven te beteren. Als hij zich niet onthield van zijn verraderspraktijken zou hij echter worden geliquideerd. Wolters ging met zijn praktijken door, maar wel droeg hij in het vervolg ter bescherming een rug-en borstharnas. Verzetsstrijder Gerrit Hagen liquideerde hem dan ook in de fietsenstalling van het treinstation in Heerenveen met een nekschot.7
De zaak Esmée van Eeghen betrof een bijzondere uitspraak van het Veemgericht. Esmée van Eeghen (1918-1944) schijnt een lange, knappe verschijning te zijn geweest. Een jonge mondaine vrouw, hoog opgeleid, die rookte en dronk. Zij was bemiddeld. In haar professie als leerling-verpleegster kreeg zij een relatie met co-assistent Henk Kluvers. Beiden werkten in het Amsterdamse Burgerziekenhuis. Via Kluvers kwam Van Eeghen in het verzet terecht. Zij hielp mee om Joodse kinderen vanuit Amsterdam naar Friesland te smokkelen. Haar relatie met Henk Kluvers eindigde. Zij kreeg hierna een verhouding met de (gehuwde) verzetsman Krijn van den Helm en werd koerierster. In 1944 zou zij door Van den Helm zijn ingezet om bij de SD te spioneren. Andere bronnen zeggen dat zij via de SD achter de verblijfplaats wilde komen van haar opgepakte broer Dave. Esmée van Eeghen raakte echter verliefd op een Duits officier. Zij was daarin open en dit leidde tot groot wantrouwen bij het verzet. Het Veemgericht werd ingeschakeld. Krijn van den Helm voorkwam haar liquidatie. Het Veemgericht stelde haar voor de keuze: de kogel of verbanning uit Noord-Nederland. Daarop dook Esmée bij haar moeder in Amsterdam onder, waar zij door de SD werd opgespoord en gearresteerd. Zij werd naar Groningen vervoerd en overgebracht naar het beruchte Scholtenhuis.8 Op 7 september 1944 werd Esmée van Eeghen door de SD’ers Ernst Knorr en de broers Johan Pieter Faber en Klaas Carel Faber, met dertien kogels doodgeschoten en daarna in het Van Starkenborghkanaal gegooid.9 De veroordeling van deze drie daders komt verder in dit artikel aan de orde.
Regeringsbeleid 1945-1948
Na de oorlog nam het bevoegd gezag de berechting van verraders over. Veel NSB’ers waren naar kampen gebracht. Zij leden in de overvolle kampen honger, werden mishandeld en vernederd. De berechting verliep niet soepel. In het kamp Westerbork – een van de 290 kampen – deed zich een bijzondere situatie voor. Toen het kamp door de Canadezen op 11 april 1945 werd bevrijd, moesten de nog aanwezige – vooral Duitse en Oostenrijkse – Joden de geïnterneerde NSB’ers ‘bewaken’. Dit leidde tot excessen. Een toen tienjarige Joodse jongen, Ed van Thijn (later burgemeester van Amsterdam), bewaakte een aantal uitgehongerde en uitgeteerde collaborateurs – die hem om eten smeekten – met een stok. Volgens Van Thijn moesten de gevangenen kruipen tijdens het appel en werden ze ook geslagen. Soms moesten gedetineerden hun eigen poep opeten.10
De regering, met in het bijzonder de ministers van Justitie Hans Kolfschoten en Hence van Maarseveen, wilde zoveel mogelijk ‘lichte gevallen’ naar huis sturen om de wantoestanden in de kampen te verbeteren. Op 1 januari 1946 verbleven er 86.963 gedetineerden in de kampen en op 1 mei 1947 nog 25.000.11
Eind 1947 waren er nog 10.000 NSB’ers opgesloten die nog niet waren berecht.12
Steun voor zijn vrijlatingsbeleid (‘barmhartigheidspolitiek’) zocht de rooms-katholieke Kolfschoten bij kardinaal Jan de Jong, die een strenge zuivering afkeurde.14 De Rooms-Katholieke kerk, maar ook de Hervormde Kerk, bepleitte in maart 1946 de lichte gevallen naar huis toe te sturen. De regering durfde het echter niet aan om grote groepen NSB’ers vrij te laten. De kerken, behalve de Gereformeerde Kerk, stonden na de bevrijding een ‘morele wederopbouw’ voor. De gereformeerden, evenals de CPN, verkozen gerechtigheid. Het CPN-kamerlid Benno Stokvis was duidelijk:
’Ons werd beloofd: recht, snel en rechtvaardig. Maar het werd: onrecht, traagheid en slapheid’.15
Het waren – verhoudingsgewijs gezien – vooral de gereformeerden en de communisten geweest die voorop liepen in de strijd tegen de Duitsers. Het was niet verwonderlijk dat zij teleurgesteld waren over het regeringsbeleid. De regering erkende de bijzondere plaats die het verzet tijdens de bezetting hadden ingenomen. Velen waren door de bezetter en haar handlangers vermoord. Verzetslieden werden soms tijdens martelingen door kameraden verraden. Het kabinet stelde richtlijnen op deze verzetsstrijders van vervolging vrij te pleiten. Liquidaties (Veemgerichtsoordelen) door het verzet werden niet onderzocht.
Tribunalen in Friesland na 1945
Besloten werd dat collaborateurs die met de vijand hadden geheuld, maar niemand hadden verraden, gemarteld of vermoord, door Tribunalen zouden worden berecht. In Friesland werden in Leeuwarden, Bolsward, Dokkum, Drachten, Harlingen, Heerenveen en Sneek Tribunalen ingericht. Onderstaande ‘foute’ Nederlanders moesten uitleg geven over hun daden.
Jan Buwalda was een vermogend man (De Heerenveensche Koerier sprak zelfs over de oude Croesus). Hem werd een boete van ƒ10.000,- opgelegd en tien jaar ontzegging van het actief en passief kiesrecht.17
Anna Meintje Hepkema (geb. 1916) was een onderwijzeres afkomstig uit het dorp Wijckel in Gaasterland en gaf tijdens de oorlog les aan de Duitsche Volksschool in Leeuwarden. Deze school werd opgericht in april 1941 en telde het eerste jaar achtendertig leerlingen. Het was de bedoeling dat alle Duitse kinderen in Friesland hier werden onderwezen. Zo bleven zij vrij van Nederlandse en Friese invloeden. De school werd ook een toevluchtsoord voor kinderen van NSB’ers die op hun eigen school werden gepest. Duits was de voertaal. Elke morgen werd de Duitse vlag gehesen en de Hitlergroet gebracht. De leerlingen werd anti-semitisme ingeprent. In september 1944, evacueerde de school zonder Hepkema naar Duitsland. Zij was eind schooljaar 1943/1944 al teruggegaan naar Wijckel. Na de oorlog moest Hepkema zich voor het Tribunaal verantwoorden voor het geven van onderwijs aan de Duitsche Volksschool en voor het feit dat zij enige tijd lid van de NSB was geweest. Hepkema werd door het Tribunaal veroordeeld tot één jaar en drie maanden internering met aftrek van voorarrest. Zij mocht tien jaar lang geen ambt in het onderwijs bekleden en werd voor tien jaar uit het kiesrecht ontzet. De Ereraad van Letterkunde gaf haar een publicatieverbod.18
Siebelt Luinenburg, (geb. 1884) in Mirns en Bakhuizen. Hij was evangelist en zendeling geweest op Java en was na zijn pensionering teruggekeerd naar Friesland. Op 21 maart 1946 moest Luinenburg, die als sinds april 1945 was geïnterneerd, voor het Tribunaal in Sneek verschijnen. Hem werd lidmaatschap van de NSB en het abonnement op het SS-blad Storm ten laste gelegd.
Luinenburg zelf verklaarde dat hij alleen een brochure had gelezen van baron Van der Lynden uit 1934.19 Lunenburg’s raadsman, verklaarde dat het blad Storm was gebruikt om de kachel mee aan te maken. Een verklaring die deed denken aan het verweer van Buwalda die de nazistische propaganda ook niet zou hebben gelezen, maar gebruikte als wc-papier. De uitspraak van het Tribunaal was mild. De beklaagde werd veroordeeld tot een internering tot 28 maart 1946 en kwam meteen vrij. Hij verloor voor tien jaar zijn kiesrecht.20
Lieuwe Visser (geb.1875) en Berendjeline-Visser van Wageningen (geb.1878) stonden mei 1946 voor het Tribunaal (plaats onbekend). Lieuwe Visser was foeragehandelaar in Oudemirdum. Beiden waren felle NSB’ers geweest. Het echtpaar werd in 1935 lid van de NSB, maar zegde het lidmaatschap na Dolle Dinsdag op. Zij waren na de bevrijding gevangen genomen en inmiddels een jaar geïnterneerd. De president van het Tribunaal merkte op: ‘U hebt de twijfelachtige eer de oudste beschuldigden te zijn!’. Wegens hun hoge leeftijd hoefden ze niet naar het kamp terug. Wel kregen beiden een boete van ƒ 1500,- en werd hen het kiesrecht voor tien jaar ontnomen.21
Haring Tjittes Piebenga (geb. 1907) in Franeker. Hij studeerde voor de oorlog in Berlijn biologie en antropologie en promoveerde op een studie over de bevolking op Urk. Hij sloot zich in 1942 aan bij de SS en werd benoemd tot hoofd van de Boerenschool, een soort Volkshogeschool op nationaal-socialistische grondslagen. Na de bevrijding werd Piebenga geïnterneerd in het kamp Sondel. Piebenga stond op 2 mei 1946 in Sneek voor zijn rechters. Hij werd ervan beschuldigd lid te zijn geweest van de NS en de SS, de eed op de Führer te hebben afgelegd en hoofd van nationaal-socialistische Boerenschool te zijn geweest. Deze vier punten werden bewezen verklaard. Andere beschuldigingen werden door het Tribunaal niet bewezen geacht. Het Tribunaal veroordeelde Piebenga tot drie jaar internering met aftrek van voorarrest en ontzegging van het kiesrecht voor de tijd van tien jaar. De rest van zijn straf bracht Piebenga door in kamp Westerbork.22
Dieuwke Jongbloed-Bottema, (geboortedatum onbekend) echtgenote van Bonne Jongbloed (geboortedatum onbekend) uit Benedenknijpe, moest begin mei 1946 voor het Tribunaal verschijnen. Haar man was voor de oorlog tot de NSB toegetreden en zij volgde hem in 1941. Het deed de verslaggever van de Heerenveensche Koerier verzuchten:
‘Weer een vrouw die haar man volgde’.
Jongbloed-Bottema werd aangerekend lid van de NSB te zijn geworden, dat twee kinderen uit het gezin lid van de Jeugdstorm waren geweest en dat er Duitsers bij haar over de vloer kwamen. De raadsman vroeg voor deze vrouw, die nog steeds was geïnterneerd, vrijlating omdat haar dochter van veertien jaar haar moeder nodig had. Aan dit verzoek kwam het Tribunaal van Leeuwarden tegemoet. Het oordeelde dat de interneringstijd gelijk stond aan het voorarrest. Haar werd een boete van ƒ10.000,- opgelegd en tien jaar ontzetting uit het kiesrecht.23
Boke van der Burg, (geboortedatum onbekend) was afkomstig uit Opeinde. Hij stond op 20 april 1948 voor zijn rechters in Heerenveen. Hem werd onder andere verweten de bezetter te hebben geholpen bij het invorderen van paarden en het weghalen van goederen uit de boerderij van een ondergedoken boer. De beklaagde had bijna drie jaar in een interneringskamp doorgebracht. Zijn straf was gelijk aan de tijd van zijn detentie in het kamp. Hij werd op dezelfde dag van het proces vrijgelaten. Wel kreeg hij de gebruikelijke ontzetting uit het kiesrecht. In zijn geval voor tien jaar.24 Opmerkelijk is de lange tijd die hij zonder proces gevangen zat. In hem werd de ontoereikendheid van de rechtspraak na de oorlog aangetoond.
Met ingang van 1 juni 1948 werden de Tribunalen in Friesland opgeheven. Er waren in totaal 49.920 personen door hen berecht.25 De zitting van het eerste Tribunaal in Friesland was op 20 december 1945 en de laatste zitting vond plaats op 31 mei 1948. Er waren 2929 zittingen geweest en er werden 2589 uitspraken gedaan. In 210 van deze gevallen werden de beschuldigingen vervallen verklaard. In 83 gevallen werd een voorwaardelijke straf toegekend. Er waren 2013 personen die hun kiesrecht voor een bepaalde tijd verloren, 806 verbeurdverklaringen en 33 onafgedane zaken belandden bij de gewone rechter.26
Bijzonder gerechtshof Leeuwarden
Zwaardere gevallen kwamen bij de vijf Bijzondere Gerechtshoven in Amsterdam, Den Haag, Arnhem, Den Bosch of Leeuwarden terecht. Het Hof had een Kamer in Groningen en Assen. De berechting door het Hof vond meestal plaats in het ambtsgebied waar de verdachte was geïnterneerd.27 De gerechtshoven bezaten de mogelijkheid tot cassatie en het opleggen van de doodstraf. De veroordeelde kon een gratieverzoek bij de Kroon indienen. De Bijzondere Gerechtshoven vonnisten 14.562 maal. Hieronder waren 137 Nederlanders die de doodstraf kregen opgelegd, waarvan er 35 werden uitgevoerd.28 Koningin Wilhelmina voelde niets voor de ‘barmhartigheidspolitiek’ en weigerde gratie te verlenen. Hierover ontstond in 1946 enige frictie. Twee SD-ers hadden onder andere zes jongens vermoord. Zij werden pas een jaar na de uitspraak geëxecuteerd.29
Mr. L. Lasonder werd de procureur-fiscaal van het Bijzonder Gerechtshof in Leeuwarden.30 De president werd mr. Wedeven die in de oorlog (illegaal) recht had gesproken in het Veemgericht. Hij was in 1943 door Seyss-Inquart, samen met twee andere de raadsheren op staande voet ontslagen. Deze drie raadsheren in Leeuwarden hadden een verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Zo werd de man behoed om een straf uit te zitten in het strafkamp in Ommen, waar terreur heerste. Deze zaak ging later de geschiedenis in als het ‘Ommer arrest’.31 Het was de enige zaak in Nederland waarbij rechters de bezetter durfden dwarsbomen.
Het was ook Wedeven die recht sprak over de landwachter Sjoerd Sonnema, de moordenaar van een mederechter. Deze rechter, mr. Van Harinxma thoe Slooten was bij leven legaal rechter geweest in de gewone rechtbank en illegaal bij het Veemgericht. Toen Wedeven met pensioen ging zei hij in zijn afscheidstoespraak:
“Alles is gedaan om het recht te vinden”.32
Doodstraffen
In dit hoofdstuk worden zes rechtszaken belicht waarin de doodstraf werd uitgesproken. Slechts in drie gevallen werd deze straf daadwerkelijk uitgevoerd. Een aantal van genoemde daders pleegde hun misdaden gezamenlijk, zoals Jan Lamberts en Sander van Droffelaar, die zes jonge mannen vermoordden. Zij werden op dezelfde dag geëxecuteerd. De gebroeders Faber en Ernst Knorr vermoordden gezamenlijk Esmée van Eeghen en oefenden eveneens gezamenlijk terreur uit in het Scholtenhuis in Groningen. Beide Fabers deden eveneens mee aan Aktion Silbertanne. Dit is de naam onder welke de sluipmoorden werden gepleegd op anti-Duits gezinde Nederlanders.33
Geessien Bleeker (geb. 1920)
Het is moeilijk de beweegreden van deze vrouw te duiden. Zij werkte zowel als koerierster voor het Friese verzet als informant voor de SD. Het Veemgericht durfde haar niet te executeren, ook al omdat zij twee dagen lang hardnekkig ontkende een verraadster te zijn. Zij werd een ‘gevangene’ op de boerderij van Lammert Zwanenburg in Beilen. Zij kon gemakkelijk vluchten, maar deed dit niet. Toen landwachters in 1944 de boerderij doorzochten om fietsen te vorderen, hielp zij mee om Joodse onderduikers te verbergen. Toen de boerderij later opnieuw door landwachters werd bezocht, bracht zij de Joodse onderduikers naar veilige adressen. Zwanenburg werd gevangengenomen, zwaar mishandeld en daarna doodgeschoten door SD’ers, onder wie Sander van Droffelaar. De SD nam Bleeker gevangen. Zij ging voor hen werken als informant en werd ingesloten bij gevangengenomen verzetsstrijders, won hun vertrouwen en hoorde hen uit. Door haar toedoen werden verzetsstrijders doodgeschoten of kwamen in Duitse concentratiekampen terecht.
Op 10 april 1945 vluchtte Bleeker met een groep SD’ers, waaronder Van Droffelaar en Lamberts, voor de oprukkende bevrijders. Bleeker vond onderdak in Overschild. Daar werd zij gevonden door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten. Zij werd naar het interneringskamp Schildwolde gebracht, verhoord en zwaar mishandeld.
Geessien Bleeker stond terecht voor de Kamers in Assen en Groningen, aangezien zij haar wandaden had gepleegd in beide rechtsgebieden. Zij werd twee keer ter dood veroordeeld. Zij ging in beroep bij de Bijzondere Raad van Cassatie, die de doodstraf bevestigde. Daarop vroeg Bleeker gratie. Minister van Justitie Van Maarseveen adviseerde het kabinet en koningin Wilhelmina gratie te verlenen, met als reden de ‘abnormale omstandigheden’ waarin Bleeker had verkeerd en wegens haar jonge leeftijd. De gratie werd verleend en de doodstraf werd omgezet in levenslang. Bleeker kwam vrij in 1960. Zij werd negentig jaar.34
Friedrich Bellmer (geb. 1897)
De Duitser Bellmer was SS-officier en was plaatsvervangend chef van de SD in Groningen. Hij had veel verzetsstrijders standrechtelijk geëxecuteerd. Bellmer had eveneens de leiding gehad over elf Silbertanne acties, waarbij veel doden vielen. Van de in totaal vijftig Silbertanne-moorden werden er tweeëntwintig in de drie noordelijke provincies gepleegd, meer dan in de rest van Nederland.35
Bellmer werd door het Hof in Leeuwarden ter dood veroordeeld, maar deze straf werd niet uitgevoerd. Koningin Juliana wilde geen doodvonnissen meer ondertekenen. Hij kreeg levenslang. Bellmer werd in 1959 vrij gelaten en vertrok naar Duitsland.36
Sander van Droffelaar (geb. 1914) en Jan Lamberts (geb. 1918)
Twee dertigers die in de oorlog dood en verderf zaaiden. Van Droffelen werd als jongen lid van de Kaderlandstorm, een semi-militaire organisatie. In 1934 ging hij in militaire dienst en werd sergeant bij de infanterie. Tijdens de meidagen in 1940 was Van Droffelaar in Rotterdam gelegerd en maakte daar de capitulatie mee. Hij werd nog hetzelfde jaar lid van de NSB en veldwachter in Epe. In 1943 ging hij over naar de politie en werd gedetacheerd bij SD. Na Dolle Dinsdag pleegde hij in samenwerking met Lamberts terreurdaden.
Lamberts werd in 1940 lid van de NSB. Hij was wachtmeester bij de gemeentepolitie in Assen. Hij volgde de politieopleiding in Schalkhaar. Een opleiding die op Duitse leest was geschoeid. In 1942 werd Lamberts lid van de zogeheten Jodenploeg in Apeldoorn, die als doel had Joodse onderduikers op te sporen. Deze Jodenploeg pleegde in 1943 ongeveer tweehonderd arrestaties. Lamberts was betrokken bij vijfenveertig arrestaties. Onder de personen die door hem werden gevangengenomen waren de verzetsstrijder Johannes Post en zijn Joodse koerierster Lien Kuijper. In 1943 vroeg Lamberts overplaatsing aan naar de politie in Assen, samen met onder andere Van Droffelaar. Hun belangrijkste taak werd het breken van het verzet.
Lamberts en Van Droffelaar waren niets ontziend. Zeven jonge mannen werden in Doldersum door hen gevangengenomen en afgevoerd in een auto. De auto stopte in een veld en de gevangenen werden er uitgehaald. Zij werden geblinddoekt en zes van hen werden doodgeschoten. De zwaargewonde Roelof IJsselstein bleef achter en kon met hulp ontkomen. IJsselstein getuigde later voor de Kamer van Assen tegen Lamberts en Van Droffelaar. Beiden werden voor de moord op de zes onderduikers en de moord op de verzetsstrijders Oosting en Bijlsma, op 9 december 1948 ter dood veroordeeld en op 16 november 1949 geëxecuteerd op het terrein van een voormalige kazerne in Groningen. Zij werden op de begraafplaats Selwerderhof naast elkaar in een anoniem graf, onder de nummers 705 en 706, begraven.37
Dr. Ernst Knorr (geb. 1899)
Deze Duitse SS-officier zat bij de SD in Den Haag. Hij verhoorde opgepakte communisten en martelde hen. Zijn ‘werkgebied’ was de gevangenis in Scheveningen (het Oranjehotel) en het Binnenhof in Den Haag. De martelingen hadden tot doel de verblijfplaats van andere communisten te verraden. De communist Herman Holstege was een van zijn slachtoffers. Knorr penetreerde Holstege met een stok in diens anus. Holstege overleed. De communistische verzetsman Gerrit Kastein in Amsterdam ontliep dit lot. Hij werd februari 1943 opgepakt en naar het Binnenhof gebracht. Vanuit een vertrek op de tweede verdieping sprong hij uit het raam en overleed later aan een schedelbasisfractuur.
In de loop van 1943 werd Knorr overgeplaatst naar het beruchte Scholtenhuis in Groningen. Ook daar viel hij op door zijn wreedheid. Hij vermoordde samen met de gebroeders Faber eerder genoemde Esmée van Eeghen. Knorr vluchtte in april 1945 naar het eiland Schiermonnikoog. Hij hoopte via het Duitse eiland Borkum naar Duitsland te ontvluchten. Dit mislukte. Knorr werd 30 mei 1945 gevangengenomen opgesloten in de gevangenis in Groningen en vandaar naar Scheveningen gebracht. Tot een proces kwam het niet. Op 7 juli 1945 werd Ernst Knorr dood in zijn cel aangetroffen. Hij had een touw om zijn hals. Er werd geen autopsie gepleegd, men ging uit van zelfmoord. Later verklaarde een gevangenisarts dat het schier onmogelijk voor Knorr was geweest om zichzelf op te hangen. De zaak bleef afgedaan.38
Pieter Johan Faber (geb. 1920) en Klaas Carel Faber (geb. 1922)
Gebroeders in het kwaad en afkomstig uit een NSB-gezin. Hun vader Pieter Faber werd in 1944 in Haarlem neergeschoten door Hannie Schaft en Pieter Bonekamp. Dat maakte hen nog wreder in hun optreden. Pieter Faber was opperwachtmeester bij de SD in het Scholtenhuis. Klaas Faber ging al voor de oorlog bij de Nationale Jeugdstorm. Hij meldde zich in mei 1940 bij de Waffen SS. In 1942 werd hij de lijfwacht van Anton Mussert. Later werkte hij samen met zijn broer Pieter in het Scholtenhuis. Gezamenlijke acties van de Fabers waren de deelname aan Aktion Silbertanne, het vermoorden van Esmée van Eeghen en deelname aan het executiepeloton in kamp Westerbork. De aanklacht tegen de Fabers luidde:
“…hulp aan de vijand en meervoudige moord tezamen met de SD in vereniging, na kalm beraad en rustig overleg, opzettelijk en met voorbedachten rade, [mensen] van het leven te beroven”.
Pieter Faber kwam op 9 juni 1947 voor de Kamer Groningen. Hij werd schuldig bevonden aan zevenentwintig moorden, waaronder de moord op de Friese verzetsstrijder Krijn van den Helm, de vroegere geliefde van Esmée van Eeghen. Op 10 juli 1947 werd Pieter Faber door een vuurpeloton in Groningen geëxecuteerd.
Klaas Faber kwam dezelfde dag als zijn broer Klaas voor de rechter. Hij werd schuldig bevonden aan de moord op tweeëntwintig mensen. Hij kreeg net als zijn broer de doodstraf, maar deze staf werd omgezet in levenslang, omdat niet kon worden bewezen dat hij arrestanten had gedood. Klaas Faber zat zijn straf uit in de Koepelgevangenis van Breda. Op 26 december 1947 wist hij, met zes andere delinquenten, te ontsnappen. Hij wist Duitsland te bereiken en kreeg daar hulp. Dat had Klaas Faber te danken aan zijn dienst bij de Waffen SS. Dat had hem de Duitse nationaliteit opgeleverd (De Nederlandse nationaliteit had hij verloren door in vreemde krijgsdienst te treden). Duitsland leverde geen eigen staatsburgers uit. Latere pogingen om hem voor een Duitse of Nederlandse rechter te brengen faalden. Klaas Faber overleed in 2012 in vrijheid, negentig jaar oud.
Nasleep van de oorlog
In 1947 maakte het kabinet plannen om de Bijzonder Rechtspleging per 1 januari 1948 op te heffen, ondanks dat nog talrijke strafzaken niet waren afgewikkeld. In de praktijk bleven de Tribunalen nog tot 1 juni 1948 werkzaam. De minister zegde de Tweede Kamer toe, dat, mochten er nog ernstige gevallen aan het licht komen, deze door de gewone rechterlijke organen werden overgenomen. Het Bijzonder Gerechtshof in Den Bosch en Leeuwarden hielden op 1 januari 1949 op te bestaan. De gerechtshoven in Den Haag en Arnhem sloten hun deuren in april 1949 en het Hof in Amsterdam functioneerde tot de tweede helft van 1949.40
Executies werden een probleem voor koningin Juliana, die steeds pacifistischer werd.41 Zij weigerde executie-bevelen te ondertekenen, zoals van de Duitse oorlogsmisdadigers Willy Lages, Joseph Kotalla, Ferdinand aus der Fünten en Franz Fischer. Zij werden gevangengehouden in de Koepelgevangenis van Breda. Eind jaren zestig wilde toenmalig minister van Justitie Carel Polak, hen vrijlaten, maar na advies van de Hoge Raad zag hij ervan af. In 1966 werd “de terminaal zieke” Lages vrijgelaten, maar leefde nog vijf jaar in Duitsland. In 1972 was minister van Justitie Dries van Agt ook geneigd tot vrijlating. De zaak kwam in de Tweede Kamer en veroorzaakte een golf van emotie. Een Kamermeerderheid bleek tegen, zeker na de emotionele bijdrage van het Joodse Kamerlid Anneke Goudsmit. In 1979 werd Kotalla vrijgelaten en stierf nog hetzelfde jaar. In 1989 werden de laatste twee oorlogsmisdadigers, Fischer en Aus de Fünten vrijgelaten. Zij stierven nog hetzelfde jaar.
Slotbeschouwing
In Friesland bestond tijdens de Tweede Wereldoorlog een geheime rechtelijke organisatie, het Veemgericht. Collaborateurs werden door deze rechtbanken veroordeeld. Deze illegaliteit werd door de naoorlogse regeringen mild bejegend. Er kwam geen onderzoek naar liquidaties door Veemgerichten. Na de oorlog werden Tribunalen ingericht voor lichtere vergrijpen. De zwaardere vergrijpen werden door de Bijzondere Gerechtshoven behandeld.
Bronnen ▼
2 – De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden, 7, Tweede helft, 970-975.
3 -https://wo2slachtofffers.nl/bio/5225/Harinxma-thoe-Slooten-baron-van-mr-Binnert-Pji;ip.htm.
4 – De raadsheren van het Leeuwarder hof, mr. Jan Wedeven en mr. J.J. Viehoff, werden in 1943 door secretaris-generaal van Justitie J.J. Schrieke ontslagen. Zij hadden een dief, die in eerste aanleg 9 maanden gevangenisstraf had opgelegd gekregen, maar 4 maanden toebedeeld. De 4 maanden die deze al in voorarrest had doorgebracht. Dit om te voorkomen dat de veroordeelde in het beruchte kamp Erica bij Ommen zou terechtkomen.
5 – Dr. H.L.C. Hermans, Om des gewetenswille. De geschiedenis van een arrest in oorlogstijd (Leeuwarden 2003) 147-151; -www.kneppelfreed.nl/taheakken-bijlage-houwing.html; -https://wo2slachtoffers.nl/Harinxma-thoe-Sloten-baron-van-mr.Binnert-Philip-htm; -https://trema.nve.org/editie/2018-97/de-strafrechter-met-overtuiging
6 -https://nl.wikipedia.org/Geessien_Bleeker
7 -https://www.gaasterlandwo2.nl/het-jaar-1944; https://wo2slachtoffers.nl/bio51816/Rinkema-Albert-Marten.htm
8 – Het Scholtenhuis stond aan de Grote Markt in Groningen. Het was het noordelijk hoofdkwartier van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst. Verzetsstrijders en Joden werden er gemarteld en vermoord.
9 -resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Eeghenesmee;https://www.spanvis.com/historie-Friesland/friese-verzetstrijders-wo2/eeghen-esmee-van
10 – De Volkskrant, 24-03-2022; Documentaire van de VPRO over Westerbork, 28-03-2022.
11 – Belinfante, In plaats van bijltjesdag, 119, 120, 145, 146, 154, 155.
12 – Strijdend Nederland, 04-12-1947
13 – Groen, Fout en niet goed, 351.
14 – Groen, Goed en niet fout, 308.
15 – Belinfante, In plaats van bijltjesdag, 119, 120, 143, 152, 528, 574; Groen, Goed en niet fout, 355-357; Romijn, Snel, streng en rechtvaardig, 192-194.
16 – De Volksdienst werd in juli 1941 op initiatief van de bezetter opgericht. Deze dienst organiseerde hulp aan arische gezinnen.
17 – HK, 08-02-1946.
18 – Friesch Dagblad (FD), 25-02-1946; -https://www.gaasterlandin wo2.nl/gerechtelijke-uitspraken; -https://www.gaasterlandwo2.nl/anna-meintje-Hepkema
19 – Waarschijnlijk bedoelde Luinenberg Godert Jacob Karel baron van Lynden, een trouw aanhanger van Mussert en in 1945 NSB-burgemeester van Baarn.
20 – HK, 27-03-1946.
21 – Balster Courant, 04-05-1946.
22 – FD, 03-05-1946; -https://fy.wikipedia.org/wiki/haring_tjittes_Piebinga
23 – HK, 09-07-1946.
24 – FD, 21-04-1948
25 – Romijn, Snel, streng en rechtvaardig, 171.
26 – Nieuwsblad van het Noorden, 28-05-1948; Leeuwarder Krant, 01-06-1948; HK, 01-06-1948.
27 – Severein , Alles is gedaan om het recht te vinden, 110.
28 – Romijn, Snel, streng en rechtvaardig, 171; Christiaan Frederik Rüter, Enkele aspecten van de strafrechtelijke reactie op oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid ( Amsterdam 1973) 127; Groen, Fout en niet goed, 669-676.
29 – Groen, Goed en niet fout, 669-676.
30 – Michiel Severein, Alles is gedaan om het recht te vinden. Bijzondere rechtspleging in Leeuwarden, 1945-1949, (Dissertatie), Hilversum 2017, 38; Dr. H.L.C. Hermans, Om des gewetens wille. De geschiedenis van een arrest in oorlogstijd, Meppel 2003, 159, 160.
31 – Severein, Alles is gedaan om recht te vinden, 38-40, 46, 67, 68;
32 – Severein, Alles is gedaan om het recht te vinden, 67, 151,305.
33 – Het Scholtenhuis stond aan de Grote Markt in Groningen. Het was het noordelijk hoofdkwartier van de Sicherheitspolizei en Sicherheitsdienst. Verzetsmensen en Joden werden er gemarteld en vermoord. Aktion Silbertane was de naam voor de sluipmoorden die werden gepleegd tussen september 1943 en september 1944. Bekende en onbekende Nederlanders die anti-Duitsgezind waren of verdacht werden van verzetsdaden werden door moordcommando’s van de Waffen-SS neergeschoten.
34 -https://wikipedia.org/wiki/Geessien_Bleeker
35 – Zie noot xxxiii
36 – Het Vrije Volk, 30-11-1955; Groen, Goed en niet fout, 671; -www.geschiedenis beleven.nl/dood-en-verderf-in-het-scholtenhuis-Friedrich_Bellmer
37 – Groen, Goed en niet fout, 669 en 670: -https://nl.wikipedia.org/wiki/Sander_van_Droffelar; -https://www.politieacademie.nl/Politiegeschiedenis/biografieen/Paginas/Sander-van-Droffelaar.aspx; –https://wikipedia.org/Jan_Lamberts_(1918-1949); -https://farming.statis.com/8717/16988503078_d6afaefd11_c.jpg;dodenakkers.nl./de-verzwegen-graven-van-de-oorlog/groningen.html,Begraafregister Selwerdehof, Groningen.
38 -https://nl.wikipedia.org/wiki/Ernst_Knorr; -tweedekamer.nl/zo-werkt-de-kamer/75-jaar-vrijheid-de-tweede-kamer-van-1940-tot-1945/de held-van
39 -https://nl.wikipedia.org/wiki/Klaas_Carel_Faber; -https://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_Johan_Faber; Nieuwsblad van het Noorden, 10-07-1948; NRC, 27-11-2010; drenthe in de oorlog.nl/aid=388
40 – Strijdend Nederland, 22-02-1947, 07-03-1947, 26-10-1948; KN, 11-03-1947, 23-10-1947, 06-12-1947; Romijn, Snel, streng en rechtvaardig, 173, 174; -https://wetten.overheid.nl/BWBR0002040/2020-01-01#AfdelingII
41 – Juliana ondertekende voor het laatst de doodstraf die werd ondergaan door Andreas Pieters. Haar pacifisme kwam ook tot uiting in de rede die zij hield voor het Amerikaanse Congres op 3 april 1952. Bij die gelegenheid riep Juliana op tot wereldvrede en verdraagzaamheid.