Dark
Light

Vijftig jaar oorlog tussen geschiedschrijving en moraliteit

8 minuten leestijd
Loe de Jong met de complete serie 'Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog' - NIOD
Loe de Jong met de complete serie 'Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog' - NIOD

Het is nog geen anderhalve Lundia-plank, maar het blijft imposant in de boekenkast: de veertien delen van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van historicus Loe de Jong. Het eerste deel, Voorspel, verscheen deze maand vijftig jaar geleden. Ondanks de steeds luider klinkende adviezen van opruimgoeroe Marie Kondo moet de reeks nog bij zo´n 74.000 huishoudens in de kast staan. Makkelijk te herkennen aan de kleurrijke stofomslagen.

Socioloog Abram de Swaan schreef in 1988 in NRC Handelsblad:

‘In al die woningen is het plankje van De Jong een huisaltaar voor het oorlogsverleden.’

Ruim twee en een half miljoen boeken werden verkocht van deze, in vele opzichten nog steeds unieke historische reeks. Sinds 2011 staat de wetenschappelijke editie ook online, in pdf-formaat. Aardig detail: De scans lijken op vergeelde pagina’s.

Literair monument

Eerste deel van de reeks van Loe de Jong (Foto auteur)
Eerste deel van de reeks van Loe de Jong (Foto auteur)
De kans is groot dat Het Koninkrijk een unieke prestatie blijft. Tweeëndertig jaar werd er gewerkt aan bijna 17.000 bladzijden geschiedschrijving over een periode van slechts zes jaar. Maar dat zegt niets over de inhoudelijke waarde anno 2019. In maart 2005 schreef Rob Hartmans in De Groene Amsterdammer:

‘Dat de wetenschappelijke waarde van zijn magnum opus steeds minder zal worden, lijkt evident, maar dat geldt natuurlijk voor alle grote historische werken. Wie nu iets wil weten over het begin van de Opstand tegen Spanje raadpleegt ook niet als eerste de Historiën van P.C. Hooft, maar dat maakt dat werk als literair monument niet minder waardevol.’

Ook De Jong maakte zich geen illusies over wat hij de ‘slechts relatieve geldigheid’ van zijn werk noemde. In Voorspel schreef hij: ‘Latere generaties zullen aan de hier beschreven jaren 1939-1945 vragen stellen die wij thans niet eens kunnen bevroeden.’

Toch is Het Koninkrijk meer dan louter een monument voor de Nederlandse cultuurgeschiedenis. Als gedetailleerd naslagwerk lijkt de serie nog steeds onovertroffen. Journalist en programmamaker Ad van Liempt verwoorde het mooi in 2014 tijdens een lezing in de reeks ‘Helden en Schurken’:

‘Soms denk je dat je iets gelezen hebt wat nog niet bekend was, maar dan kijk je even bij De Jong en word je permanent teleurgesteld: het staat er altijd al in. Dat is de klasse van het werk.’

Het werk zelf staat ook nog in de belangstelling. Vorig jaar nog werden alle passages over de Jodenvervolging gebundeld.

Kritiek

Over kritiek is al veel geschreven, om te beginnen in Het Koninkrijk zelf waarin in deel 14 reacties aan bod komen. Zo wordt vanaf pagina 1059 (tweede deel) door historicus Hans Blom de geschiedkundige waarde van de wetenschappelijke editie sterk bekritiseerd. Blom roemt het ‘vakmanschap’ van De Jong maar schrijft dat de verantwoording van De Jongs tekst de toets der wetenschappelijke kritiek niet doorstaat. In de meeste kritieken is De Jong meer ‘politiek moralist’, ‘journalist’ of ‘populariseerder’ dan wetenschapper.

De kritiek die een halve eeuw later vooral is blijven hangen, betreft De Jongs te zwart-witte scheiding tussen goed en kwaad en de daarmee samenhangende onnauwkeurigheden over verzet en collaboratie. Tevens zijn behandeling van de Holocaust en de vraag hoeveel gewone Nederlanders daarover konden weten. In de kern is bijna alle kritiek terug te voeren op de vraag in hoeverre De Jongs moralistische aanpak in de weg stond van onpartijdig wetenschappelijk onderzoek.

Blom, opvolger van De Jong als directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), was ondanks zijn bewondering voor zijn voorganger een van de fakkeldragers. Vanaf het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw streed hij tegen het zwart-witdenken over de Tweede Wereldoorlog en voor een scheiding van wetenschappelijke analyse en moraliteit. Andere critici, zoals historicus en publicist Chris van der Heijden, zagen later het monumentale werk van De Jong vooral als steen des aanstoots. Van der Heijden benadrukte met zijn boek Grijs Verleden uit 2001 dat de oorlog nu echt voorbij was en dat een nieuwe generatie opstond om op een andere manier naar die oorlog te kijken. Precies wat De Jong vijftig jaar geleden al voorspelt op pagina 8 van Voorspel.

In zijn afscheidsrede in 2007 concludeerde Blom ook dat er in wetenschappelijke kringen steeds meer afstand genomen was van de politiek-moralistische vraag naar goed en fout. Toch lijkt dat proces traag te verlopen. Van Liempt sprak in 2016 nog in een lezing over het grensgebied van goed en fout, waarbij de bezettingstijd nog steeds als moreel ijkpunt dient. Desondanks is er ook volgens hem vooruitgang:

‘De oorlog is meer dan zeventig jaar geleden. We nemen enige afstand, we kunnen met wat meer distantie naar de kwesties kijken die de mensen toen bezighielden.’

Afstand en objectiviteit

Dat objectiviteit in geschiedschrijving met de jaren toeneemt is niet onomstreden. E.H. Carr schreef bijna zestig jaar geleden in What is History? dat de historicus van de jaren twintig van de vorige eeuw objectiever kon oordelen over de verdiensten van Bismarck dan de historici rond 1880. Maar Carr zei ook dat geschiedschrijving altijd selectie en interpretatie is. Meer afstand is daarom niet meteen hetzelfde als meer waarheid en betere geschiedschrijving.

Hoogstens is het proces van geschiedschrijving iets makkelijker. Geschiedfilosoof Michael Stanford schreef bijvoorbeeld in zijn The Nature of Historical Knowledge dat de Middeleeuwen in de negentiende eeuw makkelijker te begrijpen waren dan in de achttiende. De Amerikaanse historica Barbara Tuchman vond in een essay uit Practicing History dat afstand de historicus meer inzicht geeft in wat er gebeurd is en het makkelijker maakt om belangrijke van minder belangrijke zaken te onderscheiden. Hoe dat onderscheid vervolgens gemaakt wordt en wat de historicus er mee doet, blijft natuurlijk subjectief.

Voor De Jong zat er een duidelijke grens aan de heilzame werking van afstand. De ideale tijd tussen de historische gebeurtenis en het opschrijven ervan beschreef hij in Voorspel als

‘lang genoeg om los te komen van al te persoonlijke emoties en vooroordelen, lang genoeg voor de noodzakelijke verdieping in het in overstelpende hoeveelheden bewaard gebleven bronnenmateriaal – maar niet zo lang dat geen contact meer mogelijk was met historische hoofdfiguren, niet zo lang dat de heugenis aan de atmosfeer van die jaren verbleekt was.’

Van Liempt roept in het kader van de bezetting op tot meer nuance, maar geeft toe dat dit het werk voor de historicus juist complexer maakt: ‘Naarmate we er verder vandaan komen lijken de grenzen steeds lastiger te trekken te zijn. Tussen goed en fout, tussen dapper en laf, tussen onverantwoord en vergeeflijk.’ Marjan Schwegman, tot 2016 directeur van het NIOD, verwoordde het in 2007 zo in De Groene Amsterdammer: ‘Direct na de gebeurtenissen is het beeld eendimensionaal. Hoe verder weg, hoe meer inkleuring er ontstaat.’ Ze sprak liever van ‘complexiteit’ in de geschiedschrijving dan van ‘grijs’ verleden.

‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ - Loe de Jong (Foto Historiek)
‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ – Loe de Jong (Foto Historiek)

Morele (dis)kwalificaties

De historici na De Jong proberen die complexiteit te ontrafelen maar richten zich daarbij vooral op deelthema’s van de bezetting: individuen als Rauter, Gerbrandy, Pim Boellaard of groepen als studenten, bankiers of burgemeesters. Een nieuwe wetenschappelijke ‘totaal-reconstructie’ à la De Jong laat nog op zich wachten. Wel is er duidelijk een andere richting ingeslagen. Een voorbeeld is het onderzoeksprogramma ‘Heel gewoon of juist bijzonder’ van het NIOD dat vanuit een aantal zeer verschillende perspectieven naar het verzet kijkt.

Ondanks de vooruitgang in de wetenschap constateerde Blom in zijn afscheidsrede dat in het publieke debat morele (dis)kwalificaties nog vaak de boventoon voeren in publiciteit over de oorlog, onder andere door de rol van de massamedia. In die optiek is de moralistische geest van De Jong springlevend. Kijk alleen maar naar vorig jaar. In aanloop naar de Dodenherdenking was er ophef rond de aangekondigde lawaaidemonstratie, waarbij de actiegroep vond dat Nederland ‘oorlogsmisdadigers’ (betrokken bij de politionele acties in Nederlands-Indië) herdenkt die ‘niet onderdoen voor nazi’s’. In oktober was er vervolgens een hevige discussie over het openen van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging om alsnog oorlogsmisdadigers op te kunnen sporen. Een maand later ging het publieke debat over de rol van de Nederlandse Spoorwegen bij de Jodenvervolging.

Dergelijke debatten beperken zich niet tot de Tweede Wereldoorlog. Zo vormen de vermeende Nederlandse oorlogsmisdaden in Nederlands-Indië een terugkerend thema. Ook het Nederlandse slavernijverleden wordt steeds meer geframed in goed-fout termen. De verwijdering door Het Mauritshuis van een borstbeeld van naamgever Johan Maurits van Nassau-Siegen leidde begin vorig jaar tot Kamervragen. Die discussie geeft het huidige maatschappelijke debat goed weer, waarin de nationalistische roep om (zee- en oorlogs)helden en andere nationale symbolen uit de geschiedenis op gespannen voet staat met het belang van historische gerechtigheid en eerlijke geschiedschrijving. Opvallend is dat hoogleraar Jeroen Dewulf vorig jaar in de trant van Van der Heijden een boek schreef over ‘grijs slavernijverleden.’

Toch lijkt de huidige trend meer polarisatie dan nuance. Historisch getinte krantenartikelen die duiding geven aan de oorsprong van Zwarte Piet proberen weliswaar nuance te brengen, maar hebben bijna geen invloed op de publieke discussie. Ook in de berichtgeving over de huidige oorlogen wordt dit goed zichtbaar. We zoeken naar good guys in Syrië of Jemen maar concluderen eigenlijk dat het allemaal slechteriken zijn. De ‘goede’ (welkome) vluchtelingen van dit soort conflicten scheiden we van de ‘slechte’ (baantjespikkers). Zelfs de recente discussie over de door Marco Kroon opgetekende persoonlijke gebeurtenissen in Afghanistan is gekleurd door moralisme. Een framing daarvan is: Nationale held Kroon wordt het slachtoffer van Afghaanse bad guys en neemt wraak. Zo’n relaas komt niet van een historicus maar beïnvloedt via het publieke debat nu wel de kijk op het Nederlandse verleden in Afghanistan. Oorlogsveteranen zijn in Nederland überhaupt de good guys. Kritiek is uit den boze.

Foto auteur
Foto: auteur

Spanning

De Jong schreef voor een groot, algemeen publiek. Dat publiek is ook nu niet op zoek naar nuance, maar vooral naar spannende verhalen. De kracht van De Jong lag in het vertellen ervan. Juist een duidelijke scheiding tussen goed en fout zorgt voor spanning in die verhalen. De strijd tussen goed en kwaad blijft ook vandaag de dag de basis voor de bestverkopende boeken en films. De hernieuwde populariteit van superhelden is een teken aan de wand. Het is niet voor niets dat de hoogtijdagen van de Amerikaanse comics samenvielen met de Tweede Wereldoorlog en de nasleep ervan. Tijd voor een stripversie van Het Koninkrijk?

~ Jorrit Kamminga
Jorrit Kamminga is werkzaam bij Chronoscoop, een collectief dat het verleden met film en fotografie voor een breed publiek weer tot leven wekt. Daarnaast is hij betrokken bij Instituut Clingendael en Oxfam Novib, waar hij zich bezighoudt met huidige conflicten zoals de oorlog in Afghanistan en Jemen.

Boek: Loe de Jong (1914-2005) – Historicus met een missie
…en: Jodenvervolging in Nederland 1940-1945 – Loe de Jong

Loe de Jong met boek 11c, 1986 (CC0 - Roland Gerrits / Anefo)
Loe de Jong met boek 11c, 1986 (CC0 – Roland Gerrits / Anefo)
In 1955 krijgt De Jong de opdracht voor Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Hij was toen 41. In februari 1967 begint hij te schrijven. Het eerste deel verschijnt twee jaar later, in februari 1969.

Tweeëndertig jaar werkt hij uiteindelijk aan de serie, inclusief de voorbereidingen. Vijftien jaar lang schrijft hij dag in, dag uit; bijna honderd pagina’s per maand. In totaal beslaat het werk veertien delen, verdeeld over 30 banden en ruim 16.800 bladzijden. Ruim twee en een half miljoen boeken werden verkocht; dat is bijna 100 kilometer boek. Het laatste deel, deel 12, komt uit in 1988, toen De Jong 73 jaar oud was. Daarna verschijnen er nog bijlagen, reacties en een register.

(bronnen: media-interviews en dvd ‘De mooiste opdracht die ooit gegeven is’, samengesteld in 2004 door René Kok en Erik Somers ter gelegenheid van De Jongs 90ste verjaardag)

Historiek-lezers over Loe de Jong:

Geen idee hoe lang ik de wetenschappelijke editie van Loe de Jong heb, toch raadpleeg ik die bijna wekelijks een keer. Om er makkelijk bij te kunnen staan die deeltjes laag naast mijn leesstoel. Ik ben van 1963, Rotterdammer en ik had een opa (1900-1982) die veel over geschiedenis en juist die oorlogsperiode vertelde. Op de vrije woensdagmiddagen zat ik in zijn tv-fauteuil te luisteren naar hem aan de eettafel met zijn onafscheidelijke filtersigaret.

Hij is inmiddels ruim 30 jaar dood maar ik ben er nooit mee opgehouden om bezig te zijn met die oorlogsjaren. Inmiddels weet ik zoveel dat ik ben gaan beseffen waar hij niet over sprak met zijn oudste kleinkind. De jodenvervolging, de razzia’s en zijn dagelijks werk in het sperrgebiet van de Rotterdamse haven. En nog veel meer.

Dick van der Zee
Capelle aan den IJssel


Klaas van den Broek




Jorrit Kamminga is werkzaam bij Chronoscoop, een collectief dat het verleden met film en fotografie voor een breed publiek weer tot leven wekt. Daarnaast is hij betrokken bij Instituut Clingendael en Oxfam Novib, waar hij zich bezighoudt met huidige conflicten zoals de oorlog in Afghanistan en Jemen.

Mail: [email protected]
Twitter: @jorritkamminga

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×