Parallel aan de tentoonstelling Late Rembrandt presenteert het Rijksmuseum de allervroegste fotografen uit eigen collectie. In de Fotogalerij van de Philipsvleugel zijn ruim 45 unieke foto’s en papiernegatieven te zien van onder andere Charles Nègre, Maxime du Camp en Félix Teynard.
Tot de hoogtepunten behoren een portretje dat William Henry Fox Talbot, uitvinder van de fotografie, maakte van zijn dochter en een portret uit 1842 van zijn Nederlandse assistent Nicolaas Henneman in negatief.
De tentoonstelling laat volgens het museum zien dat licht en schaduw én belichting – net als in het werk van Rembrandt – in de fotografie de hoofdrol spelen.
Met veel studies en experimenten kreeg een ‘nieuwe’ kunst vorm. Er zijn superieure foto’s van Egypte van Teynard en Du Camp. Linnaeus Tripe fotografeerde in India. Maar ook in Europa brachten fotografen architectuur en landschappen in beeld die niemand nog uit eigen waarneming kende. Vooral van Franse fotografen zijn er reisfoto’s te zien. In Griekenland fotografeerde Eugène Piot het Parthenon, Charles Nègre maakte foto’s in het zuiden van Frankrijk en Charles Marville maakte opnamen van de beeldhouwwerken van de kathedraal van Reims. De Brit Charles Clifford trok naar Spanje. Er werden ook portretten op papieren negatieven gemaakt.
De tentoonstelling, getiteld Clair-obscur in de fotografie (15 februari t/m 17 mei 2015 ), toont volgens het museum “unieke werken van volhardende avonturiers”.