Tegenwoordig wordt literatuur of geschiedenis minder belangrijk gevonden dan kennis van economie, computers of natuurwetenschappen. In dat opzicht is het een wonder dat Grieks en Latijn nog steeds op school aangeboden worden – moderne talen zijn ‘nuttiger’. Oudheidliefhebbers mogen blij zijn dat dit tenminste nog geduld wordt. Waarom zou je dan toch nog beginnen over iets dat nog nuttelozer is – bijvoorbeeld het Gilgamesj-epos, over een Mesopotamische koning uit het derde millennium voor Christus?
Al zeker tweeduizend jaar houden westerse geleerden zich bezig met het bestuderen van de Griekse en Romeinse samenlevingen. De Grieks-Latijnse cultuur wordt beschouwd als de oorsprong van de westerse cultuur. In werkelijkheid leefden de Grieken noch de Romeinen in het luchtledige. De twee volkeren hadden niet alleen politieke, economische en culturele contacten met elkaar, maar ook met andere volkeren die aan de Middellandse Zee of in het nabije Oosten leefden. Denk hierbij aan Babyloniërs, Assyriërs, Perzen en Egyptenaren, om maar de bekendste te noemen.
Alle zes boven vermelde volkeren, en andere, worden vermeld in de Bijbel. Dit boek heeft op zich, als basis van het christendom, al een belangrijke invloed op de westerse geschiedenis. Het is daarnaast een concreet voorbeeld dat de ‘westerse’ Griekse en de Romeinse samenlevingen interactie hadden met ‘oosterse’ samenlevingen.
Oriëntatie
Julius Caesar en Augustus vestigden alleenheerschappij in het Romeinse rijk. Het idee van een imperialistisch rijk kwam echter niet van hen. Eerdere Romeinse veldheren hadden een voorbeeld genomen aan Alexander de Grote, die op zijn beurt een voorbeeld nam aan de heersers van hetzelfde Perzische rijk dat hij bestreden heeft. Op hun beurt oriënteerden Perzische vorsten zich op eerdere rijken, zoals die van de Assyriërs en de Babyloniërs. De stad Babylon had in Mesopotamië dezelfde status als Rome in het westen: de culturele betekenis bleef overeind, ongeacht of het een politieke hoofdstad was of niet.
Het staat oudheidliefhebbers vrij om een voorkeur te hebben voor de Grieken of de Romeinen. Die twee volkeren kunnen echter beter begrepen worden als ook kennis genomen wordt van de volkeren waarmee zij omgingen.
Karel van het Reve (1921-1999), slavicus en cultuurcriticus (toegegeven, vooral criticus), zou hier niet door overtuigd worden. Om die andere volkeren te begrijpen, moet je weer de volkeren bestuderen waardoor zij geïnspireerd werden enzovoorts. Tegen die redenering valt echter in te brengen dat de invloeden van andere volkeren niet onbeperkt zijn. De interactie die de beschavingen van Mesopotamië en het Middellandse Zeegebied met elkaar hadden, lijken ze niet in dezelfde mate met andere beschavingen gehad te hebben. Romeinen zouden contact krijgen met Germaanse en Slavische stammen aan de noordelijke grenzen en via de zijderoute zouden goederen uit China en India het Midden-Oosten bereiken. Zo veelvuldig als Mesopotamië en het Middellandse Zeegebied contact hadden met elkaar, hadden ze dat echter nauwelijks en helemaal niet met India en China.
Overeenkomsten
Maar waarom dan aandacht besteden aan zoiets als het Gilgamesj-epos? Het was een van de vragen die zaterdag 1 april gesteld werd op de jaarlijkse studiedag van oudheidvereniging Ex Oriente Lux. Het antwoord, aldus classica en promovenda Michèle Meijer, was dat dergelijke verhalen overeenkomsten hebben met de verhalen die wij al kennen.
In haar bijdrage aan de studiedag vergeleek ze het epos met de Ilias van Homerus. Gilgamesj was als vorst een tiran voor zijn onderdanen. Als reactie schiepen de goden een tegenpool: de wildeman Enkidu. Als deze twee na een gevecht even sterk blijken, worden ze vrienden. Na enkele gezamenlijke avonturen sneuvelt de laatste echter. Gilgamesj is ontroostbaar – ook omdat het hem confronteert met zijn eigen sterfelijkheid. Een opvallende parallel met de Ilias, een werk dat niet de Trojaanse oorlog beschrijft, maar zes dagen waarin Achilles eerst weigert verder te vechten, totdat zijn vriend Patrocles sneuvelt. Achilles en Gilgamesj, aanvankelijk onhebbelijke persoonlijkheden, worden gelouterd als ze uiteindelijk hun eigen sterfelijkheid accepteren. Een universeel thema – maar deze universaliteit blijkt pas als je beide werken bestudeerd hebt.
Achilles en Gilgamesj werden betere mensen toen ze zich op hun medemens gingen richten in plaats van eigen eer en onsterfelijkheid. Streeft de hedendaagse mens, ondanks technische vooruitgang en economische ontwikkelingen, niet net zozeer naar roem, rijkdom en onsterfelijkheid?