Het werk
Boven de toegangspoorten van de Duitse kampen hing het opschrift ARBEIT MACHT FREI. In de Sovjetkampen hing op een zichtbare plek in het midden van de zone een gigantisch, belerend banier: TSKESTNIM TROEDOM OTKOEPAJ SWOJOE WINOE (met eerlijk werk koop je je schuld af). Het is haast grappig dat twee elkaar zo vreemde machten soortgelijke ideeën hadden. Er is geen sprake van dat de ene de andere imiteerde. Hitler wist vast niet dat er in het oosten een machtige organisatie zoals de goelag bestond. Hoe had hij het ook kunnen weten, wanneer zoveel mensen zelfs meteen na de oorlog al niet in het bestaan ervan geloofden? De gelijkenis gaat echter niet volledig op. Er zijn ook betekenisvolle, veelzeggende verschillen.
Om te beginnen: het Duitse opschrift hing buiten, was zichtbaar van ver, als een uithangbord, het werd niet enkel gezien door hen die werden ingewijd in het geheim ervan, nadat ze de goed bewaakte poort passeerden. Het diende ook als een soort afschrikmiddel dat duidelijk maakte dat daarbinnen gewerkt werd, en dat het werk niet licht kon zijn. Het Sovjetopschrift daarentegen was verborgen in de kampzone en enkel bestemd voor wie het rechtstreeks aanging. Aan de buitenkant van de muren of prikkeldraden werden nooit borden geplaatst. Waarom zou men de toevallige passant informeren over wat er zich daarachter verborgen hield? Het spreekt uiteraard voor zich dat wie al enige ervaring had opgedaan zich geen illusies maakte en dacht dat er achter die omheining met de hoge wachttorens en het prikkeldraad bloemetjes gekweekt werden, of gieters geproduceerd werden om die bloemetjes water te geven. Maar voor alle zekerheid was niemand van plan om reclame te maken voor wat er precies gebeurde. De angstigen angst aanjagen kun je ook op andere manieren.
Ten tweede vloeit er uit de woorden Arbeit macht frei een andere betekenis voort, iets dat de Sovjetmens als een kapitalistische mentaliteit zou bestempelen. Er wordt een duidelijk contract verondersteld, dat bovendien ruikt naar uitbuiting. Hoeveel werk moet men verrichten zodat de vrijheid erkend kan worden als correcte verloning? Dat is anders bij ons, in Kolyma, Norilsk of Jezkazgan. Niemand gaat een contract aan. Niemand wordt iets beloofd. De slogan spreekt niet tot de verbeelding van de kille rede, en heeft niet als doel om lege speculaties op te roepen: als je nog beter werkt, dan zul je… Ik zal jullie zoveel, en jullie zullen mij… Enzovoort. Het Sovjet-opschrift spreekt over het geweten, over de schuld, over de begane zonde en hoe je die moet afkopen. Het mag duidelijk zijn: dat opschrift is een hele theologie. Er is maar één geloof en er is maar één dogma. Wij geloven in de Sovjet-Unie en haar historische missie. Wie zich tegen het dogma heeft gekeerd, moet berouw tonen, boetedoen en een vast voornemen hebben om zichzelf te verbeteren. De boetedoening kan heel divers zijn, en niemand durft met de kapelaan te onderhandelen. Hij bepaalt haar, en de zondaar moet zijn lot met nederigheid in het hart aanvaarden, eerlijk uitvoeren wat hem opgelegd is, moet de zweepslagen rustig ondergaan, zelfs met een gevoel van vreugde. Het was hem immers toegestaan om zijn zonden af te kopen; hij was niet meteen tot de eeuwigheid veroordeeld. De Duitsers, de bourgeoisie, maakten van het werk een onderhandelingsmiddel. Het was een bedrieglijke handel, maar nog steeds handel. Bij ons zuivert het werk, zonder hem kun je nooit vergeven en vergeten worden.
Het hele kamp leeft dus van het werk; het werk is met een cultus omgeven, het is steeds het werk waarover gepraat wordt op de bij elkaar geroepen productievergaderingen en waarover geschreven wordt in de kampkranten. De namen van de hardste werkers krijgen eervolle vermeldingen op grote afficheborden. Er bestaat geen ergere misdaad dan werk te weigeren. Otkaz, en meteen volgen de strafcel, een strafrantsoen en een nieuwe veroordeling. Otkaz veroorzaakt agitatie in het kamp, wekt de woede van bewakers, verantwoordelijken en hoofdverantwoordelijken, want hoe moeten zij met een rapport aantonen dat er zoiets bestaat als iemand die niet gelooft, iemand die een koppige ketter is geworden? Ketters worden op brandstapels gegooid, en dus worden ook de werkweigeraars vernietigd, en wel snel. Ze maken geen schijn van kans. Ze zijn met weinigen en kennen een tragisch einde. Zelden is een van hen erin geslaagd om de woede van de kapelaans te trotseren.
Schiet op!
Het kamp leeft van het werk, en het ritme van de dag wordt door het werk bepaald. Om zeven uur ’s ochtends, razvod; we worden geroepen om ons te verzamelen en te verspreiden. Op het plein voor de poort komen de brigades bijeen, elk van hen met een eigen bestemming. Ze weten allemaal waar ze zullen moeten werken. Sommigen hebben specialisaties. Zo zijn er brigades van schilders, stukadoors, schoorsteenvegers, timmerlieden en metselaars. De ergste zijn die voor grondwerken, wegenbouw en boskap. Op het aangegeven signaal lopen ze door de hoge, open poort, maar niet vooraleer de bewakers eerst nog eens controleren of iemand een stukje brood of een brief bij zich heeft. Brood is een duidelijke indicatie van een geplande ontsnappingspoging, een brief wijst op het plan om in contact te komen met iemand dichtbij, onttrokken aan het scrupuleuze oog van de macht. Dat zijn dus nieuwe misdrijven, en bepaald geen kleine, waarvoor meteen nieuwe strafmaten dreigen. Meestal heeft niemand iets bij zich en verloopt het passeren door de poort rustig.
Achter de poort staan laadwagens voor degenen die ver weg zullen moeten gaan werken. Het is niet toegestaan om erin te staan. Je moet op de vloer zitten, per vijf, de een na de ander, op elkaar geplakt, elke nieuwe rij van vijf drukt zich tussen de knieën van de gevangenen die voor hen zitten. Op die manier kun je in een drie ton wegende laadwagen dertig mensen krijgen. Praten is niet toegestaan. Een escorte met geweren in de aanslag leunt tegen de bestuurderscabine. Twee soldaten nemen aan weerskanten plaats, de hoofdverantwoordelijke gaat meestal naast de bestuurder zitten. De rit over een hobbelige rijweg duurt soms een uur, soms wat minder lang. Je benen worden er gevoelloos van. En dan is eindelijk de werkplaats bereikt. De gevangenen stappen moeizaam uit, onder het refrein dat iedereen goed kent: Davaj! Davaj! (Schiet op! Schiet op!)
De dag kan nu echt beginnen. Elf lange werkuren, met een uurtje pauze voor een waterige, maar warme soep. En om zeven uur ’s avonds: de terugkeer, voor de poort je beurt afwachten, want alle brigades keren terug op hetzelfde tijdstip, een controle voor de ingang én in de kampzone. Dat laatste uur is het ergste, niet enkel voor ons. De soldaten hebben er ook genoeg van. Wanneer de chauffeur bekwaam is en de aanvoerder van het escorte sluw, slagen ze erin om een andere brigade voorbij te steken: vlak voor de poort inhalen, en dan een betere plaats in de rij innemen. De brigades die te voet zijn, lijken hun krachten te hervinden, omdat niemand achter wil blijven. Deze dagelijkse race bezorgde ons soms een goed humeur, en deed ons soms in woede ontvlammen, meestal wanneer er gevangenen waren die volledig door hun krachten heen zaten en de colonne afremden. Een gevangene voelt zelden medelijden.
Heropvoedingswerkkamp
ITL – Ispravitjelno-troedovoj lager – met andere woorden: een heropvoedingswerkkamp. Wederom denk ik daarbij: wat een verwarring schuilt er in die naam, wat een casuïstiek! Heropvoeding? Ik moet daarbij denken aan de opvoedkundige waarde van het hakken van bomen, terwijl je tot aan je middel in de sneeuw zit. Verkleumde handen hebben geen kracht om een bijl vast te houden. De elektrische zaag is te zwaar voor de vrouwen, die springt gevaarlijk over de stam en wil zich niet vastzetten in het vlees van de bevroren stvol (boomstam). Ik moet daarbij denken aan de opvoedkundige waarde van een pikhouweel en een koevoet tegenover een grondsoort van de zevende en achtste categorie; dat betekent: tegenover rotsen. Elke slag botst met een echo terug. Vonken spatten in het rond, maar de aarde geeft zich niet gewonnen, en je moet tig kubieke meter uithouwen; de zogenaamde ‘warme’ kubieke meters. Ik herinner me nu nog verschillende van de toen geldende normen waarnaar gestreefd werd. Ik moet daarbij denken aan de opvoedkundige waarde van de hitte van de Hoffmannoven (ringoven voor het bakken van bakstenen, midden negentiende eeuw uitgevonden door de Duitse ingenieur Friedrich Eduard Hoffmann (1818-1900) en het gewicht van elke rauwe baksteen. Maar waarom zou ik het daarover nu nog hebben, over die heropvoedingsmethodes met in het achterhoofd steeds die specifieke wereld, die de Sovjetwereld is.
Vandaag de dag worden er vele theoretische werken geschreven die pogen om de dominante mechanismen van die Sovjetwereld te verklaren. Politicologen ontdekken er steeds nieuwe eigenschappen en wetmatigheden van. Voor gevangenen waren die dagelijkse kost en een vanzelfsprekendheid zo klaar als een klontje dat er geen discussie over mogelijk was. Ja, de dualiteit van deze wereld leed geen twijfel. Ze bezat steeds twee verschijningsvormen: aan de ene kant het concrete, aan de andere kant de abstracte façade; enerzijds de brutale werkelijkheid, anderzijds de ideologie.
Elk woord moet in overeenstemming zijn met de ideologie; de daden moeten zich in de regel schikken naar de feitelijkheden. Wie van oordeel is dat er in een kamp geen plaats is voor ideologie vergist zich. Het is een misvatting dat ideologie tegenover misdadigers, daarbovenop politieke misdadigers, overbodig is. Ten eerste, zoiets als ‘politieke gevangenen’ bestaat niet. Wij zijn allemaal simpelweg criminelen. Ten tweede, de ideologie werkt, want haar kracht is vreselijker en wreder dan het fysieke geweld, en een grotere bedreiging dan de wapens van de soldaten. Ze schept de ‘kamp-façade’, de ‘kamp-idee’, je bent bij elke stap die je zet gebonden aan de regels ervan, regels die nooit ofte nimmer overtreden mogen worden. Er bestaan geen winnaars en overwonnenen, die elkaar wederzijds kunnen haten, of ook respecteren. Nee, er zijn enkel strenge, maar goede herders en verdwaalde schapen die een en al dankbaarheid zijn, omdat iemand zich over hen ontfermt. Er zijn geen hoge heren en uitgebuite, uitgeputte slaven. Er is alleen de macht, onze macht, die ons na aan het hart ligt, die de hoogste macht van Moskou vertegenwoordigt, ons dierbare, goedhartige vadertje Stalin, en wij hunkeren ernaar om onze laatste krachten aan het geweldige vaderland te kunnen schenken. Er zijn geen tegenstanders, vertegenwoordigers van een cultuur die velen van ons vreemd is, met mensen die een onbegrijpelijke taal spreken. Nee, dat zijn onze broeders, onze vrienden, onze naasten, die ons onder hun hoede hebben genomen om ons te beschermen tegen de fascistische en bourgeois regeringen in die andere landen, waarvan we ooit dachten dat ze de onze waren. Er zijn geen beulen en terechtgestelden, geen folteraars en gefolterden; wel lieden die tot de laatste snik vechten voor wat rest van de menselijke waardigheid van de slachtoffers. Nee, de kampadministratie speelt de rol van de ongelukkige vaders, die met pijn in het hart hun eigen kinderen moeten straffen.
Voor het welzijn van het vaderland
Wie zou het lef hebben om te denken dat kampen in het leven geroepen zijn om andersdenkenden te vernietigen, na eerst gebruik van hen te maken, op zo’n manier dat de noodzakelijke investeringen met minimale financiële inbreng doorgevoerd kunnen worden? De ideologische versie zegt iets heel anders: de revolutionaire klassenstrijd is niet gedoofd; de vijanden van het volk, de oude reactionairen, verbergen zich nog steeds voor de rechtvaardigheid van de Sovjet-Unie. Ze moeten dus ontmaskerd en tijdelijk uit het gemeenschapsleven weggetrokken worden, en tegelijk moet men het voor hen mogelijk maken om hun fouten te erkennen, zodat ze, doordrongen van spijt, schuld bekennen en naar oude Russische gewoonte, eerbiedig en hardop smeken: Heer, ontferm u over ons. Maar de Lieve-Heer is vandaag niet langer God, maar de Sovjet-Unie. Heer, dank dat wij nederig naar het werk mogen gaan. Alleen de kwaadsprekers menen dat ontelbare colonnes van geknechten de basis vormen van de socialistische economie. De gevangenen hebben helemaal geen ketenen, ze werken bewust, na blago rodini (voor het welzijn van het vaderland). Er zijn helemaal geen wagons die gevangenen naar het oosten voeren, er dreigen helemaal geen lange marsen. De zorgzame staat heeft zich over hen ontfermd, ook wanneer het woord ‘katorga’ als een oud refrein van de vergeten prerevolutionaire jaren terugkeert. In de codex bestaat het woord ‘katorga’ nog steeds; het verschilt niet veel van een ITL: het staat voor een wat strenger regime, een vonnis van meer dan tien, vijftien of twintig jaar.
De Duitser verborg zijn vijandigheid niet, hij verwachtte niet dat iemand hem de liefde zou verklaren. Voor een Sovjetgevangene kunnen de machthebbers de meest uiteenlopende verwijten bedenken, van fascist tot verrader, daarbij gebruikmakend van het geweldige gamma aan Russische vloekwoorden. Ze kunnen hem als ‘bourgeois’ of ‘aristocraat’ bestempelen; dé vijand van de Sovjetstaat. Een strenge opvoeder moet nu eenmaal schreeuwen. De gevangene mag het zeker niet in zijn hoofd halen om openlijk te spreken, alsof hij zou praten met een eerlijke tegenstander:
‘Ja, ik ben een bourgeois, jullie vijand, vol haat door de schade die mij en mijn naasten is berokkend.’
De gevangene mag het zich niet in zijn hoofd halen dat hij zo’n moedige gek moet proberen te zijn. Zijn woorden zullen geprotocolleerd worden en naar de procureur doorgestuurd worden. Deze zal met een gevoel van voldoening een nieuwe aanklacht uitvaardigen. En dan volgt weer hetzelfde: de rechtbank en een nieuwe veroordeling, ook al is de eerste straf nog niet volledig ten einde. Iemand zit al enkele jaren, en dan valt er alweer tien jaar op zijn dak. Alleen een dwaas is zo eigenwijs om de regels van het spel met voeten te treden.
Boek: Na de bevrijding – Barbara Skarga
De Goelag Archipel: een hard gelag