U verbaast zich over mijn aankoop van schilderijen.
Ik zou er misschien beter wat minder kunnen kopen,
maar een goede gelegenheid die je voorbij laat gaan,
komt niet meer terug.”Catharina II van Rusland
De vraag is door talloze onderzoekers gesteld: had Catharina de Grote nu wel of niet een echt goede smaak op het gebied van kunst en literatuur? Tot op heden zijn de meningen verdeeld.
Vermoedelijk is een definitief oordeel helemaal niet mogelijk: Catharina zelf heeft zelden uitspraken gedaan over kunstwerken en kunstenaars. Elke poging om haar veelzijdige activiteiten binnen één kader te dwingen, in een Procrustesbed te persen, lijkt bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Zo’n poging houdt geen rekening met de smaakontwikkeling van de tsarina, noch met haar opmerkelijke vermogen de mensen om haar heen objectief te beoordelen en te begrijpen, noch met haar persoonlijke groei onder invloed van bepaalde gebeurtenissen. Catharina’s veelzijdigheid is des te verrassender doordat zij geen systematische opvoeding had gekregen en in wezen autodidact was.
Karakter en opleiding
Prinses Sophia Auguste Frederika von Anhalt-Zerbst arriveerde in februari 1744 op 14-jarige leeftijd in Rusland en is nooit meer weggegaan. Ze nam het orthodoxe geloof aan, waarbij ze de naam Catharina Aleksejevna kreeg, en werd in 1745 de echtgenote van grootvorst Pjotr Fjodorovitsj, de Russische troonopvolger. Tot de dood van tsarina Elisabeth had Catharina geen enkele reële macht. In die periode beschikte ze over veel vrije tijd en las veel. Ze gaf de voorkeur aan auteurs uit de klassieke oudheid en de filosofen van de Verlichting.
Tevens lukte het de jonge grootvorstin diep door te dringen tot de geest van het Russische volk, die door haar beperkte echtgenoot zo demonstratief werd afgewezen. Door haar gezond verstand en opmerkzaamheid wist ze niet alleen de sympathie van de groep mensen dicht bij de troon te verwerven, maar ook van de geestelijkheid en zelfs van het gewone volk. Waarschijnlijk zorgde juist deze combinatie van Europese vorming en diepe eerbied voor de Russische tradities ervoor dat de regering van Catharina de Grote langdurig en intelligent is geweest.
Een andere memoireschrijfster, gravin Varvara Golovina, wijst op Ernst Münnich, zoon van de in Rusland befaamde veldmaarschalk Burkhard Christoph von Münnich en auteur van de eerste handgeschreven catalogus van de schilderijen in Hermitage, als iemand die de ontwikkeling van de grootvorstin heeft bevorderd: ‘Graaf Münnich, een intelligente man, was de eerste die zich aan Catharina wijdde. Hij begon haar te onderrichten. Dat aanbod werd enthousiast aangenomen. Hij gaf haar om te beginnen het woordenboek van Bayle, een giftig, gevaarlijk en verleidelijk boek, des te meer omdat ze geen idee had van de goddelijke waarheid.’ En om haar informatie te bevestigen verwijst de schrijfster naar Catharina zelf: ‘Ik heb al die eigenaardigheden van mijn oom, Monsieur de Sjoevalov, aan wie de Keizerin ze zelf heeft verteld.’ Maar van invloed van ErnstMünnich op de tsarina kan slechts sprake zijn na 1762, aangezien hij tot dat jaar in ballingschap in Vologda had geleefd. Derhalve, wie het ook geweest mogen zijn die Catharina’s artistieke voorkeuren in haar jonge jaren hebben beïnvloed, kennelijk speelden ook haar aangeboren eigenschappen een rol: matigheid, bedachtzaamheid, gezond verstand en het vermogen mensen juist te beoordelen. Dat alles maakte haar niet alleen een verstandige en innemende vrouw, maar ook een echte keizerin, in staat om over mensen te heersen en groot enthousiasme bij hen op te roepen.
De stichting van Catharina’s schilderijengalerij
Portret van graaf Burkhard Christoph
von Münnich, 1765–70
Vroeger nam men altijd aan dat de collectie van Gotzkowsky niet alleen uit esthetische overwegingen was gekocht, maar dat er ook politieke beweegredenen in het spel waren. Aanvankelijk waren deze schilderijen immers bestemd geweest voor rivaal en vijand Frederik de Grote. De aankoop bood, aldus de eerste chroniqueur van de Hermitagegalerij Vladimir Levinson-Lessing, ‘de gelegenheid de trots van Frederik een gevoelige slag toe te brengen en meteen het vermogen van de Russische schatkist in een gunstig daglicht te stellen…’
Maar het is niet waarschijnlijk dat Catharina zulke gecompliceerde doelen voor ogen had. Veeleer ging het om gedeeltelijke compensatie van de verliezen van Gotzkowsky, die een reusachtige schuld aan de Russische staat had. Kenmerkend is ook dat na deze verwerving in Berlijn een pauze intrad in de verzamelactiviteiten van de tsarina. Wellicht kwam dat doordat het complex van de Kleine Hermitage, dat naar ontwerp van Jean-Baptiste Vallin de LaMothe werd gebouwd om de kunstwerken te exposeren, nog niet was voltooid. Niettemin is aannemelijk dat Catharina enige tijd heeft geaarzeld hoe ze haar collecties verder zou ontwikkelen. Want zelfs de Franse filosoof Denis Diderot twijfelde aan de mogelijkheid om in Rusland een grote schilderijengalerij in het leven te roepen, bestaande uit werken van hoge kwaliteit, en stelde voor om genoegen te nemen met een prentencollectie (brief aan Étienne-Maurice Falconet van midden augustus 1767).

De galerij wordt uitgebreid
Als we Catharina’s aankopen van schilderijen in 1764 en daarna analyseren, ontstaat de indruk dat het van haar bij de verzameling van Gotzkowsky mocht blijven. Nieuwe aanwinsten waren vooral uit Petersburg zelf afkomstig en waren bovendien niet allemaal voor de Hermitage bestemd. Zo werden in maart 1764 in totaal 340 werken aangekocht die na de dood van de Italiaanse schilder in Rusland Pietro Rotari in 1762 in diens atelier waren achtergebleven. Het meeste kwam uiteindelijk in de paleiscomplexen Oranienbaum en Peterhof terecht. In hetzelfde jaar kocht de tsarina van hofmuzikant Giuseppe dall’Oglio een aantal door Venetiaanse kunstenaars gemaakte plafondschilderingen voor het Chinese Paleis in Oranienbaum.
Voor 1765 is geen enkel belangrijk verworven schilderij gemeld. In 1766 verkochten twee in St.-Petersburg levende Duitse kunstenaars werk aan Catharina. Lukas Konrad Pfandzelt verkocht twaalf schilderijen aan het Kabinet, maar helaas is er geen lijst bewaard gebleven. De ‘dierenschilder’ Johann Friedrich Grooth stond twee schilderijen af aan de keizerlijke collectie. Eén ervan, aangeduid als ‘Nieuwe brug van der Molen’, bevindt zich tot op heden in de Hermitage. Er is geen documentair bewijs gevonden dat agenten van de tsarina vóór 1766 actief waren bij veilingen of grote kunstverkopen in Parijs.
Pas in januari 1766 kwam er verandering. In opdracht van Catharina werd een aanzienlijke som gelds (10.000 roebel) overgemaakt aan een Rus in Parijs, Dmitri Aleksejevitsj Golitsyn. Vermoedelijk was de energieke en ontwikkelde Golitsyn, in 1763 tot gezant in Parijs benoemd, de voornaamste drijvende kracht achter de daarop volgende schilderijenaankopen in Frankrijk. Uiteraard maakte hij gebruik van de adviezen van deskundigen, die hij zeer respecteerde en volledig vertrouwde: Diderot, de door hem in Russische dienst genomen beeldhouwer Falconet en de kunsthandelaar Pierre Rémy.
De succesvolle aankopen door agenten van de Russische tsarina bij veilingen van de omvangrijke collecties van Joseph Aved (juni 1766), Jean de Julienne (voorjaar 1767) en Louis-Jean Géniat (1768) moeten in verband met Golitsyn worden gebracht. Eveneens in 1768 slaagde hij erin het kabinet van graaf Carl Cobenzl (46 schilderijen en meer dan 4000 tekeningen) en de verzameling van prins Charles-Joseph de Ligne (waarvan de samenstelling tot op heden niet is opgehelderd) te verwerven.
Golitsyn was echter niet haar enige kunstagent en er volgde een aantal bijzonder belangrijke aankopen op de Europese kunstmarkten: in 1768 de collectie van Heinrich von Brühl in Dresden; in 1770 de verzameling van François Tronchin in Genève; in 1771 schilderijen uit de verzameling Braamcamp, die helaas tijdens een schipbreuk voor de Finse kust verloren zijn gegaan; in 1772 de beroemde galerij van Louis Antoine Crozat, baron van Thiers; en ten slotte in 1773 elf schilderijen van de hertog van Choiseul. Enkele minder belangrijke aanwinsten laten we onvermeld. Ongetwijfeld was dit Catharina’s actiefste periode op de kunstmarkt. De aanwinsten vormden de grondslag voor de Hermitage als grootste schilderijengalerij van Rusland en een van de voornaamste musea in Europa.
‘U verbaast zich over mijn aankoop van schilderijen. Ik zou er misschien beter wat minder kunnen kopen, maar een goede gelegenheid die je voorbij laat gaan, komt niet meer terug’
…schreef de tsarina op 30 januari (10 februari) 1772 aan Voltaire.