Begin april 1801 behaalde een Britse vloot voor de kust van Kopenhagen een klinkende overwinning op de Deense marine. Het verhaal:
De aanleiding tot het conflict
Eind achttiende eeuw waren zowat alle grote Europese mogendheden verwikkeld in een oorlog. Engeland, Oostenrijk, en onder meer ook het Ottomaanse Rijk, Rusland en de Pauselijke Staten vormden een gezamenlijk front tegen Frankrijk. Sommige landen hadden het evenwel niet zo begrepen op deze anti-Franse coalitie die ze een belemmering vonden van de vrije handel. Vooral Denemarken, Zweden en Pruisen hadden het daar moeilijk mee en toen de Russische tsaar Paul I (1754-1801) openlijk zijn sympathie uitte voor het Franse revolutionaire ideeëngoed, besloten ze een “gewapende neutraliteitspolitiek” te voeren, waarmee ze aangaven zelf in te staan voor de bescherming van hun grondgebied en vrijheden. De Britten zagen in een dergelijk verbond, dat bovendien gesteund werd door Rusland, een regelrechte aanval op hun pogingen om Frankrijk economisch te isoleren en vreesden dat een éénmaking van een Russisch-Deens-Zweedse handelsvloot en marine wel eens het einde zou kunnen betekenen van hun hegemonie op zee.
De Engelse reactie
Al in het najaar van 1800 begonnen de Britten met de voorbereiding van een strafexpeditie tegen Denemarken. Een zwaar bewapende vloot van linieschepen, fregatten en verschillende kleinere oorlogsschepen onder leiding van admiraal Hyde Parker (1739-1807) en vice-admiraal Horatio Nelson (1758-1805) moest de Denen goedschiks of kwaadschiks overtuigen om de alliantie tegen Frankrijk te steunen. De voorbereidingen van de campagne verliepen echter moeilijker dan verwacht en de Engelsen dreigden in tijdsnood te geraken. Om te verhinderen dat de Denen de hulp zouden inroepen van hun bondgenoten diende de Britse aanval nog voor het uitbreken van de lente te gebeuren. Zolang de voorjaarsdooi niet was ingezet konden de Russische en Zweedse oorlogsschepen de dichtgevroren havens aan de Oostzee waar ze voor anker lagen immers niet uitvaren en dus ook niet in de strijd tussenbeide komen.
De Slag bij Kopenhagen
De achttiende maart 1801 zeilde de Britse vloot het Skagerak in, zette vervolgens koers naar de zeestraat van Oresund en rondde enkele dagen later het eiland Seeland om op 30 maart voor de kust van Kopenhagen voor anker te gaan. Daar kwam het over de verder te volgen strategie tot een meningsverschil tussen Parker en Nelson. Parker die eerder van het behoedzame type was, wilde de diplomatie nog een laatste kans geven, terwijl Nelson onmiddellijk de aanval wou inzetten. Parker kreeg zijn zin, maar de Denen weigerden echter te onderhandelen waarop in de ochtend van 2 april de Britten aangevoerd door Nelson tot de aanval overgingen.
De Deense vloot onder het bevel van commodore Olfert Fischer (1747-1829) was over het algemeen slecht bewapend, maar kon rekenen op de vuursteun van de talrijke kustbatterijen die in de forten rondom de stad stonden opgesteld.
Aanvankelijk ging de strijd dan ook gelijk op, maar nadat enkele Britse oorlogsbodems aan de grond waren gelopen op de zandbanken voor de kust draaiden de krijgskansen en begon het er voor Nelson slecht uit te zien. Parker, die het verloop van de strijd op afstand volgde, gaf het signaal het gevecht af te breken en te hergroeperen op volle zee. Nelson negeerde echter het bevel en zette de aanval koppig voort. Met succes, want in de namiddag was het merendeel van de Deense vloot herleid tot rokende scheepswrakken. Voor de Deense regent, kroonprins Frederick (1768-1839), zat er niets anders op dan een staakt het vuren te aanvaarden en aan de onderhandelingstafel te gaan zitten. Nelson eiste de volledige ontwapening van de rest van de Deense vloot en de toezegging dat Denemarken zich aan de zijde van de Britten tegen Frankrijk zou scharen. Kroonprins Frederick had het met Nelsons eisen moeilijk, maar toen het nieuws de onderhandelingstafel bereikte dat de pro-Franse tsaar Paul I was vermoord en zijn opvolger tsaar Alexander I al te kennen had gegeven geen oorlog te beginnen tegen Engeland kwam het tot een akkoord.
Het verdere verhaal
Bij de terugkeer van de vloot in Engeland werd Nelson er onthaald als een ware held. Parker die zich tijdens de zeeslag niet bepaald strijdlustig had betoond werd van zijn commando ontheven. Nelson zelf werd voor zijn rol in de zeeslag benoemd tot admiraal.
Dit zou echter niet het einde betekenen van het Brits-Deens conflict. In 1807 viel Engeland opnieuw Denemarken aan en beschoot vanaf zee dagenlang Kopenhagen met duizenden doden onder de inwoners tot gevolg.
Een eerbetoon
Enkele jaren na Nelsons dood werd voor hem op Trafalgar Square in Londen een bijna vijftig meter hoge zuil onthuld. Bovenop het imposante herinneringsmonument, een creatie van de Britse beeldhouwer Edward Hodges Baily (1788-1867), prijkt het standbeeld van de zeeheld. Op één van de vier bronzen reliëfpanelen onderaan de zuil, wordt de Slag bij Kopenhagen die beschouwd wordt als één van Nelsons meest succesvolle zeeslagen afgebeeld. Volgens een verhaal dat nog steeds hardnekkig de ronde doet, werden de reliëfs gegoten uit het brons van buitgemaakte Franse scheepskanonnen. De vier leeuwen rondom het voetstuk van de zuil zijn dan weer een ontwerp van de Engelse schilder, etser en beeldhouwer Edwin Landseer (1802-1873).