De Zesdaagse Oorlog duurde kort, van 5 tot 10 juni 1967, maar heeft langdurige gevolgen gehad voor de wereldpolitiek. In het kort verliep de oorlog als volgt: Israël versloeg haar Arabische buurlanden Egypte, Jordanië en Syrië en verviervoudigde zijn grondgebied. Israël zette bij de strijd ongeveer 100.000 militairen in en zijn tegenstanders circa 240.000 manschappen
In het boek van Anne Doedens en Liek Mulder, De Zesdaagse Oorlog (Walburg Pers, 2017), lezen we tot in detail wat de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de Zesdaagse Oorlog waren voor het Midden-Oosten en, breder nog, voor de hele wereldpolitiek.
Oorzaken Zesdaagse Oorlog: de Wateroorlog, Al-Fatah & PLO, Suezcrisis
Er waren meerdere oorzaken die tot de Zesdaagse Oorlog leidden, waarvan de zogenoemde Wateroorlog (1964-1965) een belangrijke was. De Wateroorlog bestond uit een reeks schermutselingen tussen Israël en enkele buurlanden, die begonnen nadat Arabieren besloten hadden de Jordaan te ‘ontwateren’ door de toevoerrivieren Hasbani en de Banias af te dammen en het water om te leiden naar Libanon en Jordanië.
Met name vanaf begin 1965 begonnen de Israëliërs het project te bestoken met artillerievuur en tanks. Later zette Israël ook luchtaanvallen in. Hierdoor mislukte het ‘Syrische waterplan’, zoals de auteurs het noemen. Syrië was in de regio sinds 1963 – toen daar de alevitische Ba’ath-partij aan de macht kwam, die door de Sovjet-Unie in het zadel was geholpen – bezig met het streven naar één Arabische staat. Om de verdeeldheid in eigen land, tussen de regerende Alevieten en de grote groep soennieten, te beteugelen, richtte Syrië daarom de aandacht op Israël.
Ook had Israël te kampen met Al-Fatah (officieel opgericht op 10 oktober 1959 in Koeweit), onder Yasser Arafat (1929-2004), dat tot doel had om Israël te bestrijden en Palestina te ‘bevrijden van de Joden’. Begin 1965 begon Al-Fatah – dat eind jaren 1960 opging in de in 1964 opgerichte PLO – met het afschieten van raketten op Israël.
Een andere belangrijke oorzaak van de Zesdaagse Oorlog was – naast de Wateroorlog, en Al-Fatah & PLO -, de Suezcrisis in het najaar van 1956. Toen vielen Engeland, Frankrijk en Israël Egypte aan en bezetten de Sinaï-woestijn en de Gazastrook (tot 1957). Dit als reactie op de nationalisatie van het Suezkanaal door de tweede Egyptische president Gamal Abdel Nasser (1918-1970). Sinds de Suezcrisis was er sprake van groot wantrouwen tussen Egypte en Israël.
Na en naast hun analyse van de oorzaken van de Zesdaagse Oorlog, behandelen Dedens en Mulder in hun Zesdaagse Oorlog, juni 1967. De Israëlische ‘herschepping’ van het Midden-Oosten onder meer de relatie tussen Israël en zijn buurlanden van 1948-1967 in bredere zin, de onderlinge militaire krachtsverhoudingen, de aanvalsplannen, de gevechten in de Sinaïwoestijn, de oorlog in Jordanië en de nederlaag van Egypte.
Interessant in het verband van de Zesdaagse Oorlog is de vraag – een thema dat in veel publicaties over de Zesdaagse Oorlog niet aan bod komt – welke rol het vermoedelijke bezit van een kernwapen door Israël (het land heeft dit nooit bevestigd) speelde in het ontstaan van de Zesdaagse Oorlog. In elk geval speelden Koude Oorlog-spanningen een rol en leidden de geruchten over een Israëlische atoombom bij de buurlanden tot angst en plannen voor een preventieve oorlog:
“In 1966 stonden mogelijk Israëlische atoomwapens hoog op de agenda. De Egyptische ambassadeur in de VS meldde dat hij president Lyndon Johnson een boodschap van Nasser had overhandigd dat een Israëlisch atoomwapen in het Midden-Oosten een bijzonder ernstige situatie zou veroorzaken. (…) Twee Egyptische gevechtstoestellen maakten op 17 mei 1967 een verkenningsvlucht boven de kernreactor. De Israëli’s waren gewaarschuwd…” (56)
Verloop van de Zesdaagse Oorlog
Op zondag 4 juni 1967 besloot de Israëlische regering dat de volgende dag om 7.10 uur in de ochtend een aanval zou plaatsvinden op Egypte (Operatie Moked – ‘Brandpunt’), die vooral een land- en luchtoorlog werd (de marine speelde een geringe rol). Jordanië werd op 5 juni gewaarschuwd zich afzijdig te houden, wat het land uiteindelijk niet deed.
Dankzij spionage vooraf wisten de Israëli’s precies waar de Egyptische bases en militaire luchthavens lagen. Via een squadron van ongeveer 200 Israëlische gevechtsvliegtuigen (straaljagers en bommenwerpers), die rond 7.30 uur vertrokken en op maximaal 15 meter hoogte vlogen om het Egyptische radarsysteem te ontwijken, schakelde de luchtmacht binnen drie kwartier na het begin van de eerste luchtaanval zes militaire vliegbases uit en 204 Egyptische vliegtuigen.
In een tweede luchtaanvalsgolf, rond 9.30 uur, viel Israël veertien Egyptische bases aan en vernietigde nog eens ruim honderd toestellen. Hiermee was, binnen nauwelijks twee uur, vrijwel de complete Egyptische luchtmacht onschadelijk gemaakt. Doordat de Israëliërs de landings- en startbanen in Egypte met zogenoemde dibber-bommen (raketvertraagde explosieven, die zich in beton boren en dan ontploffen) had bestookt, waren deze onbruikbaar geworden en konden geen Egyptische gevechtsvliegtuigen meer opstijgen.
Tegelijk met het luchtoffensief vielen op 5 juni 1967 (vanaf 7.50 uur) een divisie van 250 tanks en meer dan 100 halfrupsvoertuigen en een tweede pantserdivisie Egypte binnen, met als doel om een route…
“…naar El Qantara bij het Suezkanaal in handen te krijgen.” (75,77)
In de middag van 5 juni schoten de luchtmachten van Syrië, Jordanië en Irak het aangevallen Egypte te hulp, maar zonder al te groot succes.
Op 7 juni werd na felle gevechten heel Jeruzalem door het Israëlische leger veroverd en verloren de Jordaniërs bij Samaria een tankslag. Daarna trok het Jordaanse leger zich over de Jordaan terug en bezette Israël de Westelijke Jordaanoever. De Israëlische minister van Defensie Moshe Dayan (1915-1981) – ‘de man met het ooglapje’ – nam het besluit om de Syrische Hoogten van Golan in te nemen, waarna een wapenstilstand – die was opgelegd door de Veiligheidsraad – in werking trad.
De Israëli’s bereikten op 8 juni het Suezkanaal en verdeelden zich over een deel daarvan, in de lengte. Die dag voltooide Israël de inname van de Sinaï-woestijn. Israël verloor daarbij 122 tanks, maar Egypte ongeveer 820 tanks. Op 9 juni veroverde Israël, ondanks zware verliezen, het noordelijk deel van de Golan-hoogvlakte.
Op 10 juni gaf de Syrische regering het zuidelijk deel op om de hoofdstad Damascus te beschermen. Die dag kwam om 18.30 uur plaatselijke tijd een einde aan de Zesdaagse Oorlog.
Belangrijke gevolgen van de Zesdaagse Oorlog
De Zesdaagse Oorlog kostte aan een geschatte 12.000 à 13.000 soldaten het leven. Egypte had 10.000 tot 15.000 doden en gewonden te betreuren, Israël 776 doden en ruim 4500 gewonden, Jordanië 700 doden en 6000 gewonden en Syrië 450 doden en 2000 gewonden.
Naast dit menselijke leed had de oorlog grote gevolgen op de langere termijn. Doordat Israël vasthield aan de bezette gebieden in Palestina, raakte het land in het Midden-Oosten in een isolement. De Arabische landen verenigden zich en werkten na de Zesdaagse Oorlog nauwer samen dan ooit tevoren.
Een andere gevolg was dat door de manifestatie van Israël als supermacht in het Midden-Oosten, het zionisme wereldwijd een stevige impuls kreeg en er een migratiestroom (aliyah) op gang kwam. Liefst 100.000 Russische Joden besloten zich in Israël te vestigen, ook vanwege het communisme in de Sovjet-Unie. Ook 60.000 Amerikaanse Joden emigreerden naar Israël, in de jaren 1967-1973; van wie duizenden later ook weer terugkeerden naar de Verenigde Staten.
Boek: De Zesdaagse Oorlog – Anne Doedens en Liek Mulder