Dat de fantasie op hol kan slaan, is van alle tijden. Vroeger kwam je gemakkelijker weg met ‘beestachtige hersenspinsels’ dan tegenwoordig, omdat de kennis van de wereld beperkter was en communicatiemiddelen, net als vervoer minder ver reikten.
Tegenwoordig worden fantasieën weliswaar niet zozeer mond tot mond en via geschriften, maar veelal op sociale media opgehoest en in fantasy films/series. Soms betreft dat een werkelijk bestaand dier met vijf poten of twee koppen of het zijn in films gereconstrueerde, veelal prehistorische dieren. De op hol geslagen fantasie komt nu gemakkelijker weg met een ander soort monsters: ‘complotten’, omdat die minder aan de oppervlakte spelen en ook nu nog moeilijker te weerleggen zijn.
Arie van den Berg verzamelde voor zijn boek Liegbeesten boeiende verhalen uit het verleden over (vaak monsterachtige) dieren, halfmensen, verminkten en zeemonsters, die door hen angst in te boezemen het leven van vele mensen zuur hebben gemaakt. Zijzelf kwamen er vaak ook niet goed van af: ze werden gevierendeeld, opgehangen, gemarteld of met zwaard, speer of ander wapen gedood, aldus de overleveringen.
Gedaanteverandering
Een tweede aspect dat Van den Berg in dit boek belicht is dat vele overleveringen tijdens hun doorvertelde omzwervingen, soms door de gehele toen bekende wereld, ‘van gedaante’ veranderden. Ze doken soms met grote tussenperioden op andere plekken ineens weer op, veelal nog afschrikwekkender, huiveringwekkender aangedikt.
Zo werd juffrouw Skinker in 1639 op in Londense straten bezongen door liedjeszangers als een vrouwelijk creatuur geboren in Holland, verder helemaal normaal, behalve dat ze het hoofd van een varken had. Twee jaar later dook ze in Holandse pamfletten op als Tanneke Skinker, die vanwege schaamte van de ouders werd opgevoed door een boerenechtpaar.
Er was een meisje met een varkenshoofd, dat na gedoopt te zijn, opeens een aanbiddelijk mooi hoofd had. In Frankrijk doken afbeeldingen op van een vrouw met een varkenshoofd, die in 1794 in Ierland geboren zou zijn. Deze Wonderful Miss Atkinson, zou bovendien een groot fortuin bezitten en uit een zilveren trog eten. Rond 1828, zou een ‘pig face lady’ zelfs als levende attractie op de Bartholomew Fair te bewonderen zijn geweest.
Andersom baarde bij Luik in 1110 een zeug een big met een mensengezicht en in 1564 vond hetzelfde plaats in Brussel, maar dat dier werd vanwege het afgrijzen twee dagen later al samen met de moeder geslacht.
Er kan ook verjonging optreden. Zo werd een oud gerimpeld vrouwtje na een kus een verblindend mooie, jonge schoonheid. Er zijn tal van variaties, want er vonden tevens volledige metamorfoses van mens tot dier plaats en andersom, zoals toverkollen die in vermomming gingen als hond, vleermuis of vogel. De metamorfoses zijn vooral een straf door god, de duivel of ‘heksenwerk’, maar er zijn ook mensen die er zelf voor kiezen te veranderen in een (on)dier, zoals de weduwe Coenen in Tongeren rond 1688, die er van verdacht werd zichzelf veranderd te hebben in een kat, bok, varken hond, en een paard.
Tienduizenden vrouwen belandden op de brandstapel omdat ze beticht werden weerwolf te zijn, maar ook een paar honderd mannen, zoals Peter Stumpp uit Bedburg, die in 1589 werd terechtgesteld na vijfentwintig jaar lang als weerwolf bij Keulen tekeer te zijn gegaan. Hij had lammeren, vee, maar ook meisjes overvallen, die hij besprong, waarmee hij zijn seksuele behoeften bevredigde en hen vervolgens aan stukken scheurde. De duivel had hem een gordel gegeven waarmee hij zichzelf in een wolf kon veranderen.
Wolven spraken tot de verbeelding. Er bestonden ook zogenaamde wolvenkinderen, die te vondeling gelegd of, ontvoerd door wolven, door hen werden grootgebracht. In een hol in Tirol werden verwilderde kinderen aangetroffen die door beren zouden zijn grootgebracht, net als in 1670 in Grodna, destijds Pools grondgebied.
Het kan ook een mysterie blijven hoe een kind zichzelf staande had gehouden. Zo werd in 1717 bij Zwolle een halfnaakt, verwilderd meisje met twee aan elkaar gegroeide tenen in netten gevangen. Het zou om een ontvoerd meisje uit Antwerpen gaan dat, zestien maanden oud, ontvoerd was. Haar moeder herkende haar, nam haar mee terug naar Antwerpen, waar ze nog lange tijd alleen maar rauwe groente at.
De auteur herinnert zich uit zijn jeugd hoe achter het huis van zijn grootouders een kakhuis stond. Je poepte er boven de sloot, waar onder het kroos de Bullebak loerde. Eenmaal bij je taats gegrepen wachtte je verstikking in de blubber.
Zeemonsters
Uit zee komen eveneens metersgrote monsters en -draken opduiken, demonen, kwelgeesten, reuzenslangen en inktvissen (zoals Le Poulpe Colossal), die op schepen of het land ‘huishouden’. In Marseille deed een verhaal de ronde over zo’n zeemonster afkomstig uit Ragus, het huidige Dubrovnik. Deze leek op een mens maar was veel groter.
De ‘lange wapper’ in de Antwerpse stadswateren kon allerlei vormen aannemen, zoals een zuigeling, want hij was dol op moedermelk. Generaties lang werden ze rond de Zuiderzee door straatzangers voor echt versleten.
En dan waren er natuurlijk de zeemeerminnen en andere vrouwelijke zeewezens, zoals Sirenen, wiens gezang dodelijk was. Vooral zeemeerminnen spraken tot de verbeelding. Er was zelfs een zeemeermin bij het Amerikaanse Circus Barnum te bewonderen. Maar ze was niet echt geloofwaardig; vermoedelijk ging het om een Japans preparaat van een samengesteld apenbovenlijfje en een vissenonderlijf, zoals ook nu nog in het bezit is van het Museum voor Volkenkunde in Leiden.
Bij Westerschouwen doken een zeemeermin en -man op. De min werd gevangen door een zeeman en de zeemeerman. Toen de visser haar niet terug wilde geven, werd hij boos en strooide een hand zand uit, waarop de haven als straf voorgoed verzandde.
Vissen met teksten en tekens op hun schubbenhuid bleken eveneens te bestaan, zoals een tonijn uit de Middellandse Zee met daarop als tatoeages oorlogsschepen afgebeeld. In Holland en in Engeland dook een pamflet op van een vis met enerzijds letters en de andere kant twee mannen die elkaar met speer en zwaard bevechten. In Midden Europa doken pamfletten op van een vis met een mannenhoofd en een kanon op de rug, die bij Warschau gevangen zou zijn en in 2006 nog meldde Het Parool dat moslims zich in Liverpool vergaapten aan twee tropische vissen, die op hun huid de woorden Allah en Mohamed in Arabische tekens mee zouden dragen.
Van den berg slaat in het boek diverse zijpaadjes in en vertelt bijvoorbeeld over grootschalige plagen. Zo besteedt hij aandacht aan de paalworm, die zeewerken en houten heipalen aantastten, door God als vergelding gezonden, beschreven in een gedicht uit 1741:
Uit onze zonden kwam, o Godt! Die paalworm voort,
Hij werd door de kracht van uw genae vermoord;
Weest Gij barmhartig, Heer, wij zullen ons bekeeren.
Ook andere plagen komen aan bod, zoals vogels die in grote getale uit de lucht komen vallen. Dit vond ook in 2011 nog plaats. Naast natuurkundige verklaringen dachten Bijbelvaste Amerikanen dat zoiets een teken van God was en het einde der tijden verkondigde. In het verleden zijn tevens massale vogelgevechten waargenomen (zo vermelde een pamflet uit 1705 van een Waaragtige en Wonderbaarlyke Vogelstrijd boven Straatsburg). Dit zouden voorbodes zijn van hemelse straffen, zoals een reuzenbrand, die Cork in 1621 volledig in as legde. Vogels zijn tevens geoormerkt als veroorzakers van epidemieën, er zijn vogels met zes poten gesignaleerd, een wonderpauw in Parijs maande tot godsvrucht en in Graz zong een vogel over vrede.
Eén hoofdstuk is gewijd aan vrouwen die als dieren werden gehouden of verkocht, soms op markten, zoals op Engelse (spot)prenten te zien is. In een ingezonden brief klaagde An Earnest Inglishwoman dat ze kwaad was omdat dieren in feite meer rechten hadden dan vrouwen, omdat de rechtspositie van vrouwen een stuk slechter was. Zo was wrede omgang met dieren strafbaarder dan mishandeling van vrouwen. ‘Mochten vrouwen dan alsjeblieft dieren worden?’
Zwerftocht
Een andere verschijnsel waren holenkinderen, die bijvoorbeeld boeren en burgers onderweg aanvielen, zoals het Rode Kind, een Hongaarse seriemoordenaar, waarover een lied wijd verbreid raakte tot in Frankfurt, Berlijn en Amsterdam. Het aantal mensen dat het doodde nam in de steeds veranderende tekst in aantal toe van 96 tot 196. Verwant hieraan waren een barbier die driehonderd klanten de keel doorsneed, vaders die hun eigen kinderen ‘de das omdeden’ en in ’Verweggistan’ zouden zelfs ‘harteneters’ bestaan.
Het is een prachtige zwerftocht langs allerlei wonderwezens, mirakelen, halfmensen en gruweldaden die de revue passeren in dit boek, dat zo een Wunderkammer op papier geworden is met veel wetenswaardigheden. Het is er prettig, maar soms ook ijzingwekkend in ronddolen. Bovendien is het boek aardig geïllustreerd met zwartwit- en kleurenafbeeldingen.