Albrecht Dürer, de reizende kunstenaar-ondernemer

10 minuten leestijd
Getekend zelfportret van de jonge Dürer - Voorstudie, 1493
Getekend zelfportret van de jonge Dürer - Voorstudie, 1493 (Hannibalbooks)

In 1520/21 – 500 jaar geleden dus – drentelde Albrecht Dürer (1471-1528) door onze contreien. De Duitse kunstenaar combineerde een ‘zakenreis’ met nieuwe ontdekkingen, nieuwe ontmoetingen die zijn werk beïnvloedden. Tijdens die laatste grote reis hield de Renaissance-artiest dagboeknotities bij en maakte hij verbluffende schetsen. De portretten, de landschappen, de objecten die zijn aandacht trokken, zijn nu terug te vinden in een exquis boek en een overzeese tentoonstelling.

“Dürer was in de eerste plaats een kunstenaarondernemer, die zich reeds vroeg bewust was van zijn uitzonderlijk talent. Dat, in combinatie met een goed ontwikkeld zakelijk inzicht, zorgde ervoor dat het bedrijf Dürer, waar zijn vrouw Agnes ook een belangrijke rol in speelde, snel succesvol werd. Door de grootschalige distributie van zijn prenten – het mobiele medium bij uitstek – vergaarde hij faam over heel Europa. Dürers zelfbewustzijn loopt als een rode draad door zijn nalatenschap.”

De blik van Dürer, Albrecht Dürers reis door de Nederlanden
De blik van Dürer, Albrecht Dürers reis door de Nederlanden
Zo begint het recente boek De blik van Dürer, Albrecht Dürers reis door de Nederlanden (1520-1521) van de kunsthistorica Katrien Lichtert (oprichtster van Ludens – Kunsthistorische projecten) en Alexandra van Dongen (conservator historische vormgeving in het Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam). Het is een fris, helder kijk- en (voor)leesboek dat niet het zoveelste traditionele kunstboek is maar de hele leefwereld van de zestiende eeuw op een verfrissende manier aanreikt. Natuurlijk zijn er de kunstwerken, maar ook de geldzaken waarover Albrecht voortdurend zeurt. Alles interesseert de kunstenaar: de landschappen, de kledij, de rariteitenkabinetten, de parades en de processies, de intellectuelen, Katharina, de jonge zwarte dienstmeid… Albrecht Dürer was een spons. Een nieuwsgierig man. Op zijn reizen door Europa keek hij zijn ogen uit.

Zie mij!

Zelfbewustzijn is een duidelijke karaktertrek van de Duitser. De cover van het boek toont een getekend zelfportret van de jonge Dürer (met een knap geschetste hand en een kussen). In deze voorstudie (1493) kijkt de dan 22-jarige Albrecht scherp de wereld in. Boven zijn hoofd staan zijn initialen A & D, dan nog naast mekaar, later worden ze in mekaar verstrengeld: een grote hoofdletter A met daarin een kleinere D.

Dürers merkteken wordt beschouwd als het allereerste logo en was lange tijd het bekendste. Het logo an sich is overigens een Duitse uitvinding; oorspronkelijk was een logotype een symbool dat drukkers gebruikten om een pagina in tweeën te delen of te versieren. Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Was het zijn bedoeling om zich in de Lage Landen definitief te vestigen? Reisde hij daarom in gezelschap van zijn eega Agnes en meid Susanna? Het oorspronkelijk plan van de reis was om de jaarlijkse toelage van (overleden) keizer Maximiliaan veilig te stellen. Opvolger Karel V bevestigde in Brussel de geldelijke steun maar inzake officiële opdrachten van de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk, kwam Dürer van een kale kermis thuis.

Als zakenman wedde Dürer echter niet op één paard: in zijn bagage staken tal van (eigen) prenten die hij doelbewust en uitgekiend uitdeelde, ofwel in ruil voor logies zoals in Herberg van Joost Blanckfelt in Antwerpen, ofwel om collega’s, gastheren, begoede patriciërs te bedanken en te paaien.

Landschap- en Dierstudies, Albrecht Dürer, 1521
Landschap- en Dierstudies, Albrecht Dürer, 1521, Sterling and Francine Clark Institute, Williamstown

Paleis, paradijs

En Dürer meende altijd wat te kunnen bijleren. Voor hij terugkeerde naar de heimat, bracht Dürer nog een bezoek aan het vorstelijk paleis op de Brusselse Coudenberg en ontdekte er een zoo met exotische dieren. Met een groot observatievermogen tekende hij er fijntjes:

Een lynx, een leeuw, twee slapende leeuwinnen, een gems en een ingekleurde baviaan. Het door Dürer in zijn reisdagboek opgeroepen ‘paradijs’ refereert mogelijk aan de verzameling wilde dieren die hij in het neerhof zag. Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Dürer koos echter de handels- en havenstad Antwerpen als uitvalsbasis:

Want geld is daar genoeg. citaat uit Dürers reisverslag

Hij wordt overladen met kostbare geschenken: een ringetje voor zijn vrouw, een Turkse doek, ellen fluweel, een ‘spaensch manteltje en 3 geteekende mansportretten’ van Erasmus, een versierde muts, een Spaanse pels, een ivoren fluitje, een ‘Calcutsch’ wapen, een gevlochten biezen hoed, een paar handschoenen, ‘smakelyke’ kersen, ettelijke Italiaanse kunstzaken, een doos met kunstig latwerk, een cederhouten paternoster, wijn, scheermessen, suikergoed, suikerriet, kandijsuiker, marsepein (werkelijk dure geschenken in die tijd), een papegaai, een schildpaddenboekje, ‘Indiaensche’ noten, koraal, kokosnoten en andere ‘koloniale’ waren… (zoals hij vermeldt in zijn notities)

De ontvangst is eveneens royaal:

Door de talrijke officiële banketten, informele etentjes en andere conviviale ontmoetingen met kennissen, vrienden en collega’s had Dürer ruimschoots de tijd om het stedelijk weefsel vanbinnen en vanbuiten te leren kennen. Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Drie Lijflandse vrouwen in winterkleding, Albrecht Dürer, 1521, Collectie Rothschild, Musée du Louvre, Parijs
Drie Lijflandse vrouwen in winterkleding, Albrecht Dürer, 1521, Collectie Rothschild, Musée du Louvre, Parijs

Lijflandse vrouwen

Zijn indrukken schreef hij neer in zijn reisverslag maar hij tekende ook zijn indrukken en ontdekkingen. Zo keek hij vol verbazing naar de edele Lijflandse vrouwen en hun dienaressen in traditionele winterse klederdracht. (Lijfland, toen de naam voor de Baltische landen, nu ongeveer Estland en Letland.)

Wellicht zag Dürer ze in de bruisende metropool Antwerpen, die toen ook met de Baltische staten belangrijke handelsrelaties onderhield. Of misschien liet hij zich voor deze kleurrijke opvallende kostuums inspireren door modellen in kostuumboeken die in die tijd in de Nederlanden in omloop waren.

Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Een jonge vrouw in Nederlandse klederdracht, Albrecht Dürer, 1521, Widener Collection, National Gallery of Art, Washington
Een jonge vrouw in Nederlandse klederdracht, Albrecht Dürer, 1521, Widener Collection, National Gallery of Art, Washington
Kledij en meer specifiek vrouwenkledij, krijgt van hem bijzonder veel aandacht, zoals blijkt uit de talrijke tekeningen en portretten. Zelfs een tekening van het gezicht van zijn eigen vrouw Agnes Frey, met wie hij zevenentwintig jaar getrouwd was, in… Nederlandse klederdracht. Daarbij schrijft hij:

Das hat albrecht dürer noch seiner hawsfrawen Conterfet zw antorff in der niderlendischen Kleidung im Jor 1521 do sy aneinander zw der e gehabt hetten XXVII Jor’.

Met dezelfde kaperoen die Dürer voor zijn vrouw, mogelijk in Bergen op Zoom op weg naar Zeeland had gekocht, tekent hij ook een prachtig portret van een jonge vrouw.


Vanaf het einde van de vijftiende eeuw en het begin van de zestiende eeuw omsluierden vrouwen in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden hun hoofd en haar met een zogenaamde kaperoen of kapruin (Frans: chaperon), een type hoofddoek van dunne geweven linnen stof, die qua vormgeving en stijl enigszins doet denken aan de hedendaagse hidjab en die niet alleen het haar, maar soms ook de nek, hals en kin bedekte. Vrouwen droegen het haar in een middenscheiding, waarover ze een huive of haarnetje van gevlochten goud- of zilverdraad, of van zijden of linnen stof vastbonden om het haar bijeen te houden. Langs de rand van de huive omsloot een zogenaamde tempelet, een smalle langwerpige reep stof, het gezicht aan het voorhoofd, de slapen en de wangen. Met behulp van spelden werd op de huive de kaperoen vastgepind, die met zijn gesteven middenplooi in feite de middenscheiding van het haar volgde. In 1520-21 portretteerde Dürer tijdens zijn verblijf in de Nederlanden een aantal vrouwen met een dergelijke kaperoen. Die had aan de voorzijde een lengte tot aan de kin, terwijl de stof naar achteren op de rug wat verder doorliep. Mogelijk heeft de kledingstijl van Margaretha van Oostenrijk, tante van keizer Karel V en vanaf 1507 landvoogdes van de Nederlanden, de populariteit van dit type kaperoen versterkt. Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Hoofddoek voor vrouwen

Verbluffend is het grijzerige plooienspel van een Nederlandse vrouwelijke klederdracht. Een ingetogen beeld van een gesluierde vrouw van achteraan gezien. Het stemt overeen met zijn schriftelijke beschrijving van een groep weduwen in een Antwerpse paradestoet. Zo’n lange capeachtige vrouwenmantel is een huik:

De huik werd alleen in de kerk of buiten gedragen, als bescherming tegen de kou, regen en sneeuw.

Een variante is een snavelhuik. Dat hoofddeksel eindigt dan in een vooruitstekende klep/snavel die extra bescherming geeft en belet dat het hoofddoek afgleed:

De oudst bekende tekst waarin een aan de huik verwante term – ‘heucken’ – in de betekenis van vrouwenmantel voorkomt, stamt uit 1317. De woorden ‘hu’ en ‘huve’ bestonden al in de dertiende eeuw en betekenden kap of hoofddeksel, alhoewel die geen verband houden met een huik maar waarschijnlijk verwijzen naar de eerder beschreven huive, in de betekenis van haarnetje of ondermuts. Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Processies, verkleedde en opgetuigde parades en carnavalspakken zijn Dürers meug. Meer zelfs, hij heeft zelf maskeradekledij ontworpen:


Tijdens het vierde verblijf in Antwerpen vermeldt hij een ontwerpschets voor een maskeradepak dat hij in opdracht van de Fuggers (de belangrijke bankiersfamilie, geldschieters van de Habsburgers) maakte, waarvoor hij in ruil een angloot kreeg. Later woonde hij de vastenavondviering in Antwerpen ook daadwerkelijk bij. Dürer was vertrouwd met de traditie van carnaval, de jaarlijkse hoogmis voor verkleding en vermomming. In zijn geboortestad Neurenberg vond de Schembartlauf plaats, een indrukwekkende carnavalsparade die bekendstond om haar bijzonder weelderige kostuums, een waar schouwspel. Op de jonge Dürer moet de parade van de Schembartläufer een diepe indruk hebben gemaakt. De mannen gingen er gekleed als monsters, wildemannen, narren en andere creaturen uit de omgekeerde wereld, maar bijvoorbeeld ook als boeren, wat wellicht leidde tot de interpretatie van het blad met Ierse lieden als een ontwerp voor carnavalskostuums. Dürers tekening van het maskeradepak voor de Fuggers ging helaas verloren. Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Niet enkel in de haven- en handelsstad waarde Dürer als een volleerde cultuurtoerist rond. Hij trok ook naar Gent, Brugge, Zeeland… De ongemakken nam hij erbij want reizen betekende modderige wegen, koetsen zonder veringen, struikrovers en geknoei met geld. In het Ancien Regime had elke stad, elke regio immers haar eigen munt:


Dürer benoemt achttien verschillende muntsoorten: ang – loot (Engelse munt met een afbeelding van aartsengel Michael, muntwaarde: 2 gulden en 2 stuivers = 50 stui – vers), blanke (zilveren munt, muntwaarde: 2 stuivers), dukaat (Hongaars, muntwaarde: 700 pfennig), goudgul – den (muntwaarde: 24 stuivers), gulden (muntwaarde: 24 stuivers), Hoornse gulden of Horngulden (munt – waarde: 10 stuivers), Philipsgulden (muntwaarde: 25 stuivers), Rijnlandse gulden (muntwaarde: 4 stuivers, 2,53 gram fijn goud), slechte gulden (muntwaarde: 12 stuivers), Portugese gulden (gewicht: 10 dukaten), hel – ler (muntwaarde: 50 pfennig), Frankfurter heller, kroon (goudstuk, muntwaarde: ca. 1 gulden en 9 stuivers), nobel (Vlaams, muntwaarde: 990 pfennig; Rosen Nobel (muntwaarde: 2 gulden en 2 stuivers = 50 stuivers), ort (kwartgulden, muntwaarde: 6 stuivers), pfennig (zilve – ren pfennig, muntwaarde: 8 pfennig), Frankfurter pfen – nig, Weisspfennig (100 pfennig, muntwaarde: 2 heller), pond (pond Hollands, muntwaarde: 20 stuivers) en de stuiver (muntwaarde: 80 pfennig). Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Geldbuidel

Stokbeurs, 16e eeuw, München, Bayerisches Nationalmuseum
Stokbeurs, 16e eeuw, München, Bayerisches Nationalmuseum
Reizen is dus rekenen en met veel muntgeld reizen. Bankbiljetten bestonden nog niet. Om de munten gescheiden te houden, bestonden er speciale geldbeurzen met ‘compartimenten’. De zogenoemde stokbeurs.

Deze beurs bestond uit een met leer of textiel beklede houten stok of handgreep, waaraan een aantal leren geldzakjes bevestigd waren, voorzien van een koord om ze af te sluiten. Voor iedere muntsoort werd aan de stok een apart leren zakje vastgehecht. Om een zware met munten gevulde stokbeurs te kunnen dragen, was een stevig handvat noodzakelijk, maar om het gewicht te beperken werden de meest waardevolle munten pas in kleingeld omgewisseld wanneer dat nodig was. Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Kop van een walrus, Albrecht Dürer, 1521
Kop van een walrus, Albrecht Dürer, 1521, The British Museum, London

Walrus

Eén van zijn vele uitstapjes ging naar Zierikzee. In december 1520 pendelde Dürer naar de monding van de Schelde in de hoop een aangespoelde walvis te zien, zoals hij in zijn nota’s schrijft.

Gestrande reuzen, vissen en walvisachtigen, waren in die tijd groot nieuws; men kwam van heinde en verre om ze te bekijken. Vaak ging het om potvissen, de grootste tandachtige in het rijk der walvissen. Deze aangespoelde zeereuzen werden overigens vooral vanaf het laatste kwart van de zestiende en in de loop van de zeventiende eeuw een populair onderwerp in de Nederlandse schilder- en prentkunst. Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Die reis levert (vermoedelijk) een fantastische tekening van een… wal-rus op. Maar walrussen zwommen niet in de wateren van onze contreien. Bovenaan schrijft hij:

Dit dier van hier waarvan ik het hoofd weergaf, werd gevangen in de Nederlandse zee en was 12 Brabantse el lang (8 meter) met vier voeten.

Dat is wat groot voor een walrus. Dus twijfel bestaat: heeft Dürer wel een walrus gezien? Heeft hij walvis en walrus dooreen gehaspeld? Heeft hij een opgezette walrus in een rariteitenkabinet gezien en daarnaar getekend? Privéverzamelingen met allerlei natuurlijke en dierlijke curiosa waren toen erg in de mode en getuigden van de geraffineerde, intellectuele en spirituele kennis van de eigenaar. Dürer zelf was een kiene verzamelaar.

Hoe het ook zei, Dürers tekening met de walruskop is een prachtig staaltje van het exquise observatievermogen van de kunstenaar en een van zijn knapste en levendigste dierstudies.

Dürer was als zakenman-kunstenaar een vermogend man maar ook een nieuwsgierig mens:


Dat Dürer van alle markten thuis was, staat buiten kijf. Zijn ogenschijnlijk onverzadigbare interesse in de hem omringende wereld en de weergave daarvan beperkte zich niet tot één medium of discipline, maar was alomvattend, zoals het een ware homo universalis betaamde. Zijn passage door de Nederlanden zou nog lang nazinderen. De invloed van deze reis op Dürers kunst – in de strikte zin van een artistieke dialoog met collega-kunstenaars – bleef echter beperkt. Het belang van de reis manifesteerde zich vooral in de talrijke ontmoetingen met mensen en in de aanblik van dieren, landschappen, architectuur, optochten, gebruiksvoorwerpen en exotische objecten: hij wist ze allemaal bijzonder gedetailleerd in woord en beeld te vatten. De impact van Dürer op de oud-Nederlandse kunst was daarentegen immens. Hoewel die zich reeds gedurende de twee decennia voor zijn aankomst had gemanifesteerd, bleek Dürers verblijf in de Lage Landen een ware katalysator voor de kunsten. Hij instigeerde zelfs een nieuwe generatie prentmakers, hetgeen decennia later nog tot een belangrijke ‘Dürerrenaissance’ zou leiden. En of de man gelijk had, dat het nageslacht hem zou willen leren kennen. Katrien Lichtert – Alexandra van Dongen

Boek: De blik van Dürer, Albrecht Dürers reis door de Nederlanden

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×