In het boek De weg omhoog gaat theoloog en sociaal-wetenschapper Krijn van der Jagt in op de culturele context van de Bijbel. Hoe dachten de Bijbelschrijvers vanuit hun wereldbeeld over religie? Van der Jagt verbindt hierbij de Bijbel aan de evolutietheorie en betoogt dat die twee niet tegenover elkaar staan, zoals veel mensen menen.
Opbouw boek
Het boek opent met een verhelderende inleiding op de Bijbel. Van der Jagt gaat hierbij in op hoe de Bijbel is ontstaan. Verder ook op de verschillende samenstellingen van dit boek in de traditie van de rooms-katholieke, protestantse en Oosters-orthodoxe kerken. De insteek van De weg omhoog is hierbij de overtuiging van Van der Jagt dat de Bijbel een mythisch boek is. De auteur kiest voor een antropologische benadering:
“In dit boek laat ik de lezer kennismaken met een antropologische benadering van de Bijbel. Veel lezers zijn vertrouwd met een theologische benadering van Bijbelse teksten. Het is even wennen om de Bijbel antropologisch te benaderen, maar dit perspectief levert nieuwe en verrassende inzichten. Als antropoloog richt ik me op de mens achter de teksten. Ik wil begrijpen wat en hoe schrijvers dachten, wat ze voor waar hielden en vooral ook wat ze wilden communiceren. Het gaat me dus om de gezichtspunten van de schrijvers van de Bijbelteksten.” (19,20)
Vervolgens behandelt Van der Jagt in twaalf hoofdstukken telkens het wereldbeeld achter de Bijbel en Bijbelschrijvers. Hij gaat hierbij onder meer in op de antropologische achtergrond van de Bijbel, de culturele evolutie van de mens, het wereldbeeld van het oude Nabije Oosten, Egypte, Mesopotamië, Griekenland en Israël, uitlopend op het wereldbeeld van Jezus van Nazareth en de eerste christenen in het Nieuwe Testament.
Aan de hand van enkele passages uit Van der Jagts boek probeer ik een indruk te geven van de inhoud daarvan.
Emic- en etic-woorden
Van der Jagt past in zijn analyse uiteraard een antropologische methodiek toe. Hierover lezen we onder meer:
“Een antropologische benadering van Bijbelse teksten zoekt naar de eigen termen van de schrijvers van de teksten. In de antropologische literatuur noemt men deze benadering een emic-benadering. Met de term emic wordt verwezen naar het eigene van een taal en cultuur. In iedere taal worden er specifieke begrippen en metaforen gevormd die eigen zijn aan een bepaalde taal en cultuur. We spreken over emic– en over etic-terminologie. Een etic-woord kan gebruikt worden om gelijksoortige begrippen uit verschillende culturen aan te duiden. Het Nederlandse woord god kan verwijzen naar een concept dat in verschillende culturen voorkomt en is dus een etic-woord. Het woord Jahweh is geen etic- maar een emic-woord: het kan alleen gebruikt worden om het godsconcept van het volk Israël aan te duiden. Etic-woorden zijn algemeen, terwijl emic-woorden specifiek zijn voor een bepaalde cultuur.” (47,48)
Volgens Van der Jagt, dat is een van zijn stellingen, bevat de Bijbel verscheidene memen (culturele genen, een term afkomstig van de evolutiebioloog Richard Dawkins) die de ‘fitness van de mens in evolutionaire zin’ bevorderd hebben. Hij doelt hiermee op culturele concepten als eer, schande, verlossing, verbond, wijsheid, gerechtigheid, vergeving, het paradijs, oordeel , onsterfelijkheid, liefde en trouw.
Denken over goden
Interessant is dat Van der Jagt ook aandacht besteedt aan de geschiedenis van het denken over goden in bredere zin. De eerste schrijver die hierover serieus nadacht, was de Griekse dichter Hesiodus (8e eeuw v.Chr), die dit kon doen omdat de Grieken in zijn tijd een eigen alfabet adapteerden. Van der Jagt:
“De Griekse dichter Hesiodus (achtste eeuw v.Chr.) was de eerste die een overzicht gaf van de mythen over het ontstaan en de geschiedenis van de goden in zijn werk Theogonia. Volgens Heriodus was er eerst alleen Chaos, een diepe, bodemloze afgrond, waar Gaea (aarde) en Tartaros (benedenwereld) en Eros (liefde) uit voortkwamen. Gaea baarde de hemel, de zee en de bergen. (etc.)” (149)
Rond 600 v.Chr. kwam er in het Griekse denken over het ontstaan van de aarde en het leven verandering. Ze namen meer afscheid van het mythologische en magische denken. Griekse onderzoekers lieten zich vanaf toen meer en meer leiden door empirisch onderzoek en logische deductie.
Enkele conclusies
Van der Jagt trekt enkele interessante conclusies. Ik noem twee interessante slotsommen van de auteur. Zo stelt hij in de eerste plaats vast dat de Bijbelschrijvers van de oudste teksten van de Hebreeuwse Bijbel ‘monolatrisch en polytheïstisch’ dachten. Ze propageerden de verering van Jahweh als God van Israël, maar geloofden ook in andere goden en in bovennatuurlijke krachten. Maar geleidelijk verschoven hun opvattingen, zelfs op een behoorlijk cruciaal punt:
“Ruwweg tussen 400 en 100 v.Chr., in een periode van ongeveer 300 jaar, verschoof het centrale deel van het wereldbeeld van Israël. Jahweh werd van een god onder de goden de enige god in het universum. De goden van andere volken werden steeds meer voorgesteld als wezens zonder macht, zelfs als fictieve wezens die alleen bestaan in de verbeelding van de andere volken.” (287)
Van der Jagt concludeert dat het monotheïsme van Israël verbonden is met het dualisme tussen goed en kwaad. Deze notie namen de christenen van de Perzen over. Zo leenden de Bijbelschrijvers, volgens de auteur, het concept ‘Satan’ uit de Perzische religie. Volgens Van der Jagt moet dit veranderende religieuze denken verklaard worden vanuit de mentale evolutie die de mens heeft doorgemaakt.
Ten tweede is het relevant om nog de volgende conclusie te noemen, aangaande het Nieuwe Testament. Dit Bijbeldeel zou beschouwd kunnen worden als een humanistische grondwet voor de mensheid, aldus Van der Jagt:
“Het Nieuwe Testament propageert een complex van humane waarden dat als een grondwet voor een gemeenschap van alle mensen op aarde dienen kan. De schrijvers van het Nieuwe Testament nodigen mensen van alle etnische gemeenschappen uit om adept te worden van Jezus Christus. (…) Deze Jezus werd het krachtige paradigma dat de geschiedenis diepgaand beïnvloed heeft.” (292)
Boek: De weg omhoog – Een antropologische lezing van de Bijbel