Atlantikwall sloeg blijvende littekens

Kustbevolking liet zich in oorlog gedwee verdrijven
12 minuten leestijd
Vrolijke drukte op het strand van Zandvoort in 1947. Op de achtergrond een Duitse bunker; overblijfsel van de Duitse Atlantikwall uit de Tweede Wereldoorlog. (Foto Gemeente Bloemendaal)
Vrolijke drukte op het strand van Zandvoort in 1947. Op de achtergrond een Duitse bunker; overblijfsel van de Duitse Atlantikwall uit de Tweede Wereldoorlog. (Foto Gemeente Bloemendaal)

Het was de bedoeling dat de Westfeldzug, waarin Duitsland in mei en juni 1940 de Lage Landen en Frankrijk overrompelde, bekroond zou worden met de verovering van Engeland. Maar de Slag om Engeland ging eind oktober 1940 verloren en toen resteerde een 5000 kilometer lange kustlijn onder Duits beheer, van Kirkenes in Noorwegen tot aan de Franse grens met Spanje.

De Nederlandse kustlijn was maar een kleine schakel in de 5000 km lange zone die door de Duitsers moest worden verdedigd.
De Nederlandse kustlijn was maar een kleine schakel in de 5000 km lange zone die door de Duitsers moest worden verdedigd.
Het Molotov-Ribbentroppact, waarin Rusland en Duitsland in openbare en geheime afspraken Europa gezamenlijk hadden verdeeld, garandeerde voorlopig de rust aan het Oostfront. Maar, zeker nadat Adolf Hitler op 22 juni 1941 met Operatie Barbarossa de aanval op Rusland opende en in een Blitzkrieg pijlsnel opmarcheerde naar Leningrad, Moskou en Stalingrad, moest rekening worden gehouden met een tweede front dat, ergens op die kustlijn, geopend zou worden. Ergens tussen Noorwegen, Denemarken, Duitsland, Nederland, België en Frankrijk.

Langs de hele kust werden littekens geslagen. Er verrezen verdedigingswerken, geconcentreerd op strategische punten zoals havens en riviermondingen; een aaneenschakeling van kustbatterijen, versperringen en een grote variëteit aan bunkers van waaruit de vijand, als hij ooit zou verschijnen, genadeloos moest worden teruggeslagen.

Honderdduizenden bewoners werden geëvacueerd naar veiliger gebieden. Maar toen die vijand kwam, op 6 juni 1944 in Frans Normandië, waren binnen een dag de noodzakelijke bruggenhoofden veroverd, van waaruit de bevrijding van West-Europa zou beginnen.

Blijvende littekens

In Nederland ging de aanleg van de Atlantikwall gepaard met de sloop van duizenden huizen, kerken en andere gebouwen, wat blijvende littekens in het landschap sloeg, Honderdduizenden kustbewoners moesten verhuizen. Geert-Jan Mellink, Peter Saal en Steven van Schuppen beschreven de ontruiming en afbraak van de Nederlandse kuststrook tussen 1942 en 1945 in een boek, Verdreven voor de Atlantikwall, en constateren met verbazing:

De massale gedwongen evacuaties in de periode 1942-1945 zouden zeker onderdeel moeten zijn geworden van onze canon van de Tweede Wereldoorlog. Maar dat is niet gebeurd. Evenmin hebben de grootschalige sloop van de bebouwing in de kuststreek en de omvangrijke inundaties van laaggelegen gebieden een plek in onze collectieve herinnering gekregen. Het enige wat eigenlijk nog rest van de Atlantikwall (…) zijn de zichtbare fysieke overblijfselen in het landschap.

225.000 evacuees

Verhuiswagens en bakfietsen om de evacuatie te realiseren, verzameld in de Nicolaistraat.
Verhuiswagens en bakfietsen om de evacuatie te realiseren, verzameld in de Nicolaistraat.
Het boek behandelt de gevolgen van de bouw van de Atlantikwall in zes locaties: IJmuiden, Den Helder, Katwijk, Den Haag-Scheveningen, Hoek van Holland en Schouwen-Duiveland. Daar moesten in totaal 225.000 kustbewoners wijken voor de bouw van de Duitse verdedigingslinie. Den Haag werd in absolute zin het zwaarst getroffen: 143.000 bewoners werden gedwongen te verhuizen. In Hoek van Holland bleven maar een paar honderd inwoners achter. Dorpen als Petten en Ter Heijde werden volledig werden gesloopt en moesten na de oorlog weer geheel worden opgebouwd; alleen de kerk van Ter Heijde bleef staan. In totaal verdwenen in de kuststreek 15.000 gebouwen; dat kwam overeen met de omvang van Schiedam in die tijd.

Daarnaast werden grote gebieden geĂ¯nundeerd. De Duitsers zetten in 1944-’45 ruim 200.000 hectare cultuurgrond onder water; de geallieerden voegden daar in het najaar van 1944 nog 16.000 hectare aan toe door de kom van Walcheren vol te laten stromen.

De massale evacuatie en de sloop waren unieke gebeurtenissen in de Nederlandse geschiedenis. De aanblik van kustplaatsen als Katwijk, Zandvoort, IJmuiden en Den Helder werd onherkenbaar veranderd; in Den Haag verdwenen hele wijken van soms nog geen twintig jaar oud. Zo’n 60.000 mensen konden na de bevrijding niet naar huis terugkeren.

In geen ander land, stelt het boek, heeft de Atlantikwall zoveel burgers gedwongen en langdurig geëvacueerd als in Nederland. Nergens werden zoveel huizen moedwillig afgebroken uit militaire noodzaak.

Gezagsgetrouw

Mellink, Saal en Van Schuppen constateren dat de gebeurtenissen door de getroffenen gebrekkig zijn verwerkt.

Een pijnlijk punt dat daarbij steeds naar voren komt is de sterke neiging tot aanpassing tijdens de bezettingsperiode.(…) De gedweeĂ« en gezagsgetrouwe manier waarop Nederland zich van hoog tot laag liet inschakelen bij de massale evacuatie van de eigen bevolking en de sloop van eigen dorpen en steden voor de aanleg van de Atlantikwall is pijnlijk om te zien, niet in het minst omdat het zo vernederend is – daarom is het waarschijnlijk ook zo lang onbelicht gebleven. In het landschap werden de littekens tijdens de Wederopbouw snel geheeld, maar in de samenleving lijkt de wond nu pas aan de oppervlakte te komen. Net zo ongemakkelijk voelt het aan om te weten dat de evacuaties grotendeels samen vielen met de jodendeportaties. Toen de grootste evacuaties achter de rug waren in maart 1943 was Nederland ook al voor een groot deel ‘Judenrein’

Wanneer de Duitsers trouwens al hun plannen hadden doorgezet, dan waren de gevolgen nog veel ernstiger geweest. Sloopbevelen moesten onmiddellijk worden uitgevoerd, maar in de praktijk werden plannen uitgesteld, aangepast, al dan niet gedeeltelijk herroepen of opeens toch uitgevoerd. Een deel van Katwijk, en ook de Haagse wijk Duindorp en een deel van het Statenkwartier werden gesloopt zonder duidelijk aanwijsbare reden, of het moest zijn om ruimte te maken voor de mobiele V2-installaties, waarvan de lancering lang niet altijd lukte zodat de raket terugviel op de aarde, met als gevolg nieuwe schade elders.

Het onvoorstelbare

De Nederlandse autoriteiten waren nauwelijks voorbereid op de ontruimingen.

Dat kwam vooral doordat het onvoorstelbare – net als bij de Jodenvervolging en aansluitende deportatie – toch werkelijkheid werd. Ondanks de kleinere evacuaties in mei en augustus 1942 had niemand rekening gehouden met de gedwongen verplaatsing van honderdduizenden bewoners van de kuststreek, laat staan met de afbraak van duizenden huizen. We kunnen rustig stellen dat Nederland is overvallen door de ontruimingen en dat bestuurders in een voortdurende staat van actie en reactie zijn gedwongen, waaruit ze zich eigenlijk pas na de bevrijding wisten te bevrijden.

De bouwwereld valt volgens de schrijvers ‘economisch opportunisme’ te verwijten. Weliswaar stonden de bouwers er economisch slecht voor, zodat nieuwe orders welkom waren, terwijl ook lang niet alle bouwondernemingen ‘fout’ waren. Maar het overgrote deel van de opdrachten ging naar bedrijven die regelrecht collaboreerden, met eigenaars die actief lid waren van de NSB. Ze spanden samen met de Duitse legerleiding en de Räumingskommisar om maximaal profijt uit de afbraak te halen. De vraag in hoeverre de rest van de bouwwereld te goeder trouw was moet volgens de schrijvers nog duidelijk beantwoord worden.

Het onvermijdelijke

De schrijvers constateren dat, na de aanvankelijke verbijstering en het ongeloof bij het vernemen van de evacuatie- en sloopplannen, ‘iedereen zich snel schikte in het onvermijdelijke en aan het werk toog’.

Deze aanpassing aan de omstandigheden verschilt niet van de inschikkelijke houding die de bevolking eigenlijk tijdens de gehele bezetting toonde. Opmerkelijk is echter dat bij de grootschalige afbraak een nieuw fenomeen optrad. De daad van het slopen zelf werd niet meer als negatief ervaren, maar juist als een kans. En daar werd openlijk en zonder schaamte over gesproken. Een dergelijke vrij beleden omkering van waarden is tijdens de bezetting niet op een dergelijke schaal voorgekomen.

De in het boek beschreven uitvoering en gevolgen van de bouw van de Atlantikwall kwamen in Historiek eerder al aan de orde aan de hand van de evacuatiegeschiedenis van Katwijk. De sloop van verschillende wijken kwam de burgemeesters van sommige kustprovincies niet slecht uit, omdat we (Zandvoort) ‘op deze wijze mooi afkomen van het rommeltje aan de Burgemeester Engelbertstraat’, terwijl (Den Helder) ’een groot voordeel van de oorlog is, dat al die nare akelige huizen verdwenen zijn’..

In Katwijk zou een groot aantal woningen verdwijnen die toch al voor sanering in aanmerking kwamen. Burgemeester Woldringh van der Hoop ontwikkelde nog in de oorlog ambitieuze plannen om van het vissersdorp een aansprekende badplaats te maken. Later werd hem daarom ‘bestuurlijk opportunisme’ verweten en tot vandaag toe bleef, ‘hoe onterecht ook’, de verdenking bestaan dat hij met de Duitsers onder Ă©Ă©n hoedje had gespeeld.

Menselijke aspect

De militaire restanten van de Atlantikwall, waarvan vele tientallen bunkers resteerden als blijvende herinneringen in het landschap, hebben volgens de auteurs wellicht de aandacht afgeleid van het menselijke aspect. Bloedige veldslagen bleven immers uit in Nederland, al constateren ze dat Ă©Ă©n gedeelte van de Atlantikwall in Nederland wel degelijk een aandeel leverde: de inundaties in Zeeland waardoor de Duitsers pas na hevige gevechten tijdens de Slag om de Schelde eind 1944 tot overgave werden gedwongen.

De meeste ooggetuigen in het boek hadden geen uitgesproken negatieve herinneringen aan de evacuaties. ‘Maar destijds waren ze kinderen en die passen zich over het algemeen snel aan nieuwe omstandigheden aan’, wat bovendien bleek omdat ze het meestal erg naar hun zin hadden in de nieuwe, onbekende wereld waar ze in terecht kwamen.

We weten vrijwel niet hoe volwassenen op de gebeurtenissen reageerden. Met Lou de Jong (deel 6b, pag.779) mogen we ervan uitgaan dat de meeste burgers in het toenmalige Nederland met zijn geringe mobiliteit in sterke mate gehecht waren aan hun woning, en diep geworteld waren in hun buurt, stad of dorp, en dat vooral veel oude mensen de evacuaties als een alles verstorende ingreep zullen hebben ervaren

Op de stadhouderslaan in Den Haag wordt materiaal uit de slooppanden verzameld.
Op de stadhouderslaan in Den Haag wordt materiaal uit de slooppanden verzameld.

Kwetsbare kustlijn

Het boek beschrijft dat de Duitsers, door het mislukken van de Slag om Engeland, gedwongen werden een 5000 km lange kustlijn te verdedigen. Terwijl in het Oosten steeds meer manschappen nodig waren om de gevolgen van de vastgelopen opmars in Rusland en de daarop volgende terugtocht te beperken, was duidelijk dat in het Westen voor een invasie vanuit Engeland moest worden gevreesd. De kustbatterijen die langs de hele kust waren opgesteld zouden die niet tegen kunnen houden.

Omdat Hitler voor twee fronten niet genoeg mensen en materieel had, besloot hij tot de bouw van een Neue Westwall langs de West-Europese kust; een aaneenschakeling van bunkers, tankversperringen, mitrailleursnesten, prikkeldraadversperringen en mijnenvelden. Die zou met zo min mogelijk manschappen worden bemand, dus hij moest technologisch van een uitzonderlijke kwaliteit zijn.

In januari 1942 waren de eerste consequenties duidelijk: de kustverdediging van Noordwijk, Katwijk, Scheveningen, Kijkduin, Ter Heijde en Hoek van Holland, allemaal plaatsen met een wijdvertakt stratenplan naar het achterland, moest worden versterkt tot StĂ¼tzpunkte. Prikkeldraadversperringen reguleerden de toegang tot de stranden.

In augustus 1942 mislukte een geallieerde aanval op de Franse kustplaats Dieppe. Met het bevel van Hitler om 15.000 (gestandaardiseerde) bunkers te bouwen tussen Schiermonnikoog en Biarritz aan de Frans-Spaanse grens kwam de bouw van de Atlantikwall serieus op gang Op 1 mei 1942 werden strand en duingebied langs de hele Nederlandse kust tot Sperrgebiet verklaard. Maar op 1 mei 1943 waren er nog maar 6000 bunkers gereed, door tekort aan materiaal en brandstof en vooral gebrek aan voldoende arbeidskrachten. In de herfst van 1943 besloten de Duitsers daarom zich te concentreren op de bouw van bombestendige bunkers voor het onderbrengen van geschut; het belangrijkste verdedigingsmiddel.

Een bedlegerige evacuée uit een ziekenhuis bij Santpoort wordt met op een brancard in de trein getild.
Een bedlegerige evacuée uit een ziekenhuis bij Santpoort wordt met op een brancard in de trein getild.

Evacuaties

De uitbouw van de Atlantikwall was echter alleen mogelijk wanneer eerst de bevolking uit de omgeving van de Verteidigungsbereiche en StĂ¼tzpunktgruppen zou worden verwijderd. Volgens een Duitse schatting uit augustus 1942 zou dat gaan om 250.000 personen.

De plaatselijke autoriteiten werden belast met de uitvoering van de ontruiming vanwege de Atlantikwall. Het zorgde voor een enorme bureaucratie, omdat grond moest worden onteigend en gemaakte kosten moesten worden vergoed, terwijl elders in Nederland andere gemeenten de opdracht kregen verdreven kustbewoners op te vangen. Wanneer het niet goedschiks kon, dan waren eventueel ook inkwartieringsbevelen beschikbaar. En:

‘Als u moet evacueren. Laat dan uw overtollige meubelen door ons taxeeren’

De ontruimingen hadden een chaotisch verloop. Dat kwam niet alleen door het gebrek aan voorbereiding en de enorme aantallen geëvacueerden die in korte tijd elders ondergebracht moesten worden, maar ook door Duitse onduidelijkheden. Ontruimingstermijnen werden gewijzigd, ingetrokken en weer afgekondigd. Binnen de Wehrmacht bestond een interne machtsstrijd. Het overleg tussen Wehrmacht en civiel bestuur verliep moeizaam. De burgerlijke verantwoordelijkheid lag op de schouders van de burgemeester, sinds rijkscommissaris Seyss-Inquart op 1 september 1941 op lokaal niveau het leidersprincipe had ingevoerd.

Duizenden kinderen moesten midden in het schooljaar naar een andere school. Sportclubs zagen een groot deel van hun leden plotseling vertrekken. In de kuststreek waren talloze sanatoria gevestigd, zodat rond 7.000 patiënten en 2.200 personeelsleden moesten verhuizen. Zo waren in Groot Gaffel in Warnsveld, een sanatorium voor geesteszieken dat was opgezet voor 400 patiënten, aan het eind van de oorlog 1.250 geesteszieken ondergebracht; in bedden lagen twee tot drie patiënten tegelijkertijd. Door overbevolking en als gevolg van onvoldoende hygiëne door het gebrek aan zeep en textiel nam ook het aantal gevallen van tuberculose, dysenterie en (para)tyfus toe, wat leidde tot een vijftien procent hogere sterfte onder patiënten in 1943 en 1944.

Sloopdrift

Slopers van de kerk van de Heilige Martelaren van Gorcum in Den Haag poseren trots op hun ruĂ¯ne.
Slopers van de kerk van de Heilige Martelaren van Gorcum in Den Haag poseren trots op hun ruĂ¯ne.
Begin november 1942 was duidelijk dat er voor 28 februari 1943 meer dan 7000 ‘objecten’ in Egmond, Castricium, Wijk aan Zee, Zandvoort en Scheveningen gesloopt moeten worden. Daar werden vele honderden bouw-, sloop- en grondverzetondernemingen uit het hele land bij betrokken. Tienduizenden arbeiders verdienden er een goede boterham mee. Het grootste aandeel was voor Brusse & Teeuw, â€˜Ă©Ă©n van de grootste en belangrijkste collaborerende bouwbedrijven tijdens de bezetting’. Eigenaar ir. R.A.Th. Brusse, een NSB’er en bestuurslid van de Federatie Werkgevers Bouwbedrijf, had een machtige stem in de organisatie van de sloop en wist via zijn bouwbedrijven grote sloopopdrachten in de wacht te slepen. Dat leverde hem in 1940-1945 een omzet op van 15 miljoen gulden (95 miljoen euro) en een winst van Ă©Ă©n miljoen (6,3 miljoen euro).

De extreme bedragen die met de sloopwerkzaamheden konden worden verdiend zorgden ook voor het ontstaan van zogenaamde duizendpooters. Dat waren vaak gewone werklui die zich als aannemer inschreven en alle werkzaamheden aanboden waar behoefte aan was, in de wetenschap dat er toch niet gevraagd werd naar deskundigheid, ervaring of referenties. Het resultaat was ernaar: Muren worden zomaar omgelegd terwijl er nog deur- en raamkozijnen in zitten met glas.. De sloopterreinen werden vaak onvoldoende schoongemaakt, zodat de Duitsers er zelf aan het werk moesten voordat ze aan de bouw van hun bunkers en andere militaire werken konden beginnen.

Ongedateerde geallieerde luchtfoto van de Haagse tankgracht. Rechts het Verversingskanaal. (Archief J. Buisman)
Ongedateerde geallieerde luchtfoto van de Haagse tankgracht. Rechts het Verversingskanaal. De omliggende huizen werden voor het overgrote deel ontruimd. (Archief J. Buisman)

Haagse tankgracht

Aan de operatie in Den Haag is een speciaal hoofdstuk gewijd. Daar werden de grootste bressen in het landschap geslagen. In april 1942 was het voor de Duitsers duidelijk dat iedereen uit Scheveningen geëvacueerd zou moeten worden en dat de sloop van huizen noodzakelijk was. Drie maanden later vonden de Duitsers dat het Landfront eigenlijk zou moeten worden uitgebreid tot het gehele Haagse grondgebied. Dat bleek onmogelijk, door gebrek aan manschappen.

Daarom werd het plan beperkt tot een verdedigingslinie die dwars door de stad kwam te liggen; een landfront van beperkte omvang met een diepte landinwaarts van 1,5 tot 2 km van de kust. Alle bebouwing op een brede strook grond tussen de Scheveningse Bosjes en Kijkduin werd gesloopt om plaats te maken voor een tankgracht, waar tanks bij een invasie nooit overheen zouden kunnen komen, met scherpe bochten om hun schootsveld te beperken. Die tankgracht van 200-300 meter breed en zes kilometer lang moest een invasie bij Scheveningen tegenhouden.

In het volledig te ontruimen gebied woonden 200.000 mensen. Na overleg met de gemeente ontsnapten belangrijke monumenten, waaronder het Catshuis, aan de sloophamer en nu resteerde de evacuatie van totaal 120.000 mensen en de sloop van 25.000 woningen.

Zeventig jaar later is de ruimte opgevuld met een Congrescentrum, kantoren van o.m. internationale organisaties en een park met vijvers en waterpartijen. Wat er verdwenen is wordt duidelijk door hier en daar naar links èn rechts te kijken, waar de oudere huizen op ruim een kilometer afstand duidelijk gemeenschappelijke kenmerken hebben.

Scheveningse evacués arriveren op het station in Aalten in 1943. (Aaltense Musea)
Scheveningse evacués arriveren op het station in Aalten in 1943. (Aaltense Musea)

Vriendschapsbanden

De 150.000-200.000 evacués moesten elders in het land worden ondergebracht. De Overijsselse gemeente Haaksbergen (10.000 inwoners) hield rekening met de komst van 1000 Hagenaars. Daarvoor was een inkwartieringslijst gemaakt met 630 adressen. Maar al gauw leek dat volstrekt onvoldoende en kwamen ook ruim 100 zomerhuisjes in beeld. Uiteindelijk kwamen er maar 37 evacué’s. De meeste anderen hadden alternatieve opvang gevonden. In de praktijk bleek dat slechts 35 procent van het geschatte aantal evacuees daadwerkelijk kwam.

Verdreven voor de Atlantikwall - Geert-Jan Mellink e.a.
Verdreven voor de Atlantikwall – Geert-Jan Mellink e.a.
In Winterswijk arriveerden op 7 en 8 januari 1943 rond 600 evacuees uit Scheveningen. De gereformeerde buurgemeente Aalten kreeg er een paar dagen later nog eens 500. De plaatselijke autoriteiten waren onaangenaam verrast door de samenstelling van de groep. De meeste evacuees waren arm tot zeer arm en naast veel oude van dagen waren er ook grote gezinnen met jonge kinderen, hulpbehoevenden en mensen met een slechte gezondheid. Een boek over het oorlogsverloop in Achterhoek en Lijmers wond er geen doekjes om:

Verder waren er meerdere vervuilde en met ongedierte besmette gezinnen, waardoor onze ingezetenen, die het troffen, een verschrikkelijke bezoeking kregen. Ook a-sociale elementen ontbraken niet.

Toch verliep het samensmelten van de bevolkingsgroepen met heel verschillende achtergronden, cultuur, religie en levenswijze over het algemeen in goede harmonie:

Op zondag zaten de Scheveningers en Aaltenaren samen in de kerk. Tot op de dag van vandaag bestaan zelfs nog vriendschappelijke banden tussen evacués en de hun nazaten in Aalten en Winterswijk.

Boek: Verdreven voor de Atlantikwall

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×