Iemand die zich tijdens de Koude Oorlog zo fanatiek afzette tegen de Verenigde Staten als Charles de Gaulle, moet haast wel toenadering gezocht hebben tot de Sovjet-Unie, nietwaar?
Voor De Gaulle zou dat een blijk geweest zijn van precies die gedachtegang die hem tegenstond. Om praktische en principiële redenen verwierp hij de opdeling van de wereld in twee ideologische blokken. Een eerste bezwaar was dat het landen in hun diplomatieke bewegingsvrijheid beperkte. Individuele landen werden geacht geen betrekkingen aan te gaan met landen uit het andere blok en om hun buitenlandse politiek af te stemmen op het leidende land binnen het eigen blok. Daarnaast vreesde hij een zichzelf waarmakende voorspelling. Zolang de twee blokken aannamen dat een (nucleair?) conflict op den duur onvermijdelijk was, zou de oorlogsdreiging eerder groter dan kleiner worden.
De Gaulle vond het onrealistisch om ideologie als leidraad te gebruiken voor internationale betrekkingen. Wat een leider zei, hoefde immers niet hetzelfde te zijn als wat hij deed. Effectiever was om uit te gaan van belangen van landen, want die konden regeringsleiders moeilijk negeren. Ideologieën beschouwde De Gaulle als tijdelijke verschijnselen. Opvattingen konden veranderen en overwaaien, de noodzaak om het land overeind te houden bleef.
In zijn ogen bevestigde de Sovjet-Unie de juistheid van zijn stelling. De Gaulle meende dat de communistische leiders na de revolutie van 1917 hetzelfde buitenlandse beleid waren blijven voeren als eerder de tsaren eeuwenlang hadden gedaan. Hij hanteerde daarom niet de term ‘Sovjet-Unie’, maar bleef van ‘Rusland’ spreken. Vanaf de nederlaag van Napoleon tot aan de Tweede Wereldoorlog was Rusland een Europese macht geweest, deel van het concert der mogendheden. In die periode probeerden de tsaren een bufferzone te creëren tussen Rusland en de overige Europese machten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Stalin gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deze te realiseren. Hierdoor was Rusland te groot geworden voor Europa.
Tegen opsplitsing
De Gaulle vond het terecht dat verdere uitbreiding van Rusland tegengegaan werd. Toen Chroetsjov aanspraak maakte op West-Berlijn, vloog De Gaulle naar Berlijn om zijn steun te betuigen aan West-Duitsland. Bondkanselier Adenauer heeft dit altijd gewaardeerd, ook omdat De Gaulle de enige westerse leider was die tijdens de gehele Berlijn-crisis onvoorwaardelijk achter West-Duitsland stond. En tijdens de Cubacrisis van 1962 liet hij Kennedy weten dat Frankrijk achter de VS stond.
De Gaulle was niet tegen militaire samenwerking van de westerse landen. Dit ging immers verdere Russische expansie tegen. Hij verzette zich echter tegen het opsplitsen van Europa in West en Oost. Hij zag niet in waarom dit een blijvende scheiding zou zijn. Bewapening was op korte termijn noodzakelijk, maar door bilaterale diplomatieke, economische en culturele betrekkingen kon op termijn een Europa ‘van de Atlantische Oceaan tot aan de Oeral ontstaan’. En waarom konden Europese landen niet op punten zaken doen met Rusland, zoals ze dat ook met Amerika deden?
Als conservatieve katholiek kon De Gaulle niet van communistische sympathieën verdacht worden. Toch onderhield hij betrekkingen met communistische landen. In 1964 had Frankrijk, als eerste westerse macht, de Volksrepubliek China erkend. In 1966 bezocht hij de Sovjet-Unie, in 1967 Roemenië en in 1968 Polen.
Trendsetter?
Kan De Gaulle een trendsetter genoemd worden? De West-Duitse SPD-politicus Willy Brandt zou tussen 1966 en 1974, eerst als buitenlandminister en vanaf 1969 als premier, eveneens betrekkingen aanknopen met Oostbloklanden en zelfs de DDR erkennen, de Ostpolitik.
En in 1967 schreef de Belgische buitenlandminister Pierre Harmel een NAVO-rapport waarin gepleit werd voor een tweesporenbeleid. Dit resulteerde in de Harmel-doctrine: defensie-inspanningen gekoppeld aan ontspanning. Door bilaterale contacten van NAVO-landen met Warschaupact-landen zou op termijn de Koude Oorlog vreedzaam beëindigd kunnen worden.
Er was echter een belangrijk verschil. Brandt en Harmel wilden een ontspanningspolitiek voeren binnen de EEG en de NAVO. Toenadering tussen Oost en West betekende niet dat West-Europa af wilde van het bondgenootschap met Amerika. De Gaulle handelde op eigen houtje. En omdat hij zijn afkeer van les Anglo Saxons nooit verhuld had, hoedden andere Europese landen zich ervoor te nadrukkelijk zijn voorbeeld te volgen.
Voor alle drie de staatsmannen gold dat ze de tijdgeest mee hadden. Na de Cubacrisis van 1962 was een periode van ontspanning aangebroken tussen de VS en de Sovjet-Unie, de detente, die zou duren tot december 1979. Zonder deze dooi was hun beleid wellicht nooit mogelijk geweest.
Europese leiders namen in de jaren zestig en zeventig het initiatief tot verzoening. Het waren echter de grootmachten Amerika en Rusland die de mogelijkheid en de duur bepaalden.
Lees ook: Het Europa van Charles de Gaulle
Boek: De man die nee zei – Charles de Gaulle, 1890-1970