Het Compromis der Edelen (ook wel Verbond der Edelen) was een verbond tussen de lage edelen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De edelen die zich bij dit verbond aansluiten kwamen aanvankelijk vooral uit de Zuidelijke Nederlanden. De edelen besloten gezamenlijk te proberen de macht en invloed van de inquisitie in te dammen zodat de vervolging van ‘ketters’ zou afnemen.
Het Compromis werd officieel gesloten in de periode dat Margaretha van Parma landvoogdes over de Nederlanden was. Meer in het bijzonder: het Compromis werd gesloten in Brussel in december 1565 toen de zoon van Margaretha, Alexander Farnese trouwde met Maria van Portugal. De edelen beloofden plechtig elkaar in hun strijd met bloed en goed bij te staan. In een pamflet werd de oprichting beschreven. Afschriften van dit pamflet verspreidden zich hierna snel waardoor meer en meer edelen zich bij het Compromis des Nobles (zoals het verbond op zijn Frans wordt genoemd) aansloten.
Het waren niet alleen calvinistische edelen die zich aansloten bij het verbond. Ook enkele gematigde katholieken en lutheranen sloten zich aan. De meeste edelen die het verbond steunden waren afkomstig uit Holland. Willem van Oranje was ook betrokken bij het Verbond. Hij liet zich informeren over de verrichtingen van de edelen via zijn broer Lodewijk van Nassau. Deze broer van de zogenoemde Vader des Vaderlands was eerder – in 1565 – in Spa al in gesprek gegaan met veel van de edelen. Dit gesprek wordt door sommige historici beschouwd als de eerste aanzet tot de vorming van het Compromis. Belangrijkste speerpunt was het verenigen van edelen zodat deze gezamenlijk een front konden vormen tegen de godsdienstvervolging.
Belangrijkste kopstukken van het Compromis waren Lodewijk van Nassau, Hendrik van Brederode, Floris van Pallandt, Filips van Marnix en Nicolaas de Hames. Een aanzienlijk aandeel van de edelen wilde troepen gaan formeren waarmee de strijd met de inquisitie kon worden aangegaan. Willem van Oranje raadde de edelen dit echter af en zorgde ervoor dat de edelen met de liga van hoge edelen in gesprek ging. Uiteindelijk leidde dit tot het opstellen van een smeekschrift gericht aan Margaretha van Parma.
Smeekschrift der Edelen
Ongeveer tweehonderd edelen van het Compromis brachten op 5 april 1566 een bezoek aan Margaretha van Parma. Als leider van het verbond overhandigde Hendrik van Brederode een smeekschrift aan de landvoogdes, waarin gevraagd werd om afschaffing van de kettervervolging en het bijeenroepen van de Staten Generaal. Wat er precies gebeurde wordt vermeld in De kroniek van Godevaert van Haecht (1566). Volgens de kroniek sprak de raadsheer van de landvoogdes het volgende toen hij de circa tweehonderd edelen aan zag komen het volgende:
“N’ayez pas peur, Madame, ce ne sont que des gueux” (Wees niet bang, mevrouw, het zijn maar bedelaars)
De edelen zouden zich kort hierna ‘geuzen’ zijn gaan noemen. Ze namen de schampere benaming dus letterlijk als geuzennaam over.
De landvoogdes kwam de edelen maar weinig tegemoet. Ze beloofde wel bij koning Filips II te zullen pleiten voor een aanpassing van de inquisitie. Voor de edelen was dit echter een te magere toezegging. Op 8 april bezochten ze de landvoogdes daarom opnieuw. Margaretha beloofde toen de wijzigingen direct door te voeren. De landvoogdes vreesde namelijk gewapend verzet. De zogenoemde hagenpreken, kerkdiensten in de open lucht waarin onder meer de katholieke kerk openlijk bekritiseerd werd, trokken in deze tijd namelijk veel – ook gewapende – toehoorders.
Door de toezegging van Margaretha van Parma hield de vervolging van ketters in vrijwel het gehele land op en werd het calvinisme vanaf dat moment geleidelijk aan openlijk gemanifesteerd. Het Compromis werd hierop opgeheven. De toename van het aantal calvinisten wekte echter de zorg van de centrale regering in Brussel. Margaretha besloot daarom gewapende troepen te formeren. Eventueel gewapend verzet van de protestanten wilde ze op die manier voor zijn.
Fragment uit het Smeekschrift der Edelen:
“Ter aenschou van ’t welk wy te meer oorsake hebben om uwer Hoogheit in aller ootmoedigheit te bidden (gelijk wy ook metter daet by dese tegenwoordige requeste doen) hier in wel te willen voorsien, en overmits niet weinig daer aen gelegen is, also heaest alst immer mogelijk is aen sijn Coninklijke Majesteit eenen nutten en bequamen persoon te senden en uit te maken, om de selve sulx te adverteren, en van onsent wegen in aller gehoorsaemheit bidden, dat hem believe hier in geheel en al voor nu en voor namaels te versien: maer mits ’t selfde niet geschieden en kan, also lange als de placcaten stand grijpen, en haer rigeur houden, aengesien dat den oorspronk van alle dese inconvenienten daer uit komen, dat de selve Coninklijke Majesteit gelieve te verstaen dat de voorsz placcaten geaboleert en te niete gedaen werden: want sulx sal bevonden worden van noden te zijn, om te beletten de bederffenisse en verlies van alle dese Nederlanden van herwaerts-over, en ook de reden en rechte gelijkmatig.
Beeldenstorm
Toen in augustus 1566 de Beeldenstorm uitbrak, kwam de zaak in een stroomversnelling. Margaretha ontving opnieuw afgevaardigden van het Compromis en zegde toe alle geloofsonderzoeken te staken als de leden van het Compromis beloofden op te treden tegen de beeldenstormers die in veel katholieke godshuizen de boel kort en klein sloegen. Hagenpreken waren voortaan toegestaan en de landvoogdes zegde eindelijk toe koning Filips II te vragen de Staten Generaal bijeen te roepen. Onder druk van de landvoogdes werd het Verbond der Edelen hierna ontbonden.
Filips II was van mening dat Margaretha van Parma veel te toegeeflijk was geweest en besloot korte metten te maken met de protestantse beeldenstormers. Hij stuurde een nieuwe landvoogd, de Hertog van Alva. Deze regeerde enige tijd met ijzeren hand en was vastbesloten de opstand in de Nederlanden hardhandig de kop in te drukken. Het werd oorlog…