Maatschappelijke organisaties
Maatschappelijk klimaat
In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw kende Nederland een politiek en maatschappelijk klimaat dat zeer afwijzend stond tegenover fascisme, racisme en discriminatie, maar ook tegenover critici van het immigratie- en integratiebeleid en de multiculturele samenleving als de CP en CD. Dit voor radicaal-rechts restrictieve maatschappelijke klimaat werd actief ondersteund en gevoed door maatschappelijke organisaties als de Anne Frank Stichting, het Nederlands Centrum Buitenlanders, vakbonden, kerken en organisaties van het voormalig verzet.
Acties tegen CP en CD
Deze maatschappelijke organisaties voerden op drie manieren actie tegen de CP en CD. De eerste manier was ‘informatie en voorlichting’. Ze gingen er van uit dat het overgrote deel van de kiezers op de CP en CD geen racist was, maar uit ontevredenheid op die partijen had gestemd. Informatie over die partijen en hun achtergrond zou deze kiezers weer op het rechte pad moeten brengen. Voorlichting zou er ook voor moeten zorgen dat het overgrote deel van de Nederlandse bevolking niet op die partijen zou gaan stemmen. Het streven was erop gericht de bevolking als het ware immuun te maken voor de standpunten van de CP en CD. De tweede manier was ‘ontmaskeren’. Maatschappelijke organisaties voerden rechtszaken tegen de CP en CD om zo het ‘ware’ (racistische) gezicht van die partijen te laten zien (zie daarover ook het artikel over ‘de rechtszaal’). De derde en laatste manier was ‘actie’. Maatschappelijke organisaties waren betrokken bij het organiseren van massademonstraties tegen die partijen, om zo te laten zien dat een groot deel van de Nederlandse bevolking tegen hen was.
De Anne Frank Stichting speelde vooral in de eerste helft van de jaren tachtig een belangrijke en centrale rol bij de bestrijding van de CP en CD. Ze was op een breed front actief: ze verstrekte informatie, spande rechtszaken aan en droeg bij aan het organiseren van demonstraties.
Reactie CP en CD
In reactie op de informatiestroom vanuit de maatschappelijke organisaties probeerden de CP en CD zelf de publieke opinie te beïnvloeden. Ze gebruikten daarvoor hun partijbladen en de zendtijd voor politieke partijen op radio en televisie; en als het meezat hadden ze free publicity in de media. Demonstraties van die partijen werden meestal door de gemeenten verboden uit vrees voor ongeregeldheden (we komen hier op terug in een volgend artikel). Verder probeerden ze een enkele keer zelf rechtszaken aan te spannen, zoals de CD deed tegen de Anne Frank Stichting.
Tot slot
Het effect van de bestrijding door maatschappelijke organisaties op de CP en CD was waarschijnlijk groot. Door het voor hen zeer restrictieve maatschappelijke klimaat waren die partijen en hun actieve leden binnen de Nederlandse samenleving in sterke mate geïsoleerd: actieve CP’ers en CD’ers moesten vrezen voor ontslag, vriendschappen met hen werden verbroken.
Media
Veel aandacht voor CP en CD
Na de verkiezingsnederlagen van de CD in 1998 schreef de Volkskrant dat die partij door de media te lang was genegeerd. Dat klopt niet. Er was in de kranten en weekbladen juist vrij veel aandacht voor de CP en CD, vooral in de jaren 1983-1984 en rond 1994. Die aandacht werd in 1983 en 1984 gestimuleerd door de angst voor de wederopstanding van het fascisme en voor de opkomst van de CP. Tussen 1992 en 1994 was dat eerst door het (toen gevoerde) maatschappelijk debat over het minderhedenbeleid en daarna door de hoge scores van de CD in de peilingen.
Die media-aandacht voor de CP en CD was wel bijna volledig gericht op voor die partijen negatieve aspecten. Dat blijkt uit een analyse van de beeldvorming van deze partijen in 75 langere artikelen uit kranten en weekbladen uit de jaren 1980 tot en met 2002. De partijen werden in de media veelvuldig getypeerd als racistisch of fascistisch, of als crimineel, of werden belachelijk gemaakt. Een meer positieve typering werd nauwelijks aangetroffen. Kortom, vrij veel maar vooral negatieve aandacht. Hierbij moet wel worden aangetekend dat de CP en CD met hun nationalistische en xenofobe propaganda, de vele interne conflicten en de controversiële uitspraken van Janmaat ook wel de nodige aanleiding gaven tot kritische berichtgeving.
De media hanteerden bij de bestrijding van de CP en CD twee manieren om de publieke opinie te beïnvloeden. De eerste was het verstrekken van informatie over racisme en discriminatie, en over de CP en CD. En de tweede was het ‘ontmaskeren van die partijen’; hierbij ging het erom hun ‘ware’ (fascistische, racistische, criminele) gezicht bloot te leggen.
Voorbeeld: media-aandacht voor de CD rond 1994
Vanaf begin 1994 kreeg de CD zeer veel media-aandacht. Enkele incidenten waar Janmaat bij betrokken was, kwamen toen uitvoerig aan de orde in kranten en weekbladen. Het begon met Janmaats cynische en botte commentaar bij het plotselinge overlijden van de minister van Binnenlandse Zaken, Ien Dales (PvdA) op 10 januari 1994. Hij zei toen tegen journalisten:
‘Ik zal er geen traan om laten. […] Ik hoop dat de hele PvdA haar spoedig volgt.’
Een paar weken later, op 22 januari 1994, verscheen een interview met Janmaat in Elsevier, waarin hij uitspraken met een mogelijk antisemitische lading deed over de minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin (CDA). Die zou volgens Janmaat moeten aftreden:
‘Dat de vader van Hirsch Ballin als jood voor de oorlog uit Duitsland is gevlucht kan ik wel begrijpen. […] Dat joden als nomaden rondtrekken wil ik ze niet kwalijk nemen, maar openbare functies mogen ze dan niet bekleden.’
Pas later bleek dat Janmaat de gewraakte uitspraken niet zo had gedaan; de journalisten hadden hem die woorden in de mond gelegd. Tot slot verschenen er in maart 1994, vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen, publicaties van maar liefst drie journalisten die ongeveer tegelijkertijd in de CD undercover waren gegaan. In enkele artikelen en in een televisie-uitzending openbaarden zij racistische uitspraken en criminele activiteiten van CD’ers. Als gevolg van de vele publiciteit over die incidenten ontstonden er conflicten in de CD waarover de media natuurlijk weer volop berichtten.
Interne debatten: dilemma
In het licht van het hiervoor geschetste media-offensief tegen de CD is de nogal tobberige toon in de debatten die journalisten onderling (bijvoorbeeld in hun vakbladen of op bijeenkomsten) voerden opmerkelijk. Die debatten nalezend ontstaat de indruk dat de media niet goed wisten hoe ze met de CP en CD moesten omgaan. Ze vroegen zich af wat te doen: moesten ze die partijen negeren, behandelen als elke andere partij, of juist de kritische confrontatie zoeken? Over die vragen is vanaf 1982, toen de CP in de Kamer kwam, tot het moment dat de CD in 1998 weer uit de Kamer verdween, voortdurend door journalisten gediscussieerd. Het dilemma waar ze voor stonden was duidelijk: journalisten wilden aan de ene kant nieuws brengen, maar aan de andere kant waren ze bang om Janmaat in de kaart te spelen. De tobberige toon in de debatten tussen journalisten werd wellicht nog versterkt doordat radicaal-rechts, ondanks de voortdurende en scherpe mediacampagne, in 1983-1984 en in 1992-1994 zo snel groeide. Misschien realiseerden journalisten zich ook dat ze zelf aan die groei hadden bijgedragen door zoveel te berichten over radicaal-rechts en zijn thema’s.
Reactie CP en CD
De CP en CD hanteerden twee manieren om zelf de publieke opinie te beïnvloeden. De eerste was (het kwam hiervoor al aan de orde) om hun eigen standpunten voor het voetlicht te brengen, bijvoorbeeld in de zendtijd voor politieke partijen. De tweede was om te proberen in het nieuws te komen door de eigen standpunten op uitdagende, provocerende wijze te formuleren of door hun (politieke) tegenstanders te pesten.
Tot slot
Die aanpak van de CP en CD was per saldo tamelijk succesvol, gezien de ruime bekendheid van Janmaat en van zijn belangrijkste politieke standpunten. In 1994 was hij zelfs een van de lijsttrekkers die de meeste bekendheid genoot, zo bleek uit opiniepeilingen. De vele aandacht voor de CP en CD in de media, met name in de jaren 1983-1984 en 1992-1994, heeft waarschijnlijk bijgedragen aan hoge scores in de peilingen en aan enkele verkiezingsoverwinningen. In die zin was media-aandacht zonder meer gunstig voor die partijen. Anderzijds heeft de vele negatieve publiciteit van begin 1994 een grote rol gespeeld bij de teloorgang van de CD in en na 1994. Het bekende adagium dat elke media-aandacht, positief of negatief, gunstig is voor een radicaal-rechtse partij – Janmaat geloofde hier ook in – gaat dus maar ten dele op. Als het nieuws te negatief wordt en taboes in de maatschappij raakt – in dit geval: antisemitisme en racistisch geweld – of als het nieuws over interne conflicten gaat, keert de publiciteit zich tegen de partij.
Boek: De bestrijding van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten (1980-1998)
Bronnen ▼
Dit boek is alleen nog in de ramsj of tweedehands te verkrijgen. Verder kan het worden gedownload