De CPN en de affaire-Ben Polak (1953)

Een ‘dokterscomplot’ in de CPN?
6 minuten leestijd
Ben Polak in 1986 (CC0 - Rob Bogaerts / Anefo - wiki)
Ben Polak in 1986 (CC0 - Rob Bogaerts / Anefo - wiki)

Eind 1952, begin 1953 was er sprake van een verscherping van het antisemitisme in de Sovjet-Unie en elders in Oost-Europa. In enkele Oost-Europese landen werden in het begin van de jaren vijftig (show)processen gevoerd tegen voormalige leiders, onder wie ook joden. Verder speelde in de Sovjet-Unie het zogenoemde ‘dokterscomplot’; de Pravda, de krant van de Russische communistische partij, schreef daarover op 13 januari 1953. Het zou gaan om een samenzwering van negen artsen, van wie zes van joodse afkomst – ook wel aangeduid als de ‘moordenaars in doktersjas’ –, met als doel het vermoorden van Sovjetleiders. Eén of meerdere leiders zouden al vermoord zijn; anderen zouden nog volgen.

“Polak had getwijfeld en was daarom onbetrouwbaar.”

Omdat het bij de genoemde (show)processen opmerkelijk vaak ging om personen van joodse afkomst waarschuwden verschillende westerse, ook Nederlandse, politieke partijen en kranten tegen opkomend antisemitisme in het Sovjetblok. De Waarheid, de spreekbuis van de Communistische Partij van Nederland (CPN), was het daar niet mee eens. Het ging niet om antisemitisme, zoals de anticommunistische pers beweerde, maar om het ontmaskeren van vijanden van het communisme die voor Britse en Amerikaanse spionagediensten werkten. De Waarheid:

‘Men vervolgt geen rassen of godsdiensten daarginds. Men straft verraders en men kijkt daarbij niet hoe hun grootvaders heetten’.

Later schreef de krant dat het niet ging om antisemitisme, maar om antizionisme:

Lenin en Stalin hebben altijd het zionisme verworpen, als een opvatting die schadelijk is voor de arbeidersbeweging’.

Stalin zag volgens de krant het zionisme als een nationalistische en kapitalistische beweging die een schadelijke invloed uitoefende, omdat het de scheidslijn tussen kapitalisten en arbeiders (de klassenstrijd dus) verdoezelde.

De zaak-Polak

De arts Ben Polak (1913-1993) was een prominent CPN’er van joodse afkomst uit Amsterdam. Hij was begin 1953 lid van de gemeenteraad van Amsterdam en lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. In de auto onderweg naar een vergadering van Provinciale Staten had hij tegenover zijn fractiegenoot Esther Teeboom zijn twijfel geuit over berichten uit de Sovjet-Unie over het complot van de Russische artsen. Polak zou tegen Teeboom hebben gezegd dat hij op basis van de berichtgeving in de Pravda ‘wel een politieke maar geen medische uitleg’ kon geven aan het gebeuren. Volgens hem kón het verhaal over die Russische artsen gewoon niet kloppen. Zo werkte het niet in een ziekenhuis: voor zo’n samenzwering had je – gegeven de taakverdeling in een ziekenhuis – veel meer mensen nodig, naast artsen bijvoorbeeld ook verpleegsters.

Paul de Groot in 1967 (CC0 - Anefp - Ben MErk - wiki)
Paul de Groot in 1967 (CC0 – Anefp – Ben MErk – wiki)
Teeboom briefde de twijfel van Polak diezelfde avond nog over aan Paul de Groot, de secretaris-generaal van de CPN en daarmee de machtigste man van de partij. Die ondernam meteen actie. Tijdens de spoedvergadering van het CPN-partijbestuur op 6 maart 1953 naar aanleiding van het overlijden van Stalin, kwam ook de positie van Polak aan de orde. Die moest – zo besloot het bestuur – zijn raads- en Statenlidmaatschap neerleggen; verder zou er een royementsprocedure in gang gezet worden.

In De Waarheid van 7 maart stond dat het ter kennis van het CPN-bestuur gekomen was dat Polak zich bezig had gehouden met ‘achterbaks gewroet in de partij’. Hij had geprobeerd ‘enkele partijgenoten van joodse afkomst op te zetten tegen de partijleiding en het optreden van de Sovjet-Unie’. Hij trachtte twijfel te zaaien aan de juistheid van de berichtgeving vanuit de Sovjet-Unie over de misdaden van de ‘sluipmoordenaars in doktersjas’. En hij deed dat op een moment dat de Sovjetleiding door ‘Amerikaanse oorlogsvoorbereiders en hun Nederlandse agenten’ van antisemitisme werd beschuldigd. In dezelfde krant werd tevens – in de beste communistische traditie – de aanval geopend op de persoon Polak: hij had foute standpunten, dus deugde hij niet en dus had hij nooit gedeugd.

Waar werd Polak nog meer van beschuldigd? In de eerste plaats was hij te weinig actief in de partij. Ook had hij kort daarvoor deelgenomen aan een bijeenkomst bij de historicus Jan Romein, een ‘bekende tegenstander van het communisme’, waar de ‘oorlogs-hitser’ Lucas van der Land, een journalist van Het Vrije Volk, een inleiding hield over het toenemende antisemitisme in de Sovjet-Unie. Verder had hij in gesprekken met partijgenoten het bestuur aangevallen; dat zou ‘onbekwaam’ zijn. En tot slot onderhield hij foute vriendschappen, onder meer met mensen die tot de zogenoemde ‘juli-oppositie’ van 1945 hadden behoord. Die verzette zich medio 1945 tegen het plan van De Groot de CPN op te laten gaan in een brede progressieve beweging. Het bestuur van het CPN-district Amsterdam had dan ook geconcludeerd dat Polak noch in politiek noch in persoonlijk opzicht vertrouwen verdiende; hij zou als volksvertegenwoordiger moeten opstappen.

Polak legde daarop al zijn vertegenwoordigende functies neer. Enige tijd later werd hij geroyeerd als lid van de CPN. Maar een royement alleen was kennelijk niet genoeg voor het partijbestuur. Het probeerde Polak ook verder dwars te zitten door aan zijn (communistische) patiënten te vragen om een andere, meer betrouwbare arts te zoeken. Ook Henk Gortzak, toen voorzitter van de CPN-fractie in de Tweede Kamer, kreeg dat te horen, maar die weigerde. In zijn autobiografie schreef Gortzak dat andere partijgenoten wel van huisarts waren veranderd.

Rehabilitatie Polak

Embleem gebruikt door de CPN tussen 1947 en 1949
Embleem gebruikt door de CPN tussen 1947 en 1949
Eind maart 1953, enkele weken na de dood van Stalin, trokken de nieuwe leiders van de Sovjet-Unie de aanklachten tegen de negen artsen in en werden ze gerehabiliteerd; op 6 april werd dit officieel bekend gemaakt.

Deze rehabilitatie leverde een probleem op voor de CPN-leiding: wat te doen met de net geroyeerde Polak? Pas half november – ruim zeven maanden na de rehabilitatie van de Moskouse artsen – kwam het partijbestuur tot de conclusie dat Polak gerehabiliteerd moest worden. Het bestuur stelde vast dat er geen sprake was van ‘enigerlei verraderlijk optreden’ en dat Polak niet het doel had ‘de Partij schade te berokkenen’. Hij mocht weer lid worden van de CPN, maar hij moest wel erkennen dat hij ‘ernstige politieke fouten’ had gemaakt. Omdat Polak daartoe bereid was stelde het bestuur aan de betrokken afdeling voor het royement op te heffen. Dat gebeurde begin december 1953.

Waarschijnlijk vond het partijbestuur dat het iets goed te maken had, want een paar jaar later, eind mei 1956, bleek Polak voor de CPN kandidaat te staan voor de Eerste Kamer. In oktober werd hij verkozen. In de korte biografie van Polak die De Waarheid bij die gelegenheid afdrukte werd in het geheel niet ingegaan op de royementsaffaire.

Terugkijkend

Polak werd in 1984 geïnterviewd voor een boek over de destalinisatie van de CPN. Hij zei toen dat hij rond 1953 geen fanatieke partijganger meer was. Hij stond nog achter het principe (het marxisme), maar ‘ik vond die Nederlandse communisten zo stom. Ik vond het een stelletje onontwikkelde lieden’. En de partijtop omschreef hij als ‘een stelletje incompetente voorbijgangers’. Hij was een buitenstaander geworden: ‘Ik geloofde er nog wel in, maar ik ging niet meer naar de kerk’. Hij deed zijn werk in de raad en de Staten, ‘maar verder wilde ik geen flikker met hen te maken hebben’.

Waarom wilde Polak dan toch weer lid worden van de CPN? Hoe was het mogelijk dat een verstandig mens zich vernederde – door toe te geven fouten te hebben gemaakt – om zo terug te kunnen keren in een partij, waarvan hij vond dat de leiding uit onbenullen bestond? Polak zelf zei: ‘Ik vond dat ze toegaven dat ze ongelijk hadden gehad’ (namelijk door hem weer terug te nemen). De belangrijkste reden lijkt mij dat er voor Polak – die zijn hele leven een orthodoxe communist is gebleven – geen leven denkbaar was buiten de CPN.

Het ging bij het royeren van Polak niet, zoals in het Sovjetblok, om antisemitisme. Wel ging het bij CPN-leider Paul de Groot om wantrouwen, onder meer tegen intellectuelen. Hij had een hekel aan hen omdat ze niet volgzaam genoeg waren, omdat ze zelf nadachten, omdat ze zo nu en dan twijfelden aan berichten vanuit de Sovjet-Unie of van hun eigen partijleiding. Polak had getwijfeld en was daarom onbetrouwbaar, en dat was de reden voor zijn royement.

~ Jan de Vetten

Dit artikel maakt onderdeel uit van de serie De CPN in de Koude Oorlog

Lees ook: Communistische Partij van Nederland (CPN) – Een korte geschiedenis

Bronnen

Bronnen
– Divendal, Joost, Arnold Koper en Max van Weezel (eds.), De moeizame destalinisatie van de CPN (1984).
– Gortzak, Henk, Hoop zonder illusies. Memoires van een communist (Amsterdam 1985).
– Verrips, Ger, Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991 (Amsterdam 1995).

Verder:
– Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Archief CPN.
– De Waarheid

Jan de Vetten is historicus, afgestudeerd in Leiden in 1981. In 2016 promoveerde hij in Leiden op zijn proefschrift: In de ban van goed en fout. De bestrijding van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten (1980-1998). Het boek is uitgegeven bij Prometheus, Amsterdam. Momenteel doet hij onderzoek naar de omgang met en bestrijding van links- en rechts-radicale partijen.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×