Dark
Light

Culturele invloed van de Hugenoten

Een Europese massa-migratie
9 minuten leestijd
Vassili Polenov, Arrestatie van een vrouwelijke Hugenoot, 1875
Vassili Polenov, Arrestatie van een vrouwelijke Hugenoot, 1875

Vandaag roept het woord ‘vluchteling’ beelden op van overvolle, gammele bootjes of van tentenkampen, de verschrikkelijke gevolgen van economische en politieke instabiliteit. Het Engelse woord voor vluchteling, refugee, is echter het gevolg van één Europese massa-migratie: de vlucht van de Hugenoten uit Frankrijk. Vanaf de jaren 1680 verspreidden tussen de 200.000 en 600.000 Fransen zich over Europa en verder.

In hun nieuwe thuishavens ontmoetten ze de afstammelingen van eerdere religieuze migraties van de Franssprekende Walen en de bannelingen van de Franse oorlogen. In de gebieden van diaspora kregen de Hugenoten verschillende namen, waaronder fugitive, exilé en étranger, maar in Engeland was het meest gebruikelijk réfugié, verbasterd tot refugee (in Nederland werden de Hugenoten gerefugeerden genoemd). Deze periode was het hoogtepunt van wat de tijd van ‘religieuze zuivering’ genoemd kan worden, en het was de laatste exodus voor de enorme vluchtelingenstromen van de late negentiende eeuw.

Lodewijk XIV
Lodewijk XIV
Wie waren de Hugenoten? En wat voor impact hadden ze op het culturele leven in Europa? Het standaardverhaal, ontstaan gedurende het lange ballingschap, gaat meestal als volgt: de Hugenoten waren Franse calvinisten die, uit Frankrijk verjaagd door Lodewijk XIV, een diaspora ontwikkelden die sterk bijdroeg aan de wetenschap en handel. Ze brachten hun taal mee – die de lingua franca werd van de achttiende eeuw –, hun rotsvaste geloof en hun ervaringen met vervolging. Ook namen ze hun (zeer ontwikkelde) kwaliteiten mee: Hugenoten introduceerden innovaties in de textielindustrie, horlogevervaardiging, glasblazerijen, metaalwerk en diverse andere sectoren. En, hoewel ze de kern van hun Franse identiteit overeind hielden integreerden de Hugenoten makkelijk in hun nieuwe maatschappij, en gingen deel uitmaken van het nieuw-verlichte Europa dat individuele vrijheid en collectieve rechten hoog in het vaandel had.

Maar wat betekende het om Frans te zijn? Zoals veel identiteiten ontstond die van de burger uit de typisch vroegmoderne redenering van onverenigbaarheid: ongewenste eigenschappen konden geen deel uitmaken van de identiteit van de burger. Rond 1685 konden Franse burgers dus alleen maar Rooms-katholiek zijn. Dit was een klap in het gezicht van de Franse protestanten, die lang hadden kunnen gebruikmaken van de geloofsvrijheid die was vastgelegd in het Edict van Nantes. Dit verdrag stond het protestanten toe hun geloof te belijden, zo lang de koning het behaagde. Het edict werd afgekondigd in 1598, toen Hendrik IV vond dat Parijs ‘wel een mis waard was’ en Rooms-katholiek werd, maar nog steeds sympathie koesterde voor zijn voormalige protestante broeders.

De opvolgers van Hendrik IV waren echter niet zo begaan met de protestanten. Het langzaam aan inperken van de vrijheid van de Hugenoten nam sterk toe onder Lodewijk XIV, die de status van de Hugenoten reduceerde tot die van in het buitenland geboren vreemdelingen. Het meest schokkend voor protestant Europa was wel het feit dat de confrontaties steeds gewelddadiger werden, met ‘gelaarsde missionarissen’ die onder dreiging van geweld hele bevolkingen dwongen zich te bekeren. De angst voor geweld, gepaard met verlies van eigendom en veestapels, noopte vele Hugenoten op elke mogelijke manier het Franse koninkrijk te verlaten, ook al werd dat door de koning streng verboden. Wie gesnapt werd kon rekenen op zware straffen, waaronder opsluiting in vrouwenkloosters en levenslange ‘dienst’ op de galjoenen van de koning.

Een massale vlucht

Tegen de tijd dat in 1685 het Edict van Fontainebleau werd afgekondigd (dat het Edict van Nantes nietigverklaarde), lijkt het erop dat Lodewijk XIV ervan overtuig was dat zijn bekeringscampagnes succesvol waren en zijn hele koninkrijk Rooms-katholiek was. Het geloof in La France toute catholique had een uitgesproken negatieve impact op de relatie van Frankrijk met zijn buren. In werkelijkheid hadden vele van Lodewijks onderdanen zijn land verlaten om in vriendelijker oorden te worden opgevangen, en velen zouden hen volgen. De meeste Hugenoten kwamen terecht in protestante buurlanden van Frankrijk, met de Republiek der Nederlanden en Engeland als de meest prominente centra. De Republiek telde aan het einde van de zeventiende eeuw tussen de 50.000 en 70.000 vluchtelingen onder haar bevolking van in totaal twee miljoen mensen, met een piek in 1686. Voor de Hugenoten werden tussen 1682 en 1689 33 Franse kerken gesticht. Engeland ontving de eerste migranten in de jaren 1670, met een piek in 1687, met ongeveer dezelfde aantallen als de Republiek. Tegen 1700 waren er 47 kerken van Hugenoten in Engeland.

“Veel Europese staten stuurden headhunters erop uit om ideale vluchtelingen te rekruteren.”

De protestante landen gingen zelfs een soort wedstrijd aan wie de meest ‘kwalitatieve’ vluchtelingen kon ontvangen, en boden extraatjes om hen te lokken. Regenten zagen hun antwoord op de benarde situatie van de Hugenoten ook als manier om commerciële ondernemingen te starten, met als achterliggend doel economische expansie. De nieuwe immigranten zouden, zo hoopten ze, nieuwe productiemethodes en handelsconnecties met zich meebrengen. Ook werd verondersteld dat de Hugenoten het culturele leven van hun gastheren zouden verrijken. Veel van de eerste vluchtelingen waren ook daadwerkelijk hoogopgeleide, zelfverzekerde mensen van goeden huize. Veel Europese staten stuurden headhunters erop uit om ideale vluchtelingen te rekruteren: in de zomer van 1686 bijvoorbeeld werd minister Jacques Abbadie opgedragen door de keurvorst van Brandenburg hooggekwalificeerde vakmensen en handelaren uit Amsterdam te werven. Abbadie raporteerde dat onder de ‘arme vluchtelingen die zichzelf in de armen van liefdadigheid werpen’ er een aantal waren die ‘noch vakman noch handelaar zijn, maar geletterden; sommigen met niets, sommigen met geld, die graag willen weten wat er voor hen kan worden gedaan’. De keurvorst accepteerde deze gens de lettres, en zo werd de Académie de Berlin geboren.

Een van de belangrijkste effecten van deze grote migratiegolf was het betwisten en herconfigureren van wat typisch Frans was. De vluchtelingen boden een alternatief model voor ‘het Franse’, een die weinig te maken had met de Franse staat. Op deze manier konden culturele producten uit Frankrijk, zoals muziek, literatuur, kunst, mode en etiquette makkelijker worden overgenomen door de lokale bevolking waarmee de Hugenoten in aanraking kwamen, en zo worden geïnternationaliseerd. Er kwam een bloei aan interesse in Franse muziek, opera, dans en theater, zelfs onder populaties die eigenlijk in oorlog waren met het land Frankrijk.

Titelpagina van Peter Motteux, Thomyris, Queen of Scythia, Londen 1707
Titelpagina van Peter Motteux, Thomyris, Queen of Scythia, Londen 1707
Drie korte voorbeelden demonstreren de impact die de Hugenoten hadden op het culturele leven. Terwijl hun carrières uiteindelijk zeer uiteen liepen, deelden deze drie mensen de ervaring van het vluchten uit Frankrijk, in 1686, met duizenden anderen in wat het belangrijkste jaar van de Grand Refuge genoemd zou worden. Elk op hun eigen manier gaven de drie hun leven en carrière vorm in hun nieuwe land, en pasten ze hun talenten zo toe dat ze grote invloed hadden op muziek en theater.

Pierre Antoine (Peter Anthony) Motteux

In het voorjaar van 1686, toen ook Lully’s Cadmus et Hermione werd opgevoerd voor een select gezelschap in het Cockpit Theatre in Londen, verkreeg Pierre Antoine Motteux uit Rouen de Britse nationaliteit. Zoals zoveel anderen had Motteux Londen gekozen als toevluchtsoord, omdat er al familieleden van hem woonden. De taal leerde hij snel: het lijkt erop dat hij geen Engels sprak toen hij arriveerde, maar tegen 1691 had hij een carrière opgebouwd als schrijver in de taal van zijn nieuwe land. Zijn huwelijk met een Engelse, hetzelfde jaar, heeft daar vermoedelijk bij geholpen. Zijn populaire tijdschrift, The Gentleman’s Journal, bevatte recensies van het theater- en muziekleven in Londen en verder. Nadat zijn reputatie als journalist gevestigd was, ging Motteux libretti en toneelstukken schrijven, onder de naam Peter Anthony Motteux. Zijn vaste partner voor de muziek was John Eccles. Samen schreven ze een aantal toneelwerken, waaronder Europe’s Revels for the Peace (1697). Deze productie ‘bejubelde’ het Verdrag van Rijswijk, dat door veel Hugenoten werd gezien als tegenslag, omdat er geen enkel gewag van werd gemaakt de religieuze vrijheid in Frankrijk te herstellen. Motteux was ook van belang bij de preparatie van de eerste compleet gezongen opera’s in Londen; bijna alle vroege vertalingen van Italiaanse opera’s in het Engels zijn van zijn hand. Motteux trok zich terug uit de theaterwereld toen Italiaanstalige opera ging domineren. Zijn onfortuinlijk overlijden, veroorzaakt door een erotische verstikking in een Londens bordeel, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de wat negatieve geschiedschrijving over hem in latere jaren. Het kan echter niet worden ontkend dat deze ex-Fransman een van de belangrijke figuren was bij de introductie van de opera in Engeland.

Daniël Marot

Daniël Marot, aan de andere kant, staat nog altijd in hoog aanzien waar het zijn fundamentele bijdragen aan kunst en architectuur betreft. Hij werd in 1661 in Parijs geboren en kwam uit een bekende familie van schilders en architecten, waarvan velen connecties met het hof hadden. Marot studeerde bij de grote Jean Bérain, de belangrijkste toneelontwerper in Frankrijk. In 1681 maakte de jonge Marot de gegraveerde titelpagina van Lully’s opera-ballet Le Triomphe de l’Amour, naar ontwerp van Bérain. Maar zoals zoveel van zijn Hugenoten-broeders ontvluchtte Marot Frankrijk in 1686. Hij ging eerst naar Amsterdam, waar hij een Hollands meisje van Waalse komaf trouwde, en daarna naar Den Haag. Al gauw trok zijn werk de aandacht van Stadhouder Willem III en zijn vrouw prinses Mary, die hem een aantal projectopdrachten gaven in de Republiek der Nederlanden, en nadat Willem en Mary de Engelse troon hadden overgenomen, ook in Engeland. Aan hun steun heeft Marot het waarschijnlijk te danken dat hij, nadat het schip waarmee hij in 1694 het Kanaal wilde oversteken door de Fransen in beslag werd genomen, snel werd vrijgelaten. Elke andere verstokte Hugenoot zou naar de gevangenis of de galjoenen zijn gestuurd.

Daniel Marot, decorontwerp Palais du fleuve sangar
Daniel Marot, decorontwerp Palais du fleuve sangar

Marot is vooral bekend om zijn prachtige architectuur, waarvan er nog talloze voorbeelden te vinden zijn: Willems paleis Het Loo, de Trèveszaal van het Binnenhof, Paleis Kneuterdijk (ontworpen voor de familie Van Wassenaer Obdam), en inderdaad; Boughton House, het huis van de hertogen van Buccleuch en Queensberry, dat dit jaar de speciale partner is van het Festival Oude Muziek Utrecht. Minder bekend is Marots bijdrage aan decorontwerp voor de opera. In de voetstappen van zijn leraar Bérain ontwierp Marot in de eerste jaren van de achttiende eeuw decors voor de Franse Opera in Den Haag. Zes van deze ontwerpen, in 1712 door Marot gepubliceerd, bestaan nog. De decors, met beeldende titels als ‘Prison d’Amadis’ en ‘Palais du fleuve Sangar’ zijn duidelijk bestemd geweest voor opera’s die in 1701 en 1702 in Den Haag werden opgevoerd, waaronder Lully’s Atys, Persée en Amadis – waarschijnlijk tot plezier van de vele vluchtelingen die op dat moment in Den Haag woonden.

Estienne Roger

“De realisatie dat mensen die beweerden religieuze vluchtelingen te zijn nu economische migranten waren, zorgde voor nieuwe wetgeving in heel Europa die ervoor zorgde dat grenzen werden gesloten en nationale identiteiten werden vastgelegd.”

De opvallendste bijdrage aan de muziek was die van Hugenoot en uitgever Estienne Roger. Hij kwam uit Caen en vluchtte in 1686 naar Amsterdam. Hij raakte al snel betrokken bij de uitgeverswereld en werd in het vak opgeleid door Antoine Pointel, zelf half-Hugenoot. Pointel had zich al vroeg gespecialiseerd in de muziekdruk, waarin Roger uiteindelijk zou excelleren. Tegen 1696 had Roger zijn eigen zaak. Hoewel hij ook in boeken handelde, werd Roger het best bekend om zijn goedkope, gegraveerde edities van de nieuwste en beste muziek uit heel Europa. Roger had een breed netwerk aan vrienden, familie en landgenoten dat hem in staat stelde een Europa-wijd systeem aan marketing en distributie op te zetten. Ook bedacht hij wat gezien kan worden als het eerste mailordersysteem om in het buitenland boeken te bestellen, waarbij hij geholpen werd door de ontwikkeling van de eerste internationale geldwisselbanken (waarvan er veel door protestante handelaren werden opgezet). Rogers contacten zorgden niet alleen voor een wijde verspreiding van zijn publicaties, ook hielpen zij hem aan de uitstekende reputatie die ervoor zorgde dat componisten als Corelli en Vivaldi hun muziek bij hem lieten drukken. Zodoende was het niet Italië of Frankrijk, maar Amsterdam waar de beroemdste componisten naartoe kwamen.

Van vluchteling naar immigrant

Rogers publicaties en Marots ontwerpen vonden een publiek dat zelf in beweging was. Tegen het einde van de zeventiende eeuw werden er geen extraatjes uitgedeeld om Hugenoten te lokken. Hun gastheren realiseerden zich dat sommige Hugenoten misbruik maakten van de hulp die hen werd geboden door telkens van plaats naar plaats te reizen en te doen alsof ze net uit Frankrijk kwamen. De realisatie dat mensen die beweerden religieuze vluchtelingen te zijn nu economische migranten waren zorgde voor nieuwe wetgeving in heel Europa die ervoor zorgde dat grenzen werden gesloten en nationale identiteiten werden vastgelegd. In 1709 verscheen het resultaat van de allereerste pan-Europese samenwerking op het gebied van immigratiepolitiek: de Algemene Akte van Naturalisatie. Voor veel Hugenoten betekende deze akte, gekoppeld met het verlies van de protestantse belangen in de vredesverdragen die in Rijswijk in 1697 en in Utrecht in 1713 werden getekend, dat hun ballingschap permanent zou zijn. Vanaf dit moment was het geen kwestie meer van wachten op terugkeer naar Frankrijk, maar een kwestie van permanente integratie in de gastlanden. Wat bleef, was de herinnering aan Frankrijk, en de ontegenzeggelijke transformatie van het culturele leven in de diaspora.

~ Festival Oude Muziek – Rebekah Ahrendt

×