Eind negentiende eeuw was Cyprus een luilekkerland voor archeologen en handelaren. Ze verkochten de buit die de opgravingen opleverden aan buitenlandse verzamelaars en musea. Het culturele erfgoed van het eiland in de noordoosthoek van de Middellandse Zee raakte zo verspreid over de hele wereld. Het gevaar was niet denkbeeldig dat nog veel meer kunstschatten zouden verdwijnen.
De Ottomaanse regering van het eiland, onderdeel van het van oorsprong Turkse bewind dat tussen 1299 en 1922 de macht had in Zuidoost-Europa, kondigde in 1869 een wet uit die eiste dat het opgraven en verhandelen van oudheden voortaan van overheidswege goedgekeurd moest worden. Door de opening van het Suezkanaal in 1869 nam het strategisch belang van Cyprus toe. In 1877 kwamen Groot-Brittannië en Rusland in oorlog met het steeds zwakker wordende Ottomaanse Rijk. De Britten bezetten het eiland. In 1925 werd Cyprus een Britse kroonkolonie.
Toen in 1884 de export helemaal verboden werd, stelde de naleving weinig voor. De uitvoer van oudheden ging vrijwel ongehinderd door. Wel ontstond een publiek debat over de behoefte aan een centraal museum, om de oudheden voor het eiland te bewaren, de belangstelling voor de rijke geschiedenis van het eiland aan te wakkeren en toeristen te trekken. In 1889 werd het Cyprus Museum in Nicosia gerealiseerd.
Cyprus in Leiden
Nooit eerder leende Cyprus aan een buitenlands museum zoveel archeologische voorwerpen uit als deze winter aan het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Onder het motto Cyprus in beweging wordt in een grote tentoonstelling de 9000 jaar oude geschiedenis van één van de belangrijkste kruispunten van oude culturen in de Middellandse Zee toegelicht met een selectie van 400 archeologische topstukken, waarvan 300 afkomstig uit Cyprus’ eigen nationale collecties.
De beweging van Cyprus wordt in Leiden geïllustreerd in een indrukwekkend decor van enorme, kunstzinnige landschapsfoto’s, manshoge beeldhouwwerken en portretten van marmer en terracotta, fantasierijk aardewerk met gezichtjes en dierfiguren, luxe importgoederen uit het Nabije Oosten en Egypte, grote bronzen ketels en wapens, een zeer gevarieerde collectie kunstvoorwerpen, kleurige mozaïeken, gouden sieraden en een met zilver ingelegde troon. Het is een mix van binnen- en buitenlandse culturen, want de bevolking was een smeltkroes van de oorspronkelijke bewoners, vermengd met Anatoliërs, Feniciërs, Egyptenaren en Grieken, die afwisselend een al dan niet stevig stempel drukten op de cultuur van het eiland.
Plundering van oudheden
In de middeleeuwen was Cyprus een pleisterplaats voor pelgrims op weg naar het Heilige Land, die in hun verslagen ook de vele oudheden op het eiland memoreerden. De Nederlandse schilder, reiziger en schrijver Cornelis de Bruijn (1652-1727) bezocht het eiland in 1706 tijdens een lange reis door Europa en het Nabije Oosten. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw groeide de interesse voor Cyprus en vonden lokale grafrovers in toenemende mate een afzetmarkt voor hun buit.
Een schokkende hoeveelheid van 35.000 Cypriotische oudheden werd in 1875 naar Amerika verscheept door generaal Luigi di Cesnola, die vanaf 1865 Amerikaans consul op Cyprus was. Op zijn initiatief werden op verschillende plekken van het eiland grootschalige opgravingen verricht. Hij verkocht de opbrengsten aan de stad New York op voorwaarde dat hij directeur mocht worden van het nieuwe kunstmuseum, het Metropolitan Museum of Art. Het was de ‘meest omvangrijke, systematische plundering van oudheden in de geschiedenis van het eiland’, die mogelijk was doordat ambtenaren en bankiers van de nieuwe Britse kolonie het voorbeeld van de generaal graag volgden.
Engelse wetenschappers deden opgravingen op verschillende sites, zoals Salamis, Enkomi en Marion. Hun verslagen waren aanvankelijk niet erg wetenschappelijk, maar hun duizenden vondsten vonden een weg naar de grote musea van Engeland. Tot Sir John Myres, een geleerde uit Oxford, wetenschappelijke verslagen schreef van zijn archeologisch veldonderzoek en zijn kennis beschikbaar stelde aan het Cyprus Museum. Hij stelde in 1896, samen met archeoloog Max Ohnefalsch-Richter, een classicus uit Berlijn die overigens ook handelde met musea over de hele wereld, de eerste catalogus samen van de collectie van het Cyprus Museum.
Wetenschappelijke opgravingen
Tussen 1927 en 1931 vonden de eerste wetenschappelijke opgravingen op Cyprus plaats, onder leiding van de Zweed Einar Gjerstad. Er werden meer dan twintig sites onderzocht en het werk werd uitvoerig gedocumenteerd. Eén van de meest spectaculaire opgravingen was het vrijwel onverstoorde archaïsche heiligdom van Ayia Irini. Duizenden beelden van adoranten (vereerders) werden hier in hun oorspronkelijke context aangetroffen, wat zeer uitzonderlijk was. Overigens werden de vondsten nog, geheel volgens de afspraken, gelijkelijk verdeeld tussen Zweden en Cyprus.
Een nieuwe oudhedenwet van 1935 reguleerde alle archeologische activiteiten op het eiland. Er kwam een Departement van Oudheden ter bescherming van de oude monumenten. Het Cyprus Museum werd een overheidsinstelling en nieuwe lokale musea werden opgericht om na de onafhankelijkheid in 1960 alle vondsten uit de vele opgravingen op het eiland te huisvesten. Intussen wordt een nieuw Cyprus Museum gebouwd.
Ronde huizen in Khirokitia
De site Khirokitia in het district Lamaca, op de hellingen van het Troödosgebergte, staat bekend als één van de belangrijkste en best bewaarde prehistorische nederzettingen in het oostelijke Middellandse Zeegebied. De nederzetting werd gesticht in het zevende millennium voor Christus, door volkeren van het vasteland. Kenmerkend zijn de ronde huizen, omgeven door een muur, waardoor controle over het komen en gaan van mensen mogelijk was. De complexe architectuur is uniek voor Cyprus en het Nabije Oosten en een aanwijzing voor een centraal georganiseerde samenlevingsvorm. Rond 5500 v.Chr werd de stad om onnaspeurbare redenen plotseling verlaten. In 1934 werd de site herontdekt. Khirokitia wordt nu aangemerkt als Unesco-werelderfgoed.
Zo hebben alle belangrijke sites op Cyprus hun eigen kenmerken. Kition aan de zuidkust werd tussen de dertiende en elfde eeuw v.Chr. bewoond door Myceense immigranten, in de tiende eeuw gekoloniseerd door Feniciërs en blijkt aan de hand van muntenvondsten vanaf 545 v.Chr. onder Perzisch gezag te staan. De stad had twee havens, voor de oorlogsvloot en voor handelsactiviteiten. Tijdens illegale opgravingen in de achttiende en negentiende eeuw werd onder meer de beroemde Assyrische stèle van koning Sargon II gevonden, die nu in Berlijn is tentoongesteld. Het RMO moet het met een afgietsel doen.
Neo Paphos werd aan het einde van de vierde eeuw gesticht en was langdurig de Ptolemaeïsche hoofdstad van Cyprus, totdat de Romeinen in 30 v.Chr. de macht overnamen en Neo Paphos de hoofdstad van een provincie werd. De Romeinse magistraten versierden hun huizen met prachtige mozaïeken en wandschilderingen.In de stad stond later ook één van de belangrijkste christelijke basilica’s van het eiland.
Kourion, aan de westkust van het eiland, was één van de Cypriotische koninkrijken. De stad is bekend vanwege het theater uit de tweede eeuw v.Chr. dat plaats bood aan 3500 toeschouwers, en de grote hoeveelheid Romeinse mozaïeken uit de vierde eeuw n.Chr.
Aphrodite, godin van de liefde
Amathus aan de zuidkust bloeide vooral in 750-475 v.Chr., dankzij handelscontacten met het Egeïsche gebied en de kuststrook van Syrië en Palestina. De stad was beroemd om haar Tempel van Aphrodite, waarin votiefgaven (dankbaarheidsbetuigingen) zijn aangetroffen uit de achtste eeuw v.Chr. Volgens de legende was dit de plek waar de spelen werden gehouden: atleten streden er door op wilde zwijnen te jagen, in atletiekwedstrijden en zang en dans ter ere van Adonis. Veel vondsten kwamen terecht in het Victoria and Albert Museum in Londen, in Dublin en in Edinburg.
Aphrodite speelt een bijrol in de tentoonstelling over Cyprus, vooral in de audiotour waarmee kinderen hun weg kunnen vinden tussen de archeologische voorwerpen. Volgens een legende werd ze geboren uit het schuim van de zee bij Cyprus. Ze was godin van de liefde en de mooiste van alle Griekse godinnen.
De site Palaepaphos, het huidige Kouklia in het zuidwesten, was sterk verbonden met de oude cultus van de ‘Grote Godin’. Myceense immigranten, die in de twaalfde eeuw v.Chr. naar het eiland kwamen, associeerden hun lokale vruchtbaarheidsgodin met Aphrodite en ook hier verrees voor haar een tempel, die tot de belangrijkste van de antieke wereld behoorde. De tempel wordt genoemd in teksten van Homerus en andere antieke auteurs en was waarschijnlijk het centrum van rituelen rond vruchtbaarheid. De cultus van Aphrodite bleef bestaan tot in de vierde eeuw n.Chr., toen Cyprus zich bekeerde tot het christelijke geloof. Ook de site van Palaepaphos behoort tot het Unesco-werelderfgoed.
Welvaart door winnen koper
Cyprus ligt centraal in het oostelijk Middellandse Zeegebied. Die ligging was bepalend voor de geschiedenis van het eiland. Er was een voortdurende beweging van mensen, ideeën en goederen, die leidden tot een wisselwerking tussen Cyprus en de omliggende culturen. Het eiland kende in de oudheid welvaart door de winning van koper; de naam Cyprus is afgeleid uit waarschijnlijk een Grieks woord voor koper.
De eerste bewoners kwamen rond 10.000 v.Chr naar het eiland. Ze kwamen met kano’s uit Anatolië, het huidige Turkije, op 60 kilometer afstand. Aanvankelijk maakten ze alleen maar jacht op vogels, reptielen en vis. Tijdens de kopersteentijd ontstonden rond 100 dorpen, wat wijst op een grote groei van de bevolking.
Door de geologische en seismische activiteit ontstond op Cyprus een uniek landschap. Het indrukwekkende Troödosgebergte midden op het eiland is vulkanisch van oorsprong. Het kopererts in het gebergte is de bron van de enorme welvaart die het eiland kenmerkte. Door toevoeging van tin kon van koper brons van worden gegoten. Er is een veelheid aan steensoorten te vinden, waarvan al in de prehistorie werktuigen en beeldjes werd gemaakt.
Volgens literaire bronnen bestond Cyprus in het eerste millennium v.Chr. uit tien koninkrijken, die elk een deel van het Troödosgebergte exploiteerden. Via de havens waren er contacten met de rest van de Middellandse Zee. In 707 v.Chr. gaven de Cypriotische koningen, op audiëntie bij de Assyrische heerser Sargon II, hun zelfstandigheid op in ruil voor een zekere mate van autonomie.
In 294 v.Chr. werd Cyprus door Ptolemaeus I bij Egypte gevoegd. In 31 v.Chr. kwam het eiland onder Romeins gezag en in de middeleeuwen werd het onderdeel van het christelijke Byzantijnse rijk.
Buitenlandse inmenging
In de loop van de tijd nam de buitenlandse inmenging toe. Er waren contacten met de Hittieten, de koninkrijken van de Levant en Egypte. De nederzettingen kregen stedelijke allure, de pakhuizen waren vol voorraden kostbare handelswaar. Maar de rijkdom aan koper leidde ook tot spanningen, invallen van de zogenoemde Zeevolkeren en een vluchtelingenstroom vanuit het Griekse vasteland.
De Perzische Oorlogen (ca. 490-480 v.Chr) verdeelden het eiland in pro-Perzische en pro-Griekse stadstaten. Tegelijk nam de artistieke productie van aardewerk en beeldjes een hoge vlucht. Oosterse motieven op het aardewerk waren populair. Bij de tempels zijn votiefdepots met honderden terracotta beelden teruggevonden. De nederlaag van de Egyptische koningin Cleopatra in de zeeslag bij Actium in 31 v.Chr. betekende het einde van de Ptolemaeïsche overheersing.
Cyprus kreeg van de Romeinen de status van zelfstandige provincie. De Romeinse bestuurders richtten hun huizen als paleizen in, met wandschilderingen en prachtige vloermozaïeken. In de vierde eeuw na Christus kwam het eiland onder het gezag van de nieuwe Romeinse hoofdstad in het oosten, Constantinopel. Op Cyprus verrezen grote christelijke basilieken, die werden ingericht met uit Constantinopel aangevoerd marmer. Het eiland bleef zelfstandig. Rust en welvaart kwamen tot een einde kwamen in 649, toen een Arabische vloot Cyprus veroverde. Daar wordt op de expositie verder geen aandacht meer aan besteed.
Strategische ligging
Door de strategische ligging en de natuurlijke rijkdommen is Cyprus al duizenden jaren het centrale punt van contacten en handel tussen de verschillende culturen in het Middellandse Zeegebied. Dat blijkt in alle opzichten uit de tentoonstelling in Leiden. De voortdurende beweging van mensen, de uitwisseling van goederen en ideeën tussen Cyprus en omringende culturen staan centraal in de tentoonstelling. Zee, landschap en natuurschoon van Cyprus zijn prominent aanwezig. Artistieke natuurfoto’s op metershoge wanden en subtiel bewegende projecties vormen het decor. Het geheel is als een rustige wandeling langs de hoogtepunten van de Cypriotische cultuur. Ook is er aandacht voor markante figuren uit de vroege negentiende eeuw, de illegale opgravingen en de handel in oudheden.
De expositie wordt aangevuld met de foto-expositie ‘Chlorakas-Palloures’, met foto’s die Ian J. Kohn op Cyprus maakte van een prehistorische nederzetting bij Paphos waar 6000 jaar geleden boeren, jagers en vissers woonden, tijdens opgravingen die sinds 2015 worden uitgevoerd door een team Leidse en internationale archeologen.
Boek bij de tentoonstelling: Cyprus – Eiland in beweging
Blogserie: Jona Lendering over Cyprus