Het Roelandslied is een giftige tekst. Het typeert een werelds conflict als onderdeel van de grote kosmische strijd tussen goed en kwaad, waardoor er voor medemenselijkheid geen plaats meer is. Omdat moslims zijn gedemoniseerd, is kwaad doen aan een moslim iets goeds – en dan wordt zelfs wreedheid aanbevelenswaard. Het Nederlandse Roelandslied gaat hierin verder dan het Franse: in Thuroldus’ versie krijgt de verrader tenminste nog een rechtszaak voordat hij wordt gevierendeeld, in de Middelnederlandse wordt Guelloen afgevoerd om hem te coken (te verbranden).
Ik heb al verteld dat David Levering Lewis, de auteur van het boeiende boek God’s Crucible (2008), het Roelandslied omschreef als “a superordinate factor in the European sense of self and of otherness”. De tekst zou “one of the great constitutive myths of Christendom” zijn en een “foundational document”. Dat zijn deftige formuleringen die erop neerkomen dat Europeanen, te beginnen tijdens de Kruistochten, door deze tekst zijn beïnvloed. Toen ze moslims tegenkwamen, is het idee, werden die meteen beschouwd als “Untermenschen”. De compromisloosheid van de Kruisvaarders was dus gevormd door lectuur van het Roelandslied en soortgelijke teksten.
Zou dat waar zijn? Is stereotypering zo invloedrijk? Ik weet het domweg niet.
Het is echter zinvol erop te wijzen dat er allerlei culturele uitingen zijn, sommige zelfs redelijk recent, waarin de propaganda wordt overgenomen. In het Walhalla bij Regensburg, waar de grote helden van de Duitse natie staan afgebeeld, is ook een reliëf van Karel en Roeland, die de overgave in ontvangst nemen van de Saksen, die de zwart-wit-standaardbehandeling ondergaan: de keuze tussen doop en dood. De beeldhouwers lijken geen probleem te hebben herkend in de geïmpliceerde dichotomie.
Toch denk ik dat de invloed van het Roelandslied ook anders te interpreteren is. De gemiddelde middeleeuwse toehoorder van het Roelandslied kende namelijk helemaal geen moslims. Voor de middeleeuwers waren de Saracenen even vreemde vijanden als voor ons de Klingons uit Star Trek. Als deze analogie juist is, is het mijns inziens denkbaar dat de beeldvorming van het Roelandslied behoorde tot de eerste slachtoffers van de Kruistochten, zoals ook valt aan te nemen dat al onze noties over ET aan gruizels gaan op de dag dat we contact maken. In elk geval kenmerken de Kruistochten zich niet uitsluitend door compromisloosheid, maar ook door pragmatisme. Al vóór Jeruzalem was ingenomen, werkten christelijke en islamitische legers samen in de strijd rond Edessa.
Misschien is een parallel verhelderend: de Romeinse beeldvorming van de Lage Landen. In mijn boek De randen van de aarde (herdruk) heb ik aangegeven hoe de Griekse en Romeinse auteurs de bewoners van Germania Inferior beschrijven als besnorde wildemannen, gekleed in dierenhuiden, die leefden van de jacht en zich voortdurend bezatten als ze niet hun vrouwen aan het verdobbelen waren. Dat staat in schril contrast tot de wijze waarop Romeinse bestuurders omgingen met dit gebied, want die wisten heel goed hoe geromaniseerd het gebied feitelijk was. Ik denk dat er in een samenleving verschillende visies op “de ander” kunnen bestaan, en dat het Roelandslied één stem onder vele is geweest. Dus bepaald geen “superordinate factor” of “constitutive myth”.
Nu kan ik afronden met de constatering “het kan vriezen, het kan dooien”, of zeggen dat God’s Crucible overdrijft. Maar dat is te simpel. Ik heb een onaangenaam gevoel dat iedereen over de grootse claims heen heeft gelezen, omdat ze zo goed passen bij het idee dat de letteren belangrijk zijn. Mensen die werkzaam zijn in de culturele sector, delen enkele aannames met elkaar en zullen bepaalde vragen niet snel als relevant ervaren, domweg omdat de betrokkenen het erover eens zijn. Eén van die vragen is die naar de aard van de invloed die teksten op mensen hebben.