‘We gaan rechtstreeks af op een totale burgeroorlog en het ziet er naar uit dat het een barbaarse oorlog zal zijn… O, wat is het leven in Rusland toch moeilijk! We zijn allemaal zo stom – zo onvoorstelbaar stom.’
Dit schreef auteur Maxim Gorki in juli 1918. Rusland kent een turbulente geschiedenis die zich kenmerkt door verscheuring, verdriet en bloedige strijdtonelen, waarin het verlies van miljoenen mensenlevens te betreuren viel. Niet alleen de slagvelden waren verantwoordelijk voor de talrijke slachtoffers, ook interne strijd tegenover de aristocratie leidde tot gewelddadigheden met de dood tot gevolg. Maar het lot van de adelstand is lange tijd vergeten in de geschiedschrijving.
Douglas Smith bracht daarin met zijn opzienbarende boek Verloren adel – De laatste dagen van de Russische aristocratie verandering. In zijn goed beschreven en zeer gedocumenteerde boek volgt hij het spoor van twee oude Russische adellijke families, de Sjeremetjevs en de Golitsyns. Tegelijk beschrijft hij het leven in Rusland in de twintigste eeuw aan de hand van memoires, dagboeken, brieven en interviews.
De strekking van het boek wordt al weergegeven in een opmerking die Smith maakt naar aanleiding van de Russische burgeroorlog:
‘Die avond [in 1918, red.] stonden er in de kamer van graaf Sergej twee Ruslanden tegenover elkaar: het Rusland van de toekomst en dat van het verleden.’
In ‘Verloren adel’ wordt namelijk enerzijds de dramatische ondergang van de Russische adel belicht die plaats vond vanaf de Russische Revolutie in 1917 tot aan de Tweede Wereldoorlog en anderzijds belicht het de aanpassingen die nodig waren voor de adellijken om deze brute nederlaag te overleven.
Verzwegen
Het verband tussen de Revolutie en de adel werd lange tijd opzettelijk verzwegen, tot grote verbazing van Smith.
‘Beide opvattingen dat de revolutie niets van doen had met de adel, of als dat wel zo was, het ons niet aangaat – zijn fout, zowel in historische als in morele zin.’
De auteur voert twee redenen aan waarom zijn inziens wel een duidelijk verband is aan te geven. Zo is het opmerkelijk en tegelijk zeer tragisch te noemen dat een hele sociale klasse vernietigd is. De adel speelde immers een betekenisvolle rol op gebied van politiek, evenals het sociale en artistieke leven. Bovendien vindt Smith het belangrijk om dit verhaal door te geven, aangezien hij die vernietiging ziet als een voorspel voor de wreedheden die latere groepen in de toekomst zou gaan overkomen door selectie op basis van ras, maatschappelijke klassen en religie.
Het uitbreken van de revolutie in 1917 had niet iedereen binnen de adel verrast. De kloof tussen de hoogste klasse en de rest van de burgerij was te groot geworden. De adel ging zich te buiten aan weelderigheid en grote feesten, terwijl veel boeren het slecht hadden en in een aantal gevallen onderdrukt werden. Actie kon niet uitblijven. Daar kwam bij dat de Eerste Wereldoorlog de boeren had getransformeerd in ware vechtmachines. Eén voor één raakten de adellijke families hun grondbezit kwijt aan de boeren en dit ging niet zelden gepaard met grof geweld, wat weer heftige reacties van de tegenstanders opriep. Toen Paul Rodzjanko, een voormalig officier in het leger van de Tsaar, getuige was van de gruwelen in Siberië, schreef hij in zijn memoires:
‘De geest van persoonlijke wraak zit zo diep in de menselijke natuur verankerd dat die zelfs niet door militaire discipline kan worden ingetoomd. Toen onze soldaten hun kameraden of familieleden verminkt terugvonden, konden ze de verleiding niet weerstaan met gelijke munt terug te betalen.’
Vermoed wordt dat gedurende die bloederige 23 jaar minstens tienduizenden mensen uit de adelstand het leven lieten.
Schamele bezittingen
Alleen al de periode 1914 tot 1921 werd geteisterd door drie jaar wereldoorlog, twee revoluties, gevolgd door nog drie jaar burgeroorlog, waarin de bolsjewieken het ‘Oorlogscommunisme’ invoerden. Door een aantal politieke maatregelen hoopten ze de heerschappij over de gehele economie van het land in handen te krijgen. Rusland was echter in een chaos terecht gekomen. Dat vroeg om aanpassingen van de politiek, wilde het land zich kunnen herstellen. Het Oorlogscommunisme werd vervangen door de Nieuwe Economische Politiek, maar voor de adel werd het niet beter. De Russen die door de Eerste Wereldoorlog in Siberië vastzaten, leefden in goederenwagons en in de steden werkten adellijke vrouwen als dienstmeisjes. Op straat verkochten ze hun laatste schamele bezittingen om zichzelf nog een beetje in leven te kunnen houden. De adel moest de kleine geneugten des levens leren waarderen.
Behalve dat er vele slachtoffers te betreuren vielen, verscheurde de strijd tussen het bolsjewistische Rode Leger en het antibolsjewistische Witte Leger ook nog eens hele families. Sommigen verkozen een nieuw leven in het Westen, terwijl anderen liever in Rusland bleven. Het bleef toch hún land, ondanks dat het leven een stuk moeilijker voor hen was geworden. Vooral toen in 1918 de Rode Terreur door Rusland begon te razen en moordpartijen aan de orde van de dag waren. Boeren, arbeiders, maar ook de adel moesten het zwaar ontgelden. Projzvol, een beleid dat door Alexander III van Rusland was ingesteld om terroristen te bestrijden, was een soort van willekeur geworden. Iedereen die ook maar verdacht werd van ondermijnende activiteiten, werd gearresteerd. Inmiddels hadden de bolsjewieken ook een naam voor de achtergebleven edelen bedacht: uitgerangeerde mensen. Ze werden een nieuwe klasse nu de adelstand verdween.
‘Operatie Vertrouwen’
Het leven leek weer enigszins dragelijk te worden toen in 1921 door de Amerikanen een voedselhulpprogramma op touw gezet, de American Relief Administration, ofwel ARA. Ook in Rusland waren de Amerikanen actief en veel Russen kregen werk als tolk of gids. Tot Lenin drie jaar later stierf. De sfeer werd weer grimmig en opnieuw werd een massale arrestatiegolf in gang gezet, deze kreeg de naam ‘Foxtrot-affaire’ mee. Ondertussen werden de Russen die in het buitenland verbleven, niet vergeten door de Russische bestuurders. Een misleidende campagne, ‘Operatie Vertrouwen’ geheten, werd opgezet en die richtte zich niet alleen tegen de binnenlandse monarchisten, maar ook tegen monarchisten die zouden samenzweren tegen de Sovjet-Unie en in het buitenland verbleven. Via listen werden deze Russische ballingen terug gelokt naar hun vaderland en vervolgens omgebracht. ‘Operatie Vertrouwen’ werd de meeste succesvolle actie van de geheime dienst.
Met de komst van Stalin werd het niet beter voor de adel. De angst voor de Sovjetleiding dat de ‘uitgerangeerde mensen’ alsnog een complot zouden proberen te smeden, nam zienderogen toe. Ze werden dan ook op één lijn gezet met criminelen en mensonwaardig behandeld. Amerikaanse journalisten noemden de overgebleven edelen ‘levende doden’. Alexandra Tolstoj was één van hen. De dochter van de beroemde schrijver Leo Tolstoj werd niet alleen van haar landgoed verdreven, maar ook nog eens zes keer gearresteerd. Toch moest de zwaarste beproeving voor de Russen nog komen. De periode 1936-1938 kwam bekend te staan als De Grote Terreur. Rusland moest gezuiverd worden en door middel van schijnprocessen sloeg de massale vernietiging toe. Ook onder de ‘uitgerangeerde mensen’. Tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog was circa 95 procent van de landgoederen verdwenen door vernietiging of door verwaarlozing, omdat de eigenaren hun land verlaten hadden. Pas na de val van de muur durft de adel langzaam maar zeker weer te voorschijn te komen.
Boek: Verloren adel – De laatste dagen van de Russische aristocratie
Meer Russische geschiedenis