Omstreeks het jaar 733 versloeg de Frankische hofmeier Karel een Arabische troepenmacht in een slag die de geschiedenis is in gegaan als de Slag bij Poitiers. Deze strijd heeft een symbolische betekenis gekregen: Karel Martel zou Europa hebben gered van complete islamisering. Maar Karel streed niet voor het behoud van het christendom. Zijn intenties lagen op een ander vlak.
De Slag bij Poitiers is niet zomaar een veldslag. Als Karel Martel niet stoutmoedig met zijn legers de opmarcherende moslims de pas had afgesneden, hadden zij in rap tempo heel Europa geïslamiseerd. Karel heeft bij Poitiers de christenheid van een gewisse ondergang gered. Althans, dat is de gangbare opvatting.
Zoek ‘Slag bij Poitiers’ op internet en de bezweringen dat het toen kantje boord is geweest buitelen over elkaar heen. Maar ook historici mijden de grote woorden niet: ‘Bij Poitiers werd het lot van de wereld uitgespeeld tussen de Franken en de Arabieren’, ‘Bij Poitiers redden de Franken Europa van “de Aziaten en de Afrikanen”’, ‘Geen slag is van groter belang geweest dan die van Poitiers’.
Dat ‘Poitiers’ een prominent plekje heeft veroverd in de eregalerij van de geschiedenis, is vooral te danken aan de achttiende-eeuwse Britse historicus Edward Gibbon. Hij was een begenadigd verteller, en schetste dan ook met verve hoe het met Europa afgelopen zou zijn wanneer de Saracenen Karel Martel niet op hun pad hadden gevonden. Het zou niet lang geduurd hebben of de Arabische vloot was de Theems op gevaren. Dan was in Oxford voortaan de Koran uitgelegd en waren aan het besneden volk aldaar de openbaringen van Mohammed bewezen.
Maar de laatste jaren waait de wind uit een andere hoek. Vooral de Amerikaanse professor en Pulitzerprijswinnaar David Levering Lewis gooit met zijn nieuwste boek Gods Crucible. Islam and the Making of Europa, 570-1215 de knuppel in het hoenderhok. Was Karel Martel maar nooit aan zijn veldslag begonnen, zo stelt hij provocatief. Dan was Europa niet zo lang achterlijk gebleven, maar had het continent meteen aan de slag gekund met astronomie en trigonometrie, had heel Europa kunnen rekenen met Arabische cijfers en gelijk de oude Grieken kunnen lezen. IJverige historici hebben zelfs berekend hoeveel tijd Europa zich had kunnen besparen: 267 jaar, om precies te zijn.
Berbers
Voor Spanje gaat die calculatie niet op, want het Iberisch Schiereiland zag begin achtste eeuw tal van islamitische schepen aanmeren. Sinds jaar en dag zwaaiden de Visigoten er de scepter en normaliter was Hispania een solide koninkrijk met een sterke krijgsmacht. Als iemand toen verteld had dat het hele land binnen vijf jaar door vijandelijke troepen onder de voet zou zijn gelopen, was hij vierkant uitgelachen.
Maar in 710 was de stabiliteit in Hispania ver te zoeken en verkeerde het schiereiland in een regelrechte crisis. Builenpest en slechte oogsten teisterden de Visigoten, maar nog ernstiger was dat een omhooggevallen edelman na het overlijden van de koning de troon opeiste. De wettige zonen van de overleden koning pikten de brutaliteit van deze Roderik niet en grepen elke gelegenheid aan om hun rechtmatige plaats in te nemen, met een burgeroorlog tot gevolg.
Zo was de situatie toen de Berberse bevelhebber Tariq ibn Ziyad in 711 voet aan Iberische wal zette. Het is niet verwonderlijk dat Tariq zijn oog liet vallen op Hispania, want vanaf de buitenpost Tanger gloorden aan de overkant van de zeestraat duidelijk de contouren van het Visigotische land. In Tariqs kielzog volgde een troepenmacht van zo’n 7000 man. Het merendeel bestond uit Berbers, daarnaast was er een handjevol Arabieren.
Er gaan geruchten dat de Visigotische oppositie zich bij de islamitische troepen aansloot, of dat ze de moslims zelfs zouden hebben uitgenodigd om Roderik een kopje kleiner te maken. Maar de moslims hadden een eigen doel, en dat was buit vergaren.
Tariq maakte geen haast, en verzamelde op zijn gemak een grotere troepenmacht bij zijn uitvalsbasis, het huidige Algeciras. Het duurde niet lang of het nieuws van de plunderende Berbers kwam Roderik ter ore, net op het moment dat hij in het noorden Baskische rebellen in bedwang probeerde te houden. Halsoverkop trommelde hij soldaten op en marcheerde de invallers tegemoet. Uitgeput van de lange marstochten maakte het Visigotische leger geen kans tegen de moslims. Het treffen liep uit op een enorme nederlaag voor de Visigoten en Roderik kwam om.
Mogelijk heeft Roderik zijn ongelukkige lot zelf over zich afgeroepen. Een legende vertelt dat er in Toledo een geheime kamer bestond, die door vele sloten afgesloten was. Iedere nieuwe koning verzegelde de kamer met een nieuw slot. Roderik – zou hij door hebzucht gedreven zijn? – wilde met eigen ogen zien wat er zo geheim was en liet de kamer openbreken. Binnen zag hij op de muren Arabieren afgebeeld. Een inscriptie voorspelde dat op het moment dat de kamer werd geopend, de Arabieren het land zouden veroveren.
De Arabische verovering verliep inderdaad uitzonderlijk snel. Het interessante nieuws over de buit die in al-Andalus voor het oprapen lag, bereikte ook Tariqs meerdere, gouverneur Musa ibn Nusayr. Met een groot leger, vooral bestaand uit Arabieren, maakte hij in het voorjaar van 712 de oversteek. Hij verstevigde de grip op de al veroverde gebieden.
In vijf jaar tijd hadden de moslims het grootste deel van het schiereiland in hun macht, inclusief de Visigotische hoofdstad Toledo. Een in Cordoba geschreven kroniek uit 754 vertelt dat aartsbisschop Sindered van Toledo ‘meer als een huurling dan als een herder en in strijd met de voorschriften van de Ouden zijn kudde in de steek liet en zich naar Rome begaf’.
Plunderwoede
De kalief in Damascus volgde de verrichtingen van zijn gouverneurs met argusogen. Bang dat de voortvarende bezetters een al te zelfstandige koers gingen varen, ontbood hij zowel Musa als Tariq in Damascus. Daar zouden ze gestraft worden voor hun eigengereide veroveringsdrift. Maar het vertrek van de beide bevelhebbers betekende in geen geval het einde van het islamitische succes in Spanje.
Musa’s zoon nam het stokje over en veroverde de rest van Hispania. De machtsovernames gingen vaker niet dan wel met strijd gepaard. Op veel plaatsen sloten de moslims een overeenkomst met de overwonnen Visigoten. Dezen behielden plaatselijk de macht en hun eigendomsrechten, en christenen en Joden konden hun godsdienst blijven belijden.
De moslims in al-Andalus waren een verre van homogene groep. Vooral de eerste jaren van het islamitische gezag waren instabiel. Tussen 716 en 756 waren er maar liefst twintig gouverneurs aan de macht. De onderling verdeelde Arabische elite discrimineerde de Berbers, die op het schiereiland ver in de meerderheid waren. Geregeld kwamen de Berbers in opstand en eisten als gelijke moslims behandeld te worden.
Om de verzameling islamitische strijdkrachten tevreden te houden, hadden de militair leiders een constante aanvoer van nieuwe buit nodig. Hiermee betaalden ze hun soldaten voor hun loyaliteit. Ze lieten zich bij hun plunderwoede niet tegenhouden door natuurlijke barrières als de Pyreneeën.
Ten noordoosten van deze bergketen lag de Rhône-vallei, en in het noordwesten het vruchtbare land van Aquitanië, waar hertog Odo (hij is ook bekend als Eudes of Eudo) de scepter zwaaide. Odo was een machtig man met een sterk leger, en in 721 bracht hij de islamitische troepen bij Toulouse een zware slag toe. In de biografie van de toenmalige paus Gregorius II staat geschreven dat hij op één dag eigenhandig 375.000 Saracenen versloeg, maar dat aantal moet niet al te letterlijk opgevat worden.
Odo maakte handig gebruik van de oplopende spanningen tussen de Arabieren en de Berbers. Hij sloot een bondgenootschap met de Berberse opstandelingenleider Munnuza, door hem zijn dochter als bruid te geven. Odo hoopte op die manier de zuidgrens van Aquitanië vrij te houden van brandschattingen, maar het liep helemaal anders.
De rebellie van Munnuza had de toorn gewekt van de islamitische gouverneur Abd al-Rahman al-Ghafiqi. Hij viel Munnuza’s vesting in de Pyreneeën aan en versloeg zijn manschappen. Vervolgens richtte de gouverneur zijn pijlen op hertog Odo. Met zijn leger trok hij de Pyreneeën over en hakte de legers van Odo bij de rivier de Garonne in de pan. Rahman plunderde Bordeaux en stootte door naar zijn volgende doel: het rijke Poitiers.
Poitiers was, na Toulouse, de grootste stad van het hertogdom. Het lag op een strategisch punt. Gebouwd op een kruispunt van handelswegen was de stad uitgegroeid tot een belangrijk economisch en religieus centrum. In de late Romeinse tijd was een grote kerk ter ere van Sint-Hilarius gebouwd en de catacomben herbergden waardevolle religieuze schatten.
Het leger van Rahman had weinig interesse in de versterkte stad, maar plunderde vakkundig de heiligdommen. Vanaf Poitiers lag de weg open naar Tours. Ongetwijfeld zou deze stad hetzelfde lot hebben gewacht, als daar niet de Frankische hofmeier Karel zijn troepenmacht voor had geschoven en de beroemde Slag bij Poitiers had geleverd.
De Strijdhamer
Over de veldslag zelf is nauwelijks iets bekend. De vroegste bron is twintig jaar na de slag opgetekend, en christelijke en mozarabische (van christenen onder gezag van de moslims in Andaluz) kronieken spreken elkaar tegen over wat er precies is voorgevallen. De traditionele datering van de slag is zaterdag 25 oktober 732, maar de laatste jaren houden historici het erop dat 733 waarschijnlijker is.
Is het jaartal al onzeker, de locatie waar de slag heeft plaatsgevonden is dat al helemaal. Het moet ergens tussen Poitiers en Tours zijn geweest. En omdat het dichter bij Tours dan bij Poitiers moet zijn gebeurd, proberen historici de naam ‘Slag bij Poitiers’ om te buigen in ‘Slag bij Tours’, maar het zal nog wel lang duren voordat deze benaming in het collectieve historische geheugen is ingesleten.
Een mozarabische kroniek die in 754 is opgetekend in Cordoba beschrijft het wapengekletter nog het meest uitgebreid:
‘Nadat de beide partijen elkaar bijna zeven dagen lang met uitvallen hebben gekweld, stelden ze zich eindelijk in slagorde op en leverden hevige strijd. De mannen uit het noorden bleven onbeweeglijk als een muur en hielden hun gelederen gesloten als een gletsjer in koude streken, en in een oogwenk vernietigden ze de Arabieren met het zwaard.’
De meeste Arabieren ontkwamen echter, vervolgt de kroniek, want toen de nacht inviel en ze daarom de strijd staakten, kozen ze eieren voor hun geld en bliezen de aftocht. Bij dageraad stonden hun tenten er nog wel, maar de vijand was gevlogen. In de haast hadden ze hun buit niet mee kunnen nemen, dus die werd onder de juichende Franken verdeeld.
Karels leger was uiterst gedisciplineerd en de aanvoerder een briljant krijgsheer. Het was te danken aan Karels ‘gletsjertechniek’ – waarschijnlijk wordt hiermee bedoeld dat de legers als een falanx stonden opgesteld – dat de opmars van de Saracenen tot een einde kwam. Rahman overleefde de ontmoeting met Karel niet en de overwinning leverde Karel postuum de bijnaam ‘de Strijdhamer’ op.
Het was niet toevallig dat Karel met een groot leger zijn opwachting maakte. Hij had goede redenen om met geweld Aquitanië binnen te trekken, en wachtte alleen nog op een aanleiding die zijn machtsvertoon kon legitimeren. Wordt hij in de annalen van de geschiedenis meer dan eens neergezet als de man die bij Poitiers – of beter gezegd: Tours – zijn leven in de waagschaal stelde om het christendom tegen de moslims te redden, zijn ware motieven waren heel wat minder nobel.
Karel was net als zijn vader Pepijn hofmeier, de hoogste functionaris van het Merovingische koningshuis. Hij was geboren uit de onwettige verhouding van Pepijn met een bijvrouw. De bastaard kreeg het voor elkaar de concurrentie op zijn vaders positie uit te schakelen en vervolgens de sterkste man van Gallië te worden. In naam zat er nog wel een Merovingische koning op de troon, maar de werkelijke macht lag in toenemende mate bij Karel.
Een obstakel vormde echter de eigengereide hertog Odo van Aquitanië. In 721 had Karel Odo al laten zien wie de sterkste was en de hertog teruggedwongen tot over de Loire, maar toen de moslims Odo in het nauw dreven greep hij zijn kans. Karel versloeg de islamitische legers glansrijk en maakte sindsdien de dienst uit in Aquitanië, de Provence en Bourgondië. De manier waarop Karel zijn strijders voor hun moed beloonde, was dezelfde als die van de moslims: met buit, verkregen door plunderen. Daarbij sloeg ook Karel de rijk gevulde kerken niet over.
Laffe sukkel
De Slag bij Poitiers markeerde het begin van de Frankische macht in het zuiden van Gallië, waar voorheen Aquitanië en Visigotisch Septimania zelfstandige regio’s waren. De plundertochten van de moslims gaven hofmeier Karel een excuus om zijn machtsaanspraak in het zuiden te legitimeren. Latere karolingische geschiedschrijvers grepen zijn succes bij Poitiers (Tours) bovendien aan om Karels weinig glorieuze geboorte te verdoezelen.
Karels zoon Pepijn de Korte zou zichzelf in 751 tot koning van het Frankische Rijk laten benoemen, en net als zijn kleinzoon Karel de Grote deed hij veel moeite om die greep naar het koningschap van zo veel mogelijk legitimiteit te voorzien. Een bastaard als voorvader paste minder goed in dat plaatje. Vandaar dat Karel Martel in de Karolingische propaganda wordt neergezet als heldhaftige en onverschrokken grondlegger van het Karolingische Rijk.
De Merovingiërs kwamen er minder gunstig vanaf. Ze werden afgeschilderd als een stelletje zwakkelingen, hertog Odo voorop. Odo ging de geschiedenis in als een laffe sukkel, die bovendien had geheuld met de moslims. De glansrijke overwinning van diezelfde Odo op een leger moslims, die een belangrijke terugslag betekende voor de moslims, is zo goed als in vergetelheid geraakt.
De overwinning van Karel Martel in 733 maakte niet direct een einde aan de Arabische plundertochten in Frankisch gebied. Ook in de daaropvolgende jaren waren er nog tal van plunderingen en schermutselingen, en pas tussen 751 en 759 konden de Franken Narbonne op de moslims heroveren.
Desondanks is de slag wel van groot belang geweest: de strijd markeerde de grens van de Arabische expansie in Europa. Maar zoals Karels motieven niet godsdienstig waren, zo moet ook in de opmars van de moslims geen planmatige religieuze bekeringstocht gezien worden, aangestuurd volgens een plan van de kaliefen vanuit Damascus. Poitiers was in geen enkel opzicht een ‘botsing van beschavingen’.
~ Annemarie Lavèn