Om een of andere duistere reden heeft Jan van Aken, die toch zo’n beetje alle schelmen van de Middeleeuwen heeft beschreven, zich nog niet gewaagd aan Paulus Tagaris, de grootste bluffer uit de Byzantijnse geschiedenis. We hebben het over de tweede helft van de veertiende eeuw, toen het Byzantijnse Rijk vanuit het oosten door de Ottomaanse Turken en vanuit het noordwesten door de Serviërs in de tang werd genomen. Alsof dit nog niet genoeg was, trok van 1346 tot 1353 de Zwarte Dood door Europa, die Constantinopel hard trof. De samenleving wankelde en dat bood aan een avonturier alle ruimte.
Het eerste wat we horen van Paulus is dat hij zich, na een mislukt huwelijk en een verblijf als monnik in Palestina, aandiende in Constantinopel met in zijn bezit een icoon met geneeskrachtige eigenschappen, waar hij goed geld mee wist te verdienen. De patriarch durfde aanvankelijk niet tegen hem op te treden omdat Paulus lid was van de vooraanstaande Tagaris-familie, maar uiteindelijk overspeelde hij zijn hand en werd hij teruggestuurd naar Palestina.
Eerste slachtoffers
Daar ontdekte hij hoe hij vooraanstaande mensen voor zich kon winnen: hij deed zich voor als prins uit de keizerlijke familie, de Palaiologoi, en vertelde eenieder vooral datgene wat ’ie wilde horen. Zijn eerste slachtoffer was de patriarch van Jeruzalem, die hem in 1364 wijdde tot diaken, hopend dat hij zo een goed contact zou krijgen met het keizerlijk hof. Het zouden de komende jaren altijd de lageren in rang zijn die Paulus doorzagen en zo liep het ook dit keer: toen de patriarch afwezig was, klaagde diens plaatsbekleder hem aan, waarop de nieuwbakken diaken zich uit de voeten maakte naar Antiochië.
Opnieuw won hij het oor van een patriarch, die hem in 1368 wijdde tot priester en benoemde tot administrator. Al snel verkocht Paulus bisschopszetels – meestal nadat hij zelf een bisschop had ontslagen – en als mensen klaagden, deed hij aangifte bij de Ottomaanse autoriteiten. Vanaf nu ging het snel. In 1370 wees hij zichzelf aan als patriarch van Jeruzalem en begon hij zijn eigen bisschoppen te wijden. Hij bracht een officieel bezoek aan Perzië, waar men niet beter wist of Paulus was de echte patriarch van Jeruzalem, en hij bemiddelde in een conflict tussen drie prinsen in Georgië, waar hij de troon toekende aan de hoogste bieder.
Althans, zo zou hij het later vertellen. Het probleem is dat hij in zijn levensbiecht meermalen een loopje neemt met de feiten, misschien omdat hij het leuk vond zichzelf nog bijzonderder te maken dan hij al was, misschien doordat zijn geheugen hem parten speelde. (Had ik eigenlijk al gezegd dat we te maken hebben met een personage dat verzonnen zou kunnen zijn door Jan van Aken?)

Gek genoeg had de patriarch van Antiochië weinig bezwaar tegen Paulus’ maskerade als patriarch van Jeruzalem. Hij wilde hem echter wel weg hebben en gaf de bisschop van Tyrus opdracht Paulus te wijden tot bisschop – een echte bisschop dit keer – van Taurezion. Die plaats kennen we verder niet, wat suggereert dat het een benoeming was in een uithoek, waar hij geen schade meer zou kunnen aanrichten. Op weg naar vergulde ballingschap werd Paulus echter gesommeerd naar Constantinopel, waar hij zich moest verantwoorden.
Het zag er nu niet goed uit voor Paulus Tagaris. In Constantinopel zou zeker uitkomen dat hij geen lid was van de keizerlijke familie. Naar de patriarchen van Jeruzalem of Antiochië kon hij ook niet. Of hij Alexandrië of een terugkeer naar Perzië heeft overwogen is niet bekend. In elk geval vluchtte hij naar de vijfde patriarchenstad: Rome, waarheen de paus net vanuit Avignon was teruggekeerd. In Italië waren Byzantijnse geestelijken welkom, zeker nu er in Constantinopel een stroming was die in de zogenaamde Filioque-discussie, een van de meest heikele kwesties in die tijd, verzoening met de paus nastreefde.
Op weg naar zijn nieuwe paleis verbleef Paulus in Ancona, waar hij enkele weken verbleef. Hij schonk de stad de schedel van de apostel Jacobus, een voet van Sint-Anna en een nagel van het Ware Kruis. (Uiteraard zonder geldige provenance.) Daarna reisde hij naar Chalkis, waar hij vier jaar bleef wonen en ontdekte dat écht patriarchaal bestuur ingewikkelder was dan hij had gedacht. Tot overmaat van ramp ontdekte men in 1384 in Rome dat hij nooit patriarch van Jeruzalem was geweest, zodat hij moest vluchten. In het volgende jaar kroonde hij in de Hagia Sofia van Nicosia Jacobus de Lusignan tot koning van Cyprus.
Hiervandaan trok hij naar Rome, waar de paus op sterven lag. Wilde hij zelf paus worden? Dat is dan mislukt, maar in elk geval was hij op de juiste plek om als arrestant te profiteren van het pardon dat de nieuwe paus in 1389 verleende. Enkele weken later vinden we Paulus in Savoye, waar hij zich presenteerde als aanhanger van de tegenpaus die inmiddels in Avignon resideerde. De koning van Savoye erkende hem als Latijnse patriarch van Constantinopel en stuurde hem met een escorte naar Avignon, waar de tegenpaus diep geroerd was door Paulus’ verhalen over de onbeschofte behandeling die hij in Rome had ondergaan. Opnieuw had hij zijn gastheer verteld wat deze wilde horen, namelijk dat diens concurrent niet deugde.
Bekentenis
Ondertussen was Paulus wel aan het einde van zijn opties. Hij kon niet terug naar het westen, waar de paus en de Europese vorsten hem kenden. Hij kon niet naar de Levant, waar de patriarchen van Jeruzalem en Antiochië hem hadden doorzien. Wat restte was de vlucht naar voren en zoals steeds had hij succes. In 1394 was hij in Contantinopel, waar hij een volledige bekentenis aflegde, zijn overgang naar het rooms-katholicisme herriep en smeekte om genade. Deze bekentenis en de notulen van de beraadslagingen vormen, samen met een verslag van de monniken van Saint-Denis, onze voornaamste bron en het lijkt erop dat Paulus in zijn bekentenis zijn prestaties wat heeft aangedikt.
Het is onbekend wat er daarna gebeurde, maar het staat vast dat hij in genade is aangenomen. Uiteindelijk was hij een slimme bedrieger geweest, een schelm van de soort waar je eigenlijk om kunt lachen omdat er geen bloed aan zijn handen kleeft en omdat hij steeds weer profiteert van de blindheid van de machtige mensen, die te eerzuchtig en hebzuchtig zijn om te doorzien wat er feitelijk gebeurt. Machtige mensen, bovendien, die minder zeker waren dan ze leken: geen patriarch of hij had wel een rivaal, geen koning of hij had een machtige geestelijke nodig die hem kon kronen. Ze hadden te hard een Paulus nodig om al te lang te luisteren naar kritische vragen.
Had ik trouwens gezegd dat Paulus verzonnen had kunnen zijn door Jan van Aken?