Kakhusie (toilet), bonci (boontje) strieker (strijkijzer) en oralosu-va (horloge) zijn enkele Sri Lankaanse woorden die herinneren aan de āHollandse tijdā. De huidige Dutch Burghers vieren nog Sinterklaas, de Kerstman komt op bezoek en ze hebben een eigen club. Deze nazaten van de Hollandse VOC zijn trots op hun afkomst.
Dutch Burgher Union
In Colombo bevindt zich het Dutch Museum in Princes street, met witte zuilen voor de gevel. Het werd rond 1695 gebouwd als residentie voor de gouverneur van Ceylon, Thomas van Rhee. In de Britse tijd (1795-1948) werd het gebruikt als legeropslagplaats en in 1977 na restauratie met Nederlands geld als museum geopend. Aan de voorgevel hangt een bord met een knullige spelfout. Bij āMuseum voor de Hollandesā ontbreekt de ārā.
Het vlakbij gelegen Old Dutch Hospital is nu een trendy uitgaansplek. De Dutch Burghers zijn afstammelingen van de 912 Hollanders die niet naar IndiĆ« vertrokken toen de VOC Ceylon verliet. De term āBurgherā werd in 1830 door de Chief Justice van Ceylon, Sir Richard Ottley, als officiĆ«le classificatie ingevoerd: āBurghersā vormen een Euro-Aziatische etnische groep en stammen in de manlijke lijn af van Europese voorvaderen, de āDutch Burghersā van Nederlandse, gemengd met andere Europese en Singalese nakomelingen.
Er zijn in Colombo nog steeds ontmoetingsplekken van Dutch Burghers. Zo komen er in de Wolvendaalse kerk (1743) zondags tientallen bijeen. Rondom en in de kerk bevinden zich Hollandse graven, bijvoorbeeld van Raghel Brouwers, huisvrouw van opperchirurgijn Descast, Jacob Brouwers, vierentwintig jaar, overleden in 1691 en āJan Weemeyer in syn leven cruytmakerā, echtgenoot van Annetje Jansz Verhaaren, afkomstig van Batavia, die als weduwe Weemayer later in het huwelijk trad met Hubert Kranendonk uit Rotterdam.
Elders in de stad heeft het clubgebouw van de Dutch Burgher Union (opgericht in 1908) een restaurant, een bar en een kleine bibliotheek. In de hal hangt een VOC-wapenschild met als emblemen een zeilschip, palmboom en een bundel kaneelpijpjes. Het devies luidt: āEendracht maakt machtā.
In de stenen vloer zijn de initialen DBU verwerkt en is een afbeelding van een zeilschip ingelegd. Het trappenhuis hangt vol zwart-wit fotoportretten van de voorzitters (als eerste P.C. Loos), evenals geschilderde portretten van VOC-bestuurders met lange witte krulpruiken.
In een hoek van de grote bovenzaal staat half januari nog een opgetuigde kerstboom bij een oude Hollandse dekenkist met koperbeslag. Stephen LaBrooy (71), gepensioneerde, flamboyante thee-, koffie- en suikerhandelaar, die Engels spreekt, is de huidige voorzitter. Zittend aan de bar vertelt hij, spelend met goudkleurige aansteker en sigarettenkoker:
Kaneelpijpjes
Reden voor de VOC zich hier te vestigen was het kostbare kaneel, dat alleen op Ceylon groeide. LaBrooy wijst naar een schilderij naast de bar
āEen replica van een schilderij van G. Beling: de aankomst in Batticaloa van admiraal Joris van Spilbergen, die in 1602 als eerste Hollander hier voet aan wal zette. Rechts staat een afgezant van de koning van Kandy. Van Spilbergen onderhandelde maandenlang met hem. Intussen deserteerden bemanningsleden, die het een paradijs vonden. In Batticaloa leven nu nog 2000 Burghers van Hollandse afkomst.ā
Pas in 1637 realiseerde koning Rajasingha zich dat hij niet van de Portugezen afkwam, die er al vanaf 1505 waren. Ze werden gehaat en gevreesd, omdat ze tempels vernielden, Boeddhisten en Hindoes bestreden en probeerden andersgelovigen tot het katholicisme te bekeren. Vier VOC-schepen kwamen vanuit Batavia gretig de Portugezen helpen verjagen. Het was de Hollanders niet te doen om het christendom te introduceren of het land te veroveren. De eerste dertig jaar waren er zoān vijfhonderd, meest zeelieden, klerken, uitbaters en soldaten.
Na de Hollandse periode (tot 1796) zwaaiden de Engelsen de scepter over het eiland, tot de onafhankelijkheid in 1948. Hollanders konden blijven als ze trouw zwoeren aan de Britse Kroon of naar Batavia vertrekken, vaak met het opgeven van eigendomsrechten. Velen bleven, omdat Ceylon al anderhalve eeuw hun thuisplek was, ze getrouwd waren met lokale vrouwen en een welvarend bestaan leidden, terwijl de VOC bankroet was. Om hun positie te verstevigen namen ze de Engelse voertaal over.
De Hollanders hadden het Romaans-Hollandse recht ingevoerd, dat tot op de dag van vandaag wordt toegepast. De achtergeblevenen waren geschikte tussenpersonen voor de Engelsen, ze kenden het land en de gewoonten, velen spraken Singalees, maar waren toch onafhankelijk. Ze namen vooraanstaande posities in bij rechtswezen en ambtenarij, politie, spoorwegen en belastingdienst. Ze werkten tevens als artsen, professoren en leraren.
In 1956 werd Singalees als voertaal ingevoerd, wat vele Burghers niet spraken. Door het nationalisme van die dagen emigreerden duizenden van hen, vooral naar AustraliĆ«, waar nu zoān 80.000 Burghers wonen.
Lamprais en Sembal
LaBrooy nodigt me uit voor een Burgher maaltijd: Lamprais (afgeleid van het Indonesische lemper); een ārijsttafelā, gestoofd in bouillon van drie soorten vlees in een dichtgevouwen bananenblad met rijst en groente). Dit brachten VOC-mannen over uit āons IndiĆ«ā met de erbij geserveerde āsembalā. Er is in Sri Lanka ook een speciaal Burgher-kookboek te koop.
LaBrooy herinnert zich dat zijn vaders vrienden grotendeels behoorden tot de kaste van de Salagama, die de kaneelbasten van de bomen oogstten en veelal getrouwd waren met Burgher-vrouwen. Volgens LaBrooy legden de Hollanders ook kanalen aan om kaneel naar de kust te vervoeren. Kenmerkend voor Dutch Burgher-huizen is, dat je er volgens LaBrooy altijd minimaal een antiek Hollands meubel (of replica) aantreft, een zeer goed schoongehouden toilet, een verzorgde bloementuin en een hond.
In de club bestaat het eten met Kerst uit een mix van Hollandse gerechten (kaas en een tulband met rozijnen, hier tot Breudher Cake verbasterd), Sri Lankaanse zoals Mollagathanni, en dat gecombineerd met Britse kalkoen. Ook Sinterklaas wordt gevierd; de goedheiligman komt zelf; kinderen uit minder welgestelde Burgher-gezinnen krijgen dan een cadeautje.
St. Niklaas
Dr. Nirma Ranjith Dewasiri, hoofd van het Department of History van de Universiteit van Colombo haalde zijn doktersgraad in Leiden. Hij vertelt:
Bejaarde Burgher-vrouwen, de meesten stokoud, wonen in het Sint Niklaas Home in een buitenwijk van Colombo: bestaande uit paviljoenachtige bouwsels met verandaās waar enkele bewoonsters de krant lezen of voor zich uit de goed verzorgde tuin in staren. Het tehuis wordt door de tachtigjarige mevrouw Christien Vanhof geleid. Aan een muur hangt een plaquette uit 1991: āIn memory of Mrs. F.C. Loos, whose initial donation made it possible to build this home forty years ago.ā In de gemeenschappelijke huiskamer, waar een piano staat, vertelt een broos oud dametje: āIk heb Hollandse voorouders, maar weet niet meer hoe het precies zit. We leven hier als goden, we slapen, drinken en eten alleen maar. De rest wordt gedaan door de hulpen’.
In het Nationale Archief van Sri Lanka zijn grote leggers te vinden met gerestaureerde tomboās (eigendomsbewijzen van stukken grond die Burghers bezaten) en in de centrale hal hangen op de omloop op de eerste verdieping geschilderde portretten van VOC-bestuurders als Johan Maatsuyker en Willem Falck.
Het fort in Galle
De ruim vijfendertig forten in Sri Lanka werden deels door de Portugezen gebouwd en vervolgens versterkt en uitgebouwd door de Hollanders. In Colombo is alleen het Brielle Bastion blijven bestaan, nu in gebruik bij de marine. De Hollandse vesting in Calle, aan de zuidpunt van Sri Lanka, met wallen, vestingmuren en een kaarsrecht stratenplan, is Unesco-wereldmonument. Ik overnacht er in een voormalig Hollands huis met witte zuilen en een intieme binnentuin ingesloten door twee woonvleugels: Hotel Weltevreden. De eigenaar vertelt dat de voormalige eigenaresse een Burgher was:
āNu zijn er volgens mij helemaal geen Burghers meer in het fort.ā
Je kunt rondlopen langs de vestingmuren met wachthuisjes en versterkingen voor kanonnen, waar bruidsparen zich laten fotograferen. Boven de toegangspoort is een plaquette te vinden met de letters VOC. Bij een plein staat het oude Hollandse ziekenhuis en even verderop de witte Nederlands Hervormde kerk met fondantgevel. Niet alleen zijn er binnen en buiten verweerde grafstenen met deels Hollandse namen, sommige getooid met doodshoofden, in een grafkelder liggen ook Burgher kinderen begraven die door epidemieƫn werden getroffen.
Hollands hurktoilet
Archeoloog Tharanga Liyanarahchi is van plan rondwandelingen langs deels vervallen, deels gerenoveerde Burgher-huizen te organiseren. In een oude, uitgeleefde woning in de Lijnbaanstraat wil de bewoonster, krom gebogen, in de tachtig, die er samen met haar dochter woont, niet meewerken aan restauratie; te veel gedoe. Ook haar dochter kan haar niet overtuigen. De oude vrouw vertelt dat haar onderwijzeres Burgher was en Mina de Vos heette.
We lopen de diepe tuin in, langs een halfdroge, vervallen waterput. Achterin, in een door muurtjes iets afgescheiden gedeelte, toont Tharanga een gemetseld Hollands hurktoilet: āDe enige die nog bestaat in het fort.ā Even later, bij een ander huis, vertelt de gepensioneerde bewoner, meneer Hamid, dat het museum waar hij vroeger werkte, door veel Nederlanders wordt bezocht. Bij de kamermuur staan Biedermeier Burgher stoelen met ronde leuningen. Volgens Hamid zijn er nog veel Hollandse familienamen: Van Cuylenberg. De Vos, De Boer, Van der Straaten en Van Dort.
Een bekende Burgher is schrijver Michael Ondaatje, die in 1954 naar Engeland vertrok, later naar Canada verhuisde en veel over zijn jeugd in Ceylon schreef (Running in the family). Meneer Hamid somt ook enkele Hollandse woorden op, zoals koekies, bonci (boontje) stop, kerkhof, politie, peren, kapoti (kapot) en bij het afscheid zegt hij, bijna zonder accent: āTot ziensā.
Tharanga voert me langs twee witte, negentiende-eeuwse villaās van Hollandse Burgher-artsen, Anthonis en Lodewijk. In het gras langs de vestingwerken zit een slangenbezweerder, met in een mandje een cobra, en, lusteloos in het gras liggend, een python van ruim twee meter, die tegen betaling om je nek wordt gehangen. Er komt een man op ons af met een doosje vol munten. Hij verkoopt ze aan toeristen. Er zitten ook VOC-muntjes tussen. Tharanga bevestigt dat ze echt zijn.
Terug in Colombo vertelt de Nederlandse ambassadeur, Joanne Doornewaard:
āWe werken samen met de Galle Heritage Foundation om het museum daar en het fortgebied attractiever te maken; door meer te vertellen over de Nederlandse geschiedenis met interactieve leermiddelen voor kinderen en minder vervoer toe te laten in de nauwe straten. Wij kunnen de Sri Lankaanse regering bijstaan met advies bij restauratie van andere forten.ā
Over de positie van de Burghers vertelt ze:
āAls je hier tegen mensen zegt dat je Hollander bent, veroordelen ze je niet. Mensen zijn vaak trots als ze van Hollanders afstammen. Dat komt vooral omdat we alleen kwamen om te handelen, niet om het land te veroveren of in slaven te handelen. De Sri Lankaanse premier heeft fotoās van alle Nederlandse forten in zijn werkvertrekken hangen en schilderijen van Nederlandse schepen uit die tijd.ā