Als je TikTok of Instagram weleens opent, kan ‘Moo Deng’, het dwergnijlpaard dat onlangs werd geboren in Khao Kheow Open Zoo in Thailand, je bijna niet ontgaan zijn. Moo Deng is echter zeker niet het eerste dier dat ‘viral’ gaat: al in 1850 ging Obaysch, het eerste nijlpaard in de London Zoo, haar voor. Obaysch ontketende een ware ‘hippomania’ in de Britse samenleving en inspireerde zelfs een muziekstuk…
De Zoological Society Of London, een dierkundig studiegenootschap, werd opgericht in 1826 en opende twee jaar later de Zoological Gardens in Regent’s Park. De belangstelling voor ’s werelds eerste wetenschappelijke dierentuin was groot. In heel Europa besloten gelijkgestemden tot de oprichting van soortgelijke instituten, bijvoorbeeld het Amsterdamse equivalent Natura Artis Magistra, oftewel Artis (1838). Een paar decennia na de oprichting van de dierentuin in Londen was er echter concurrentie van andere culturele en populair-wetenschappelijke instituten en raakte de Society in financiële problemen verzeild.
Algemeen secretaris David Mitchell deed er alles aan om het tij te keren. Vanaf 1847 was de dierentuin niet alleen voor leden maar voor alle betalende belangstellenden toegankelijk. Tevens werden kosten noch moeite gespaard om zoveel mogelijk niet eerder vertoonde diersoorten in Regent’s Park tentoon te stellen, die de nieuwsgierigheid van zowel de wetenschap als het bredere publiek konden bevredigen. Een nijlpaard, tot dan toe ongezien in West-Europa, stond hoog op het verlanglijstje.
Zoals vaak het geval was in de geschiedenis van de Zoological Society, profiteerde Mitchell van politieke relaties en de infrastructuur van het Britse Rijk om zijn doel te bereiken. Zijn contactpersoon Charles Murray, consul-generaal te Caïro, diende een verzoek in bij Abbas Pasha, de wāli (onderkoning) van Egypte. Murray schreef Mitchell op 16 november 1849 met ‘de grootste voldoening’, dat ‘een groep van tien Nubische soldaten’ onder bevel van de hoofdofficier van Pasja, erin geslaagd was een nijlpaardkalf te vangen:
It is only 5 or 6 months old, and still lives entirely on milk.
Het dier werd Obaysch genoemd, naar het eiland Oued Bayesh in het huidige Zuid-Soedan, waar het vandaan kwam. Tijdens zijn bootreis over de Nijl naar Caïro werd het kalf vergezeld door koeien die hem van melk voorzagen. In ruil voor het nijlpaard ontving Abbas Pasha een verzameling Britse rashonden, inclusief een trainer.
Hippomania
Het stoomschip S.S. Ripon bracht Obaysch van Alexandrië naar Southampton, van waaruit hij met de trein naar Londen reisde. Langs alle stations stonden toeschouwers in de hoop een glimp van het nijlpaard op te vangen, maar die zat rustig in zijn transportkist. De aankomst van het nijlpaard in Londen in 1850 werd als een unicum ervaren: “The annals of the Menagerie will perhaps never again present so remarkable an event”, werd in 1851 opgemerkt tijdens de jaarvergadering van de Society.
Het nijlpaard verhief de collectie van het genootschap tot een ongeëvenaarde status. Het opgroeien van Obaysch werd op de voet gevolgd door The Times. Mede hierdoor werd het dier een absolute publiekslieveling. Het was de eerste keer dat de inwoners van Londen in hun stad een nijlpaard in levenden lijve konden zien. Voor velen behoorde het dier tot dan toe tot het rijk der fabelen. Sommigen hadden misschien nauwelijks treffende illustraties of skeletten gezien. Het dier echt zien, horen en ruiken moet een onvoorstelbare ervaring zijn geweest.
Obaysch ontketende zo een ware ‘hippomania’ in de Britse samenleving. De nieuwsgierigheid onder de bevolking was dusdanig groot dat Regent’s Park minstens tweeduizend bezoekers per dag ontving en in 1850 passeerden tweemaal zoveel bezoekers de poorten als het jaar daarvoor. Het nijlpaard sprak alle lagen van de samenleving aan: ook koningin Victoria inspecteerde het dier kort na zijn aankomst en schreef erover in haar dagboek. De dierentuin werd zo populair dat er een zwarte markt ontstond voor de doorverkoop van toegangskaartjes. Ook miniatuur-modellen van Obaysch vonden gretig aftrek. En er werd zelfs een muziekstuk gecomponeerd, The Hippopotamus Polka as a pianoforte duet door L. Saint Mars (1850). Een muziekstuk dat zeer populair werd in de Londense muzieksalons.
Hippopotamus Polka
Mede dankzij Obaysch nam de populariteit van de Zoological Gardens dermate toe, dat de afkorting ‘zoo’ ontstond en dit de internationaal geaccepteerde en tot op de dag van vandaag gehanteerde benaming voor dierentuinen werd. “The O.K. thing on Sunday is walking in the Zoo”, luidde het refrein van een populair lied in de Londense muzieksalons.
De Londense ‘hippomania’ spoorde andere zoölogische genootschappen aan om ook op zoek te gaan naar nijlpaarden. Zo kocht Artis tien jaar nadat Obaysch voet aan wal had gezet in Londen haar eerste nijlpaarden, Herman en Betsy, voor het astronomische bedrag van 12.600 gulden. Toen hun kalf Herman jr. in 1865 met succes werd grootgebracht, kwam de Duitse kunstenaar Heinrich Leutemann helemaal uit Leipzig naar Amsterdam om het dier af te beelden.
Overigens stelde Obaysch sommigen ook teleur: niemand minder dan Charles Dickens schreef dat hij niet snapte waarom men zo gecharmeerd was van dit ‘waterzwijn’.
Everybody is still running towards the Regent’s Park, for the purpose of passing half an hour with the hippopotamus… but many hundreds go away grumbling every day… when the creature turns out to be very like a hog… which repays public curiosity with a yawn of indifference, or throws cold water on the ardour of his visitors, by suddenly plunging into his bath, and splashing every one within five yards of him.
Obaysch deed dan ook vooral wat nijlpaarden het grootste deel van de tijd doen: rusten, onder water, met enkel de neusgaten boven het oppervlak.
Nijlpaard en mens
Het verhaal van Obaysch is sterk verweven met dat van zijn ‘oppasser’. Het nijlpaard werd tijdens de reis van Egypte naar Londen verzorgd door Hamet Safi Cannanna. Na aankomst in 1850 bleef de ervaren dierverzorger in de dierentuin om op Obaysch te passen. De twee hadden een sterke band. Zoöloog Richard Owen schreef over hun eerste dag in hun nieuwe thuis:
When I saw the hippopotamus the next morning, it was lying on its side in the straw with its head resting against the chair on which its swarthy attendant sat; it now and then uttered a soft complacent grunt.
Hamet moedigde Obaysch dagelijks aan tot zwemmen in zijn bassin en sliep bij het dier in de stal. Nijlpaard en mens vormden een onafscheidelijk duo dat dikwijls werd afgebeeld. Tot 1853 verbleef Hamet in de tuin. Het overleven van Obaysch en de gloriedagen die de Society beleefde, zijn mede aan zijn goede zorgen te danken.
Met andere mensen leek Obaysch weinig op te hebben gehad: met hem viel, zoals in de regel geldt voor nijlpaarden, niet te sollen. Toen Obaysch in 1860 op een dag ongepland voet buiten zijn verblijf zette, was de oplossing van hoofdopzichter Abraham Dee Bartlett dan ook simpel: hij gebruikte een oppasser aan wie Obaysch een hekel had als lokaas. De verzorger rende voor zijn leven richting het nijlpaardenverblijf en klom op een ladder uit de baan van de aanstormende dikhuid, terwijl het hek achter de op volle snelheid spurtende Obaysch snel werd dichtgeslagen.
Obaysch’ nalatenschap
Een partner voor Obaysch, Adhela, arriveerde op 22 juli 1854, opnieuw dankzij Murray (die inmiddels de bijnaam ‘Hippopotamus Murray’ had verdiend) en Abbas Pasja. Het koppel kreeg meerdere nakomelingen waarvan het derde, in 1872 geboren op Guy Fawkes Night (5 november), met succes werd grootgebracht. Het kalfje werd uiteraard Guy Fawkes genoemd, al bleek later dat het een vrouwtje was.
Dierentuindieren zoals Obaysch spraken zó tot de verbeelding dat ze nationale iconen werden en hun vertrek of dood reden was voor nationale rouw. Een ander voorbeeld is de beroemde olifant Jumbo, die van 1865 tot en met 1882 rondstapte in London Zoo en wier naam synoniem werd voor ‘groot’ – denk maar aan ‘jumbojet’ of onze supermarktketen. Toen Obaysch in 1878 overleed, verscheen er een uitgebreid overlijdensbericht in de Britse kranten.
In de bibliotheek van de Zoological Society staat een beeldje van Obaysch, gemaakt door beeldhouwer Joseph Gawan in 1855, gevormd uit modder van de rivier de Nijl.
In een slordige twee eeuwen dierentuingeschiedenis is er veel veranderd in de omgang met dieren en de missie en visie van deze instituten. Er worden bijvoorbeeld geen dieren meer uit het wild gevangen en als diplomatiek geschenk uitgewisseld, zoals met Obaysch gebeurde. Deze ontwikkelingen en veranderingen vormen genoeg voer voor een reeks artikelen, maar soms zijn er ook constante factoren waar te nemen – bijvoorbeeld de fascinatie voor individuele dieren, getuige de media-aandacht voor nijlpaard en dwergnijlpaard met ongeveer honderdzeventig jaar ertussen.