Frans rechts – Van De Gaulle tot ‘En Marche’

9 minuten leestijd
Directe en indirecte democratie - Het Franse parlement (CC BY-SA 3.0 - Richard Ying et Tangui Morlier - wiki)
Het Franse parlement (CC BY-SA 3.0 - Richard Ying et Tangui Morlier - wiki)

Vergeleken met Nederland of België lijken het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten een overzichtelijk politiek bestel te hebben. Twee grote partijen, de een links en de ander rechts en de partij die bij verkiezingen de grootste wordt regeert. In Duitsland ontstond na de oorlog een vergelijkbaar systeem: twee grote volkspartijen, de een links en de ander rechts, met een of twee kleine partijtjes die enkel dienden om een van de andere twee een meerderheid te bezorgen.

Voor buitenstaanders had Frankrijk, in ieder geval sinds het ontstaan van de Vijfde Republiek in 1958, ook een tweepartijenstelsel. De Franse presidenten waren links of rechts, de partij van de president vormde ook de regering, de rest was oppositie.

In werkelijkheid lag het genuanceerder. Frankrijk had niet twee volkspartijen, maar twee blokken. Het ene blok werd gevormd door linkse partijen, het andere door rechtse. Dit artikel gaat over het rechtse blok.

Ontstaan Vijfde Republiek (1958-heden)

Charles de Gaulle (CC BY-SA 3.0 de - wiki - Bundesarchiv)
Charles de Gaulle (CC BY-SA 3.0 de – wiki – Bundesarchiv)
Tijdens de Derde Republiek (1870-1940) en de Vierde Republiek (1946-1958) was Frankrijk politiek instabiel. Bleven regeringen van de Derde Republiek gemiddeld vier maanden in het zadel, die van de Vierde vielen al na drie maanden.

Fransen lijken in politiek opzicht extreem individualistisch te zijn. Waar in veel landen kiezers beseffen dat je het altijd op punten niet eens zult zijn met de partij van jouw voorkeur, lijken Franse kiezers te verlangen dat partijen voor honderd procent hetzelfde vinden als zijzelf. Het resultaat was dan ook politieke versnippering in het parlement. Zelfs als een coalitie was gesloten, bleken partijen geen water bij de wijn te willen doen – waardoor het kabinet al snel viel.

Charles de Gaulle, de generaal die Frankrijk door de Tweede Wereldoorlog had geleid, kreeg in 1958 van de Franse politiek bestuurlijke volmachten om de ontstane politieke spanningen na het uitbreken van de Algerijnse kwestie (die zou leiden tot onafhankelijkheid van Frankrijk) op te lossen. De Gaulle besloot ook een nieuw kiesstelsel in te voeren. In september stemde meer dan tachtig procent van de kiezers bij een referendum vóór invoering van dit nieuwe stelsel. Januari 1959 werd De Gaulle geïnstalleerd als eerste president van de Vijfde Republiek.

De Gaulle streefde naar het beter bestuurbaar maken van het land. Een belangrijk instrument vormde het kiezen van volksvertegenwoordigers in twee ronden. Tenzij een parlementskandidaat in een kiesdistrict al in de eerste ronde minimaal vijftig procent van het aantal stemmen behaalde, volgde een tweede ronde tussen de twee kandidaten met de meeste stemmen. De afgevallen kandidaten spraken een voorkeur uit voor één van de twee. De winnaar van de tweede ronde zou zo automatisch een meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben (in tegenstelling tot het Britse kiesstelsel, waar degene met de meeste stemmen hoe dan ook de zetel krijgt, ook als die minder dan vijftig procent heeft – en dus minder dan de helft van de kiezers op hem/haar stemde).

François Mitterrand in 1984 (Publiek Domein - wiki)
François Mitterrand in 1984 (Publiek Domein – wiki)
De Gaulle had weinig op met politieke partijen. In zijn ogen waren politici te veel bezig met deelbelangen, om niet te zeggen partijbelang en eigenbelang, en zagen ze het algemeen belang – Frankrijk als geheel – over het hoofd. Mede daarom had hij directe verkiezing van de president ingevoerd – voorheen werd die aangewezen door het parlement. De Gaulle was voorstander van het referendum, omdat hij via dat instrument voorstellen direct aan de Fransen voor kon leggen en zo een extra legitimatie had voor zijn beleid, zonder afhankelijk te zijn van politici.

In de Vijfde Republiek verdween het veelvoud aan partijen niet. De noodzaak voor politici om zich in de tweede verkiezingsronde achter gemeenschappelijke kandidaten te scharen, maakte de politiek wel overzichtelijker. In de Assemblée nationale, de Franse Tweede Kamer, ontstond de facto een regeringsblok en een oppositieblok. In de praktijk bleek het ene blok links en het andere rechts, een verdeling die ook op zou gaan voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen.

De Gaulle dacht eerder in regering en oppositie dan in links of rechts. Hij was teleurgesteld toen hij bij de presidentsverkiezingen van 1966 – een presidentstermijn duurde zeven jaar; een president mocht twee termijnen aanblijven – niet ineens verkozen werd. Er volgde een tweede ronde, waarin hij het moest opnemen tegen de linkse presidentskandidaat François Mitterrand. De Gaulle bleek niet boven de partijen te staan, wat hij wel had gehoopt. Hij bleek de aanvoerder van Frans rechts.

Verschillende partijen

Net als in andere landen, konden rechtsgeoriënteerde Fransen (rechts-)liberaal, conservatief of confessioneel zijn. Het bestaan van een christen-democratische partij in Frankrijk verbaast misschien, vanwege de in 1905 ingevoerde laïcité, een scheiding tussen kerk en staat die zo strikt was dat religie volledig naar de privésfeer verbannen leek. Omdat Frans links nadrukkelijk laïcistisch was, werden confessionelen als het ware naar het rechtse blok gedreven.

Tijdens de Vierde Republiek hadden aanhangers van De Gaulle van 1947 tot 1955 ook een eigen partij. De Gaulle was premier geweest van de Franse bevrijding tot aan zijn aftreden begin 1946. Daarna had hij de actieve politiek verlaten, maar hij hield een jaar of tien wekelijks een audiëntie in een Parijs hotel voor zijn aanhangers. Hij had namelijk een duidelijk beeld van hoe politiek bedreven moest worden. Zijn opvattingen, doorgaans gaullisme genoemd, paarden nationaal-conservatisme aan sociale bewogenheid. Een sterke regering met veel bevoegdheden moest nadrukkelijk opkomen voor de nationale en internationale belangen van Frankrijk. Gaullisten waren cultureel conservatief en droegen het bedrijfsleven een warm hart toe, maar de regering had het recht om direct in te grijpen in de economie. Economie was geen doel op zich, welvaart moest ten goede komen aan de samenleving als geheel. Arbeiders waren in het nadeel ten opzichte van het bedrijfsleven, dat moest gecompenseerd worden met een goed ontwikkeld sociaal stelsel.

Jacques Delors in 1988 (cc - Bundesarchiv)
Jacques Delors in 1988 (cc – Bundesarchiv)
De Gaulle ging eerder uit van ideeën dan van partijen. Hij richtte zelf geen partij op. Een gevolg was dat toen politici zich in zijn ideeën herkenden zich wilden organiseren, er verschillende partijen ontstonden. Bij de ene partij lag het accent op de sociale zekerheid, bij de andere juist op het nationaal belang.

Het rechtse blok bestond dus uit verschillende partijen en stromingen. Liberalen, christen-democraten, conservatieven en gaullisten. Zowel christen-democraten als gaullisten konden weer onderverdeeld worden in een linkervleugel en een rechtervleugel (al zouden sommige linkse confessionelen, zoals Jacques Delors, zich in de jaren zeventig aansluiten bij de in 1971 ontstane Parti socialiste).

De Gaulle had voldoende persoonlijke autoriteit om alle rechtse politici, partijen en ideologische stromingen te verenigen. Na zijn aftreden als president in 1969 was er geen ander die dit kon doen. De verschillen, tot dan ondergedekt onder zijn charisma, zouden aan de oppervlakte komen.

Centristen versus nationaalconservatieven

De grote tweedeling binnen Frans rechts is die tussen de gematigden die in de buurt van het politieke centrum willen blijven en degenen die zich nadrukkelijk rechts-conservatief profileren. Centristen zijn veelal liberaal of confessioneel, de nationaal-conservatieven conservatief of gaullistisch. De nationaal-conservatieven zijn doorgaans in de meerderheid, daarbinnen waren gaullisten lang de dominante stroming.

Op twee punten zijn de verschillen het meest zichtbaar: economie en Europa. Rechtse Fransen dragen het bedrijfsleven een warm hart toe en vinden dat de sociale zekerheid best versoberd kan worden. Denk hierbij aan minder bureaucratie, of verhoging van de pensioenleeftijd van 60 naar 62 jaar. Al zullen weinigen hierbij zover willen gaan als bijvoorbeeld Margaret Thatcher en Ronald Reagan in de jaren tachtig. In Frankrijk heeft ook rechts weinig op met de ‘harde, Anglo-Saksische’ benadering van het kapitalisme.

Centristen geloven wel degelijk in de vrije markt – en dus met minder bevoegdheden voor de overheid. Dit is tegen het zere been van de nationaal-conservatieven, voor wie een sterke staat boven kijf staat. Vanwege deze voorkeur voor de sterke staat, die garant staat voor de nationale soevereiniteit, staan nationaal-conservatieven sceptisch tegenover de Europese integratie. ‘Europa’ is nuttig als vehikel om Franse belangen te behartigen, maar Frankrijk mag niet ondergeschikt worden gemaakt aan ‘Brussel’. De centristen zijn juist voorstanders van Europese integratie. De Franse buitenlandminister Robert Schuman was christendemocraat, premier René Pleven een liberaal met sympathie voor de christen-democratie, Simone Veil liberaal.

Giscard versus Chirac

Valéry Giscard d’Estaing in 1978 (Publiek Domein - wiki)
Valéry Giscard d’Estaing in 1978 (Publiek Domein – wiki)
In de loop van de jaren zeventig barstte de bom. In 1974 werd Valéry Giscard d’Estaing president. Hoewel minister geweest onder De Gaulle en onder diens opvolger Pompidou (1969-1974) was hij geen conservatief, maar een liberaal. De eerste niet-conservatieve president van de Vijfde Republiek.

Een president had nog steeds een parlementaire meerderheid nodig. Als premier benoemde hij daarom de conservatieve Jacques Chirac. Aanvankelijk verliep de samenwerking goed, later verslechterden de verhoudingen. In 1976 nam Chirac ontslag als premier – een unicum in de Vijfde Republiek. Tot op heden geven aanhangers van beide mannen de ander de schuld voor de breuk.

Chirac richtte een eigen partij op, de ‘neogaullistische’ Rassemblement pour la République (RPR, ‘Verzameling voor de Republiek’). Giscard verzamelde de liberalen in de Union pour la démocratie française (UDF, ‘Unie voor Franse democratie’). Liberalen en conservatieven werden formeel gescheiden in verschillende partijen.

Hoe diep de breuk was, bleek in 1981. In de eerste ronde van de presidentsverkiezingen eindigde Chirac als derde. Hij werd geacht zijn steun uit te spreken aan de rechtse kandidaat die wel doorging naar de tweede ronde, Giscard. Chirac deed dit formeel wel, maar zo halfhartig, dat zijn aanhangers begrepen dat ze niet op Giscard moesten stemmen. Mitterrand, de eerste naoorlogse president (1981-1995), zou de presidentsverkiezingen anders wellicht niet hebben gewonnen.

2002: oprichting rechtse volkspartij

Pas in 2002 zou het tot de oprichting van één Franse rechtse volkspartij komen. Niet uit eigen beweging, maar gedwongen door omstandigheden. In de jaren tachtig brak het extreemrechtse Front National van Jean-Marie Le Pen voor het eerst electoraal door. Vanwege de verkiezing in twee ronden (socialisten stemden liever op een conservatief dan op het FN en andersom) bleef het aantal parlementszetels beperkt, maar bij Europese verkiezingen (geen twee ronden, maar evenredige verdeling) en in gemeenten drongen ze wel door.

Bij de presidentsverkiezingen van 2002 eindigde de socialistische kandidaat Lionel Jospin als derde in de eerste ronde. De tweede ronde ging tussen de zittende conservatieve president Chirac en… Le Pen.

Tijdens die tweede ronde stemden linkse kiezers, al dan niet met pijn in het hart, op Chirac. De president moest wel een meerderheid krijgen bij de daaropvolgende parlementaire verkiezingen. De rechtse partijen verenigden zich in een partij die letterlijk ‘Unie voor een presidentiële meerderheid’ (Union pour la majorité présidentielle) werd genoemd. Als snel werd de naam veranderd, zodat UMP zou staan voor Union pour un mouvement populaire (‘Unie voor een Volksbeweging’).

Wie bekend is met Franse politiek, weet dat zelfs toen niet alle rechtse partijen opgingen in de UMP, in 2015 op initiatief van Nicholas Sarkozy omgedoopt tot Les Républicaines (LR). Gezien de afkeer die UMP-president Chirac had van het Irakbeleid van George W. Bush wellicht ironisch dat hun partijen nu allebei ‘Republikeinen’ heten.

Emmanuel Macron en La République En Marche

Eerste logo van 'En Marche'
Eerste logo van ‘En Marche’ (Publiek Domein – wiki)
In 2016 nam de socialist Emmanuel Macron ontslag als minister van president François Hollande (2012-2017) om een beweging op te richten, En Marche (‘Voorwaarts’). Mei 2017 werd Macron president. Voor de parlementsverkiezingen in juni vormde hij zijn beweging om tot een politieke partij, La République En Marche (LREM).

Een doelstelling van En Marche was om de tweedeling tussen links en rechts die zestig jaar het politieke landschap domineerde te doorbreken. Of hij daarin geslaagd is, kan pas beoordeeld worden na zijn presidentschap, of dat nu een of twee termijnen zal duren. Maar hij lijkt de tegenstellingen binnen Frans rechts aangewakkerd te hebben. Want binnen LR zijn het vooral de centristen die hem steunen en de nationaal-conservatieven die hem bestrijden. Op economisch en sociaal terrein zijn de leden van LR het eens met Macron, de verschillen doen zich voor op het culturele vlak, buitenlandbeleid en – vooral – de houding ten opzichte van de Europese Unie.

In theorie kan dit betekenen dat de opkomst van Macron niet zozeer de aloude links-rechts-tegenstelling doorbrak, maar vooral de fusie van liberalen en conservatieven in 2002 ongedaan maakte, met LREM als de nieuwe liberale partij.

Ware het niet dat er in het Franse parlement nog twee kleine centrumpartijen bestaan, MoDem (ontstaan in 2007) en UDI (2012). MoDem steunt Macron al vanaf begin 2017, UDI bewaart afstand. Bij de Europese Verkiezingen van 2014 vormden de twee partijen nog een lijstverbinding. Na de verkiezingen sloot UDI, dat daarvoor tot de liberale fractie ALDE behoorde, zich niet aan bij de op wens van LREM opgerichte liberale fractie Renew Europe, waar de ALDE in opging. Zelfs met afzonderlijke partijen voor liberalen en conservatieven lijkt het voor Fransen onmogelijk om alle gelijkgestemden in één organisatie onder te brengen.

Ook interessant: Het Franse kiesstelsel (sinds 1958)
…of: Niemand weet precies wat links en rechts is
Boek: Ontredderde republiek

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×