In De uitvinders brengt Walter Isaacson in kaart hoe een groep wiskundige genieën en computernerds de digitale revolutie in gang zette. Het boek is geen biografie van één geniale uitvinder, maar beschrijft de dynamische interactie tussen creatieve denkers van 1840 tot heden. Hun samenwerking resulteerde na de Tweede Wereldoorlog in de personal computer, internet, iPods, iPads en tablets.
Essentie moderne computer beschreven in 1843
Isaacson introduceert in het eerste hoofdstuk de Engelse dame Ada Byron (1815-1852), de gravin van Lovelace. Op een avond in juni 1833 ontmoet zij op een bal van de high society in Londen de grote wis- en natuurkundige Charles Babbage (1791-1871). Die avond liet Babbage de gasten een schaalmodel zien van zijn reusachtige Difference Engine, een reusachtige rekenmachine die in een brandveilig gebouw nabij zijn woning in de Dorset Street stond. Het apparaat kon priemgetallen tot 10 miljoen produceren. Byron was meteen diep onder de indruk van Babbages apparaat.
In de jaren daarna werkte Babbage aan een vernieuwde machine, de Analytical Engine, die die geavanceerder was dan zijn voorganger. De populaire pers en wetenschappelijke tijdschriften hadden echter weinig belangstelling voor Babbages vindingen, maar Ada Byron – die grote interesse had voor wiskunde – zocht contact met Babbage en werd uiteindelijk zijn publiciteitsagent. In 1843 leidde de samenwerking tot de publicaties van de Byrons Notes, waarin Ada Byron vier concepten beschreef die een eeuw later – toen de computer inmiddels basaal was ontwikkeld – grote historische weerklank vonden. In haar ‘Notes’ beschreef ze de essentie van de moderne computer: een apparaat dat niet alleen een rekenmachine was, maar alle algemene symbolen op allerlei manieren kon combineren en bewerken.
Eerste analoge computer
Na Babbage en Byron deed, tot de eerste helft van de twintigste eeuw, slechts een handjevol andere visionaire denkers uitvindingen die achteraf beschouwd voorlopers waren van onze huidige computers. Een van hen was Vannevar Bush (1890-1974), die in 1931 zijn Differential Analyzer presenteerde, de eerste analoge computer.
Deze Vannevar was de vader van het idee – in de jaren 1930 – van wat hijzelf een Memex (Memory Extender) noemde. Dit was een soort World Wide Web-apparaat dat alle informatie uit boeken, artikelen en alle kennis wereldwijd moest combineren. Verder was Bush (hij was geen familie van beide Amerikaanse presidenten Bush) politiek betrokken bij de ontwikkeling van de atoombom.
‘Dit gaat de wereld veranderen’
De echte doorbraak op weg naar de personal computer vond na de Tweede Wereldoorlog plaats, vooral vanaf de jaren 1960. In dat decennium kwamen er allerlei initiatieven vanuit een nieuwe hackerssubcultuur, waarbij Steve Russell (1937-heden) en het door hem ontworpen allereerste computerspel Spacewar – dat in 1962 binnen no time op alle Amerikaanse universiteiten gespeeld werd – een centrale rol speelden. Russell ontwierp dit spel voor de nieuwe revolutionaire computer PDP-1 uit 1959, de eerste computer die echt interactie had met de gebruiker en niet alleen bedoeld was om te rekenen.
In november 1971 vond een andere belangrijke gebeurtenis plaats: de lancering van de eerste microprocessor door het bedrijf Intel. Robert Noyce (1927-1990), natuurkundige en medeoprichter van Intel, zei hierover profetisch het volgende op een bijeenkomst in San Francisco in 1972, terwijl hij naar de aanwezigen zwaaide met een zogenoemde wafer, een plak silicium, boven zijn hoofd:
“Dit gaat de wereld veranderen. Het zal thuis een revolutie veroorzaken. In al jullie huizen zal een computer komen, je zult toegang krijgen tot alle soorten informatie.” (224)
De microprocessor stimuleerde de komst van honderden nieuwe bedrijven, die soft- en hardware gingen produceren.
In het boek komen verder nog tal van andere hoofdpersonen, bedrijven en computerproducten aan bod, zoals Nolan Bushnell en diens Atari, Bob Taylor, Larry Roberts, het ARPANET als voorloper van het internet en IBM. En natuurlijk ook Bill Gates’ Microsoft en Steve Jobs’ megaconcern Apple.
Digitale (r)evolutie
Een van de oprichters van Twitter, Jack Dorsey, stelde eens dat hij – en niemand anders – Twitter had uitgevonden. Meteen kreeg hij flinke repliek van de medeoprichter van Twitter Evan Williams, die eerder Blogger had bedacht. Williams stelde terecht dat Dorsey en Twitter alleen maar geprofiteerd van en voortgebouwd hadden op de kennis van voorgangers.
In de opmerking van Williams schuilt een belangrijke historische les, aldus Isaacson:
“Het digitale tijdperk mag dan revolutionair lijken, het was gebaseerd op het voortgaan op ideeën die door vorige generaties zijn doorgegeven. De samenwerking geschiedde niet alleen onder tijdgenoten, maar ook tussen generaties (…) Steve Jobs bouwde voort op het werk van Alan Kay, die voortbouwde op Doug Engelbart, die voortbouwde op J.C.R. Licklider en Vannevar Bush. Toen Howard Aiken aan Harvard zijn digitale computer ontwierp [in 1944], was hij geïnspireerd door een fragment van de Difference Engine van Charles Babbage, dat hij had gevonden en hij liet zijn teamleden trots de ‘Notes’ van Ada Lovelace lezen.” (526)
Houterig
Het boek De uitvinders geeft een behoorlijk compleet beeld van de digitale evolutie, maar is niet uitputtend en niet compleet. Zo worden bedrijven als het Duitse Nixdorf Computer of het bedrijf Zenith Electronics niet genoemd, terwijl die ook een belangrijke rol in de digitale ontwikkelingen hebben gespeeld.
Verder is de vertaling van Rob de Ridder wat houterig. Het boek leest daardoor op momenten wat stroef. Soms zijn Engelse woorden te letterlijk vertaald, zoals de krakkemikkige formulering ‘de samenwerking geschiedde niet alleen onder tijdgenoten’ in het citaat hierboven. Of op dezelfde pagina de vertaling ‘seriële ondernemer’ (526), waarmee in het oorspronkelijke Engels (serial entrepreneur) een persoon wordt bedoeld die meerdere bedrijfjes en handeltjes heeft.