In 1829 deed de Engelse arts Nathaniel Ward, deels bij toeval, een uitvinding die diep in zou grijpen op het gebied van de economie, koloniale overheersing, koloniale exploitatie, volksgezondheid en de plantenwereld.
Dr. Ward bedacht een oplossing.
In de jaren 1820 werkte Nathaniel Bagshaw Ward als arts in Londen. Daarnaast was hij een fervent botanicus. Om planten onder slechte groeicondities toch te laten gedijen, maakte hij na veel experimenten een glazen kastje, sloot dat hermetisch af en creëerde er een gunstig microklimaat in.
Ward testte zijn vinding door een kist met tere planten per zeevracht naar de Royal Botanic Gardens in Sydney te laten vervoeren. Op 1 januari 1834 liet de kapitein hem weten dat plantjes de lange reis goed hadden doorstaan, zelfs zonder dat ze water hadden gekregen.
Wereldtentoonstelling Londen
Met deze portable mini-kas zouden gedurende bijna anderhalve eeuw duizenden economisch waardevolle gewassen over de hele wereld getransporteerd worden. Daarvan de volgende voorbeelden.
Rubberboom
Ten tijde van deze Wereldtentoonstelling was de industrialisatie in Engeland in volle gang. Daardoor steeg de vraag naar rubber explosief. (Stoom)machine- en isolatietechniek kunnen immers niet zonder rubberen onderdelen. Probleem was dat Brazilië nagenoeg een monopolie had op de productie en export daarvan. In 1876 werd dat doorbroken met het wegsmokkelen van tienduizenden zaden van de Hevea brasiliensis (Braziliaanse rubberboom) richting Kew Gardens, de botanische tuin in Londen. Een soort bio-piraterij dus. Ook al had men de zaden zorgvuldig tussen bananenbladeren gelegd, bij aankomst was slechts vier procent nog in leven. Maar dat was wel genoeg om de zaden verder te transport naar de Britse kolonie Ceylon. De Britse regering verwachtte dat de rubberboom daar goed zou kunnen gedijen en dus hoge opbrengsten zou leveren.
Men plaatste de kiemplantjes echter in kisten van dr. Ward en hierdoor kwamen ze in goede conditie aan: het begin van de rubberproductie op Ceylon (1876). Wat later werden er ook planten overgebracht naar Maleisië, eveneens een Britse kolonie. Kort daarop kocht de Dunlop Rubber Company Limited in deze twee wingewesten grote rubberplantages aan. Die leverden de rubber niet alleen voor de banden van fietsen, maar ook voor de motorvoertuigen die in de Eerste Wereldoorlog zorgden voor het transport van soldaten en materieel. Het bezit van (gevulcaniseerd) rubber was dus niet alleen van economisch, maar ook ook van strategisch belang.
Via deze twee landen bereikten rubber-kiemplanten ook Java en Sumatra (1883). Met groot gevolg: in 1900 bedroeg de uitvoer van rubber uit Indië nog 16 miljoen gulden (240 miljoen euro) in 1913 was dat 60,6 miljoen gulden (760 miljoen euro) – cijfers die de voortgang van de industrialisatie van landen in Europa weerspiegelen. Ook die in ons land, overigens pas na 1870.1
Kinaplant
Overheden in Europa vreesden dat door de ondeskundige en ruwe manier van het oogsten van de kinabast in het Amazonegebied, in eigen land een tekort aan kinine kon ontstaan. Een gebrek aan dit middel, dat als medicijn gebruikt kan worden tegen malaria, zou de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen. Ook in ons land bestond de vrees dat er door roofbouw een tekort aan kinine zou ontstaan. De Nederlandse overheid wilde daarom zelf kinaplanten gaan verbouwen, in haar rijk overzee: de kolonie Nederlands-Indië.
Spoedig daarop besloot de Nederlandse overheid tot de opzet bij Bandung van de Gouvernements-Kina-Onderneming. Een urgente zaak, want malaria was in de hele Oostindische archipel volksziekte nummer een. In de kolonie waren immers veel watervijvers met brak water te vinden, evenals afgesloten lagunes en braakliggende, natte sawahs. Allemaal broedplaatsen van de malariamug.
Het werk in deze Kina-onderneming resulteerde in een variëteit van de kinaboom die goed gekweekt kon worden en ook nog eens een ongekend hoog kininegehalte had. Alleen al in 1872 werden bijna vijfduizend planten over de hele archipel verspreid, zelfs tot Yokohama aan toe.
Aan de Japansche Regering, die de cultuur des kina-booms wenscht te beproeven, is een wardsche kist met verschillende kina-soorten gezonden, die in uitmuntenden toestand Yokohama bereikt heeft. Bron: Jaarverslag 1877

Tool of empire
Niet alleen de volksgezondheid was in het geding, ook de koloniale overheersing en de koloniale exploitatie stond op het spel. Want hoe kon de Nederlandse machthebber in dit enorme gebied zijn gezag handhaven, uitbreiden en als wingewest blijvend exploiteren als KNIL militairen en marinemensen door malaria waren geveld? Van de lijders aan malaria die in de jaren 1882-1885 in de ziekenhuizen van Nederlands-Indië waren opgenomen, was liefst 97,7% (Nederlands) militair. Hoe kon de Nederlandse overheid over dit gebied het bewind voeren als bestuursambtenaren ziek op bed lagen? En wat de denken van al die inheemse arbeidskrachten? Als die ziek op bed lagen, zou dat ten koste gaan van de productie en uitvoer van aardolie, rubber, suiker, thee, kapok, tabak, koffie, palmolie en kina.
Deze context maakt duidelijk waarom historici kinine een ‘tool of empire’ noemen – het was immers een kritische succesfactor bij het veroveren, in standhouden en exploiteren van een kolonie. Het aantal kinabomen alleen al op Java was dan ook enorm. In 1907 stonden er maar liefst honderd miljoen.2 Het gebruik van de kist van dr. Ward lag daaraan ten grondslag.
Ziet ge muggen, lang van poot
Aarzel niet, maar sla ze dood!
Klein is de mug, maar groot het leed
Veroorzaakt door een muggebeet.
Beter dan chinine slikken,
Is het muggen dood te tikken!

Theeplant
Eeuwenlang hield China de verbouw, de verwerkingstechniek en de bereiding van thee strikt geheim, waardoor het een duidelijke marktleider was geworden.
De Engelse botanicus Robert Fortune kreeg opdracht om daar voorgoed een eind aan te maken. Verkleed als rijke Chinese koopman trok hij in mei 1849 het Wuyi gebergte in, het centrum van de hongcha, de gefermenteerde zwarte thee. Fortune hield zich hier bezig met een soort bedrijfsspionage en probeerde theeplanten te bemachtigen. De vraag was wel hoe hij de fragiele theeplanten en -zaden vanuit het gebergte via Hongkong, Calcutta levend en wel in Darjeeling en Assam (Brits-Indië) kon krijgen. De Wardse kist bood uitkomst. De uitvinding luidde zo het begin in van de grote theeproductie in deze gebieden. En later werd er ook thee geproduceerd in Ceylon, waar Thomas Lipton zijn eerste theeplantage kocht.
In 1859 importeerde Engeland nog 32 miljoen kilo thee uit China, in 1899 was dat nog maar 7 miljoen, terwijl uit Brits-Indië al bijna 100 miljoen thee werd gehaald. Een poster maakte de Engelsen duidelijk waar hun ‘British tea’ vandaan kwam.
Koffieplant
In de jaren 1860 verwoestte de bladziekte in Nederlands-Indië tienduizenden Arabica koffieplanten. Om dat verlies te compenseren, ging ons land over op de resistente Liberica. Zo schreef de directeur van ‘s Lands Plantentuin Buitenzorg op Java:
In Augustus 1874 werd eene nieuwe bezending zaden van Liberia-koffie bij den Consul te Liberia aangevraagd. Hem werd verzocht de zaden via den Leidschen Hortus naar Java te zenden. In Leiden werden de jonge planten uit dit zaad voortgekomen in twee wardsche kisten verpakt. In voortreffelijken bereiken ze Java. Jaarverslag 1875
Oliepalm
Vanwege de Industriële Revolutie was de behoefte aan palmolie zeer groot. Het werd onder meer gebruikt als industrieel smeermiddel voor machines, turbines en verbrandingsmotoren. Deze sterke stijging weerspiegelt ook de opmars in ons land van de palmolie verwerkende industrie – voedingsmiddelen, kookolie, zeep, kaarsen, diervoeders.
Sierplanten voor buiten
In mei 1840 liepen schepen uit Java de haven van Den Helder binnen met aan boord vier Wardse kisten, met daarin palmvarens, gekiemde kokosnoten en een muskaatboompje, allemaall afkomstig uit ‘s Lands Plantentuin in Buitenzorg. Op die manier belandden vele exotische sierplanten in kwekerijen, (botanische) tuinen, buitenplaatsen en begraafplaatsen van ons land. Zo ook in de tuin van de familie Metelerkamp aan de Nieuwegracht 56 in Utrecht, een sjieke buurt. Deze familie wilde alleen in de tuin geportretteerd worden, trots als zij was op de vele exotische planten daar. U ziet pijpbloem, rode oleander, sinaasappelboom, dwergpalm, alle uit het gebied rond de Middellandse Zee, de paradijsvogelbloem uit Zuid-Afrika en links van de heer des huizes een witte boompioen uit Noord-China. Overgebracht naar Nederland met behulp van de kist van dr. Ward.

Sierplanten voor binnen
Ook al had men exotische sierplanten in een Wardse kist vervoerd, toch bleven veel exemplaren in het Westen niet in leven. In de buitenlucht niet doordat de stoommachines de lucht daar zwaar vervuilden. En ook binnen niet, want daar werd, vanaf ongeveer 1830, de verlichting met behulp van olielampen vervangen door gaslicht. Hoe modern ook, dit licht produceerde kwalijke dampen en roet, waardoor de meeste bloemen verwelkten. Wie het zich veroorloven kon, liet daarom een kas of serre plaatsen. Of zette in de salon een chique Wardse kist vol exotische varens en orchideeën.
Tropische landbouw
In Le Jardin d’Agronomie (1899), een tropische landbouwtuin bij Parijs, was het een komen en gaan van Wardse kisten. Uit alle hoeken en gaten van het grote Franse koloniale rijk. Er zaten niet alleen tropische planten in, maar ook brieven van plantagehouders die adviezen wilden van de Parijse wetenschappers, bijvoorbeeld over hoe ze daar ver in de tropen economisch waardevolle gewassen het beste konden telen. Ze stuurden stekken en zaden mee die voor nadere bestudering en vermenigvuldiging in de Parijse proeftuin werden uitgezet. Vergezeld van de nodige botanische gegevens en teeltadviezen gingen die weer retour richting Franse koloniën. Zo ook naar Bingerville, Ivoorkust.
Schaduwzijde
Het ongebreideld uitbaten van economisch waardevolle gewassen die met de kist van dr. Ward werden aangevoerd, sorteerde in de gebieden van aankomst grote, nadelige effecten op de biodiversiteit, het ecologisch evenwicht, het klimaat en op de voedselvoorziening van de lokale bewoners. Positief of negatief, het intensief gebruik daarvan – tot 1962 – had zoals in dit artikel naar voren komt op velerlei gebied ingrijpende gevolgen.
1 – De Bree Gedenkboek van de Javasche bank, deel w, p. 432
2 – P. van der Wielen Scheikundige bijdrage tot de kennis der Java-kina 1872-1907
Literatuur
-Brain, Jessica The Wardian Case, in Historic UK, Budleigh Salterton
-Croix, Humphrey de la. Sociale geschiedenis/Epidemieën in Nederlands-Indië, Deel 2: de twintigste eeuw
-Endersby, Jim Imperial Nature. Joseph Hooker and the Practices of Victorian Science. The University of Chicago Press, 2008
-Gorkum, K.W. van Verslag nopens de Kina-cultuur op Java over 1872. In Natuurkundig tijdschrift voor Nederlandsch-Indië deel; XXXIII, 1873, pagina 283-302
-Hershey, David. ‘Doctor Ward’s Accidental Terrarium’. The American Biology Teacher. May 1996, 58, p. 276–281
-Keogh, Luke. The Wardian Case: How a Simple Box Moved the Plant Kingdom. Arnoldia, Volume 74, Issue 4, mei 2017
-Leemkolk, W.J. van de. De Rubber-Cultuur en de Rubber-Handel van Nederlandsch-Indië, Batavia, 1914
-Maylack, Jen. ‘How a Glass Terrarium Changed the World’. The Atlantic. 12 november 2017.
-Musgrave, Toby ‘The Remarkable Case of Dr Ward’ in the Telegraph 19-01-2002
-Overbeek, J.G. en W.J. Stoker ‘Malaria in Nederlandsch-Indië’ in Mededeelingen van den Dienst der Volksgezondheid in Ned.-Indië Jaargang XXVII, 1938, No. 1 — 2, p. 183-205
-Thacker, Christopher. The History of Gardens. Berkeley: University of California Press, 1985
-Vriese, W.H. ‘ De kina-boom overgebragt uit Amerika naar Java’ In Tuinbouw-Flora van Nederland en zijne overzeesche bezittingen’ 1855 p.257-271