Joanna Van der Heyden bezocht voor Historiek de tentoonstelling ‘Voor God & Geld’ in het Caermersklooster in Gent.
Laat er geen twijfel over bestaan, in het Caermersklooster in Gent worden prachtige kunstwerken samengebracht. En zelden kreeg deze tentoonstellingsruimte, een kloosterkerk, een dergelijk vorstelijk decor om twee eeuwen geschiedenis, de vijftiende en de zestiende eeuw, sfeervol aan de man te brengen. Een uitdrukking die geknipt is voor het geheel, want hier wordt wel degelijk iets verkocht en dan nog wel in koppelverkoop.
In ‘Voor God & Geld’ roepen de tentoonstellingsmakers de Zuidelijke Nederlanden uit tot het economische hart van Europa omdat hier de ‘ondernemende mens’, een durver, een plaats opeist in het sociaal, maatschappelijk weefsel. Met een politiek duwtje in de rug, aangevuld met ‘creativiteit, innovatie en technologie’, wordt het succesverhaal van de stedelingen geschreven.
Dankzij dit modern taalgebruik krijgen de water- of windmolens, het spinnewiel en het weefgetouw een opwaardering. Het geld stroomt binnen en de vergaarde rijkdom wordt kwistig getoond. Transporteer nu de ontvoogde middeleeuwer en zijn ervaringen naar vandaag. Ontdek de eigentijdse ondernemende mens waarvan de zakenman en kunstliefhebber Fernand Huts, de initiatiefnemer en mecenas achter het evenement, een in het oog springend voorbeeld is.
Waar het Geld van de titel van de tentoonstelling vandaan komt is bij deze duidelijk. Ook voor God moet niet lang gezocht worden. Rijkdom verleidt de mens al te snel tot een zondig leven waardoor de hemel hem wel eens zou kunnen ontsnappen. Geen nood, de al even praalzuchtige clerus zorgt voor geldgerichte oplossingen met aflaten of giften. Zij beschermen het zielenheil van de bedrijvige mens en al te angstig zijn over de toch onzekere toekomst hoeft dus niet. Voor de kunstenaars uit deze periode zien de organisatoren een ongewoon parcours:
‘Het concept van de lopende band werd uitgevonden door de kunstambachten van de Nederlanden’.
Het in hoog tempo opgebouwde vermogen wordt onder meer geĆÆnvesteerd in kunstproducten. De vraag is niet bij te houden, vandaar dat er door meesters en leerlingen gekopieerd wordt dat het een lieve lust is.
Topwerken illustreren deze Gouden tijd van de Zuidelijke Nederlanden. Vertrouwde namen uit de Brueghelfamilie of Memling en de kunstenaars van zijn atelier wisselen af met te ontdekken kunstenaars en thema’s: de ScĆØnes uit het leven van de heilige Dymphna van Goswyn Van der Weyden (wat een prachtige kleuren om een dergelijk bloeddorstig verhaal te vertellen) of de Narrenhandel van Frans Verbeeck.
Economische lefgozers
Kaarten, meetinstrumenten of navigatietoestellen, al wat de creatieve man nodig heeft, staat uitgestald. En dankzij de ‘Dame aan haar bureau’ van de Meester van de vrouwelijke halffiguren uit het begin van de zestiende eeuw leer je dat vrouwen ook tot de economische lefgozers kunnen behoren. Er werd zorgvuldig gekozen en geselecteerd uit de collecties van Belgische en Nederlandse kunstinstellingen. The Phoebus Foundation, rechtstreeks gelieerd aan Fernand Huts, levert het leeuwendeel van de kunstwerken. Er is geen misverstand mogelijk, deze entrepeneur investeert niet in aflaten, wel in de kunstmarkt. De curator van deze expositie, kunsthistorica en hoogleraar Katharina Van Cauteren, mag zich dan weer ‘stafhoofd’ van de kanselarij van de stichting noemen. Samen schreven ze de vuistdikke catalogus; dat wil zeggen dat ze elk de helft van het boek neerpenden, en beiden verdedigen hierin een eigen visie.
Vragen
Eens buiten blijf je vol van de schoonheid, het coloriet, het technisch vernuft van wat binnenskamers getoond wordt. Maar daarnaast spoken nogal wat vragen door je hoofd, veel vragen… Kun je deze ontwikkeling toeschrijven aan de ‘middeleeuwse’ mens ? En is de zestiende eeuw nog zo middeleeuws? Waren, zonder de terechte trots om de stedelijke welvaart van Vlaanderen en Brabant opzij te schuiven, de Zuidelijke Nederlanden de uitvinders van het veel later gedefinieerde ‘kapitalisme’? Kun je zonder reserves de entrepreneur van vandaag in dit middeleeuwse keurslijf steken? En daar dan ook nog een een ongenuanceerde politieke boodschap uit distilleren? De bezoekersgids met vooraan de foto van de Katoen Natiebaas suggereert van wel. Hij presenteert zich als de tweelingbroer van de zelfzekere advocaat en ondernemer Jodocus Aemszoon van der Burch. Als auteur van de bezoekersgids, de luxueus uitgegeven catalogus en stem van de audiogids verdient Fernand Huts ongetwijfeld de titel van wetenschappelijk avonturier.
Dit is een hoogst persoonlijke visie op kunst en wetenschap en daar kun je als bezoeker beter rekening mee houden. Mogelijk motiveert het sommigen tot bijkomend onderzoek en consulteren ze achteraf alternatieve bronnen. Anderen denken wellicht met plezier terug aan de ‘Nar die door zijn vingers kijkt’, een anoniem kunstwerk geschilderd ca 1520.
De tentoonstelling ‘Voor God en Geld’ Gouden tijd van de Zuidelijke Nederlanden is nog tot 1 januari 2017 te zien in het Caermersklooster in Gent.